74 De wedden van de overige ambtenaren zijn geregeld in staat D. Het doet ons genoegen, dat wij ook ten opzichte van de bezoldiging der ambtenaren, onder dezen staat vallende, voor een groot deel mede kunnen gaan met het advies der des betreffende commissie, de Aigemeene Ambtenarencommissie. De door haar voorgestelde salarisregeling voor de ambtenaren in den rang van schrijver tot en met hoofdambtenaar en voor de met hen in salaris gelijk gestelde ambtenaren achten wij toch zoowel met het oog op de tegenwoordige levens omstandigheden als in het belang van den dienst beslist noodig. Slechts komt het ons rationeel voor, dat aan de hoofdambtenaren niet 4 éénjaarlijksche verhoogingen van 100.worden toegekend, doch 4 tweejaarlijksche verhoo gingen van 150.—, terwijl het salaris voor de hulpklerken, d. z. de beginnelingen, die zich zoowel theoretisch als prak tisch nog met hun werkkring vertrouwd moeten maken, op 7001300.ware te bepalen. Verder dient de wedde van den concierge C in plaats van op 2000—2400. bepaald te worden op 21002500.— in verband met ons voorstel om het mogelijk te maken, dat aan een der gemeente boden de rang van le klasse met eene toelage van 100. wordt toegekend. Het verschil in wedde tusschen den bode le klasse en den concierge C zou anders te gering zijn. Ook met het denkbeeld van de commissie, om het aantal salarisgroepen in staat D zooveel mogelijk te beperken, kun nen wij ons wel vereenigen. Degenen, voor wie eene zelfde salarisregeling geldt zijn dientengevolge in één rubriek onder gebracht. Hierop is slechts een uitzondering gemaakt met betrekking tot het aan de gestichten verbonden personeel, hetgeen gemakshalve, ook al was zulks mogelijk, niet onder andere rubrieken, doch bij elkaar is vermeld, alsook met betrekking tot de hoofden van dienst en hunne adjuncten, voorzooveel dit laatste ons gewenscht voorkwam. Ten opzichte van de salarieering van den amanuensis 2e en le klasse, het verplegend personeel, de tafel- en linnen juffrouw en de adjunct-fröbelonderwijzeres bij de gestichten en de apothekersassistenten, heerscht in de commissie ver schil van gevoelen. Voor de amanuensis 2e en le klasse noemen de organi saties der ambtenaren een wedde van resp. 1800.—/r2200. en 2200.2600.terwijl de hoofden van dienst geen bepaald advies geven. Na raadpleging van de Rijksregeling lijkt ons het voorstel der organisaties zeer zeker te hoog. Waar toch een amanu- ensis-concierge aan eene Rijks-H. B. S. met 3 jarigen cursus een salaris van ƒ1500ƒ2000.-!- heeft en een amanuensis- concierge aan eene Rijks-H. B. S. met 5 jarigen cursus 1600 ƒ2300, daar komt ons een wedde van 1400—1800 voor een amanuensis 2e klasse zonder meer en een wedde van 18002200 voor een amanuensis le klasse zonder meer, ruimschoots voldoende voor. De regeling van het salaris voor het verplegend personeel der gestichten is een moeilijke zaak, omdat zij voor zooveel het interne personeel betreft, ten nauwste samenhangt met den aftrek wegens het genot van kost en inwoning, welke thans ongetwijfeld te laag is en dus door ons moet worden herzien. Trouwens ook de waardeering van de andere emolu menten, zooals het genot van vrij wonen, vuur en licht, zal na de tot standkoming der salarisherziening nader onder oogen worden gezien. De organisaties stellen voor de wedde voor de uitwonende en inwonende verplegenden te bepalen op 1800—2200. en voor de hoofdverplegenden op 2200—2600.met be paling, dat voor kost en inwoning 750.per jaar zal worden afgetrokken. Na nauwgezette overweging komt het ons voor, dat eene verhooging van het loon in handen met ongeveer 30 ook hier de meest billijke regeling is en zeker voldoende, als men in aanmerking neemt, dat intern personeel veel minder van de duurdere tijdsomstandigheden merkt, dan extern per soneel. Thans bedraagt de wedde voor de inwonende verplegers(sters) 3e klasse, d. z. de leerling-verplegers(sters), ƒ650ƒ725.— of na aftrek van 400.— voor emolumenten 250—325.— Met verhooging van dien aftrek tot 600.eene alleszins rationeele hoogere waardeering van het genot van kost en inwoning, zouden wij de wedde willen brengen op 925 ƒ1000.d.i. op 325ƒ400.in handen, een o. i. voldoende bezoldiging, te meer als men in aanmerking neemt, dat boven dien nog 25.voor het eerste gedeelte van het diploma «Zwarte kruis" en eveneens 25.voor het tweede gedeelte van dat diploma per jaar wordt uitgekeerd. De inwonende verp'legers(sters) 2e klasse, die gediplomeerd moeten zijn, ontvangen volgens de bestaande regeling 725 800.verminderd met f 400.of 325400.Eene verhooging tot 1050—1125.— met een aftrek van 600. of een loon in handen van 450525.[- 75.voor het verplicht diploma, d. i. dus van 525—600.—, lijkt ons voor inwonende verplegers(sters) 2e klasse alleszins billijk. De wedde der inwonende verplegers(sters) le klasse be draagt thans 825900.— met een aftrek van f 400.of ■f 40,6—f 500.in handen. In den vervolge ware de wedde te bepalen op 12001275.—, verminderd met 600. of 600675.— in handen, benevens 75.per jaar bij bezit van het diploma. Voor de uitwonende verplegers(sters) 2e en le klasse is resp. 14001800.en 16002000.- uitgetrokken, terwijl voor de interne hoofdverplegers(sters) A en B, met verhooging van den aftrek van 500.— tot 800.een wedde van resp. 1750.—2050.en van 1800—2100.— wordt voorgesteld. Het loon in handen wordt dan voor de hoofd verplegers(sters) A van f 700950.gebracht op f 950—1250.en voor de hoofdverplegers(sters) B van 750—1000.- op 1000—1300.—. Met betrekking tot de apothekers-assistenten stellen wij U voor de wedde te bepalen op f 16002000.voor de assistente der gestichten en op 18002200.voor de overige assistenten. Een salaris van 22002600.—zooals de organisaties opgeven, lijkt ons mede in verband met de voor anderen voorgestelde verhoogingen, niet voldoende ge rechtvaardigd. De voor de adjunct-fröbelonderwijzeressen en voor de tafel en linnenjuffrouwen voorgestelde verhoogingen zijn zooveel mogelijk in overeenstemming met de verdere verhoogingen. Ook voor de tafel- en linnenjuffrouwen, die intern zijn, hebben wij ons een aftrek van ƒ600.— in plaats van 400.—gedacht. De voor het huishoudelijk personeel, dienstboden, naaisters enz door de Aigemeene Werkliedencornmissie voorgestelde salarisregeling en aftrek heeft onze instemming en behoeft hier geen nadere toelichting. Uit den staat is geschrapt de onderwijzer van «Voorgeest", aangezien deze op dezelfde wijze behoort bezoldigd te worden als zijne colffga's aan de buitengewone school voor lager onderwijs (school voor zwakzinnige kinderen). De aparte vermelding in den staat kan dus vervangen worden door een besluit, waarbij die gelijkstelling wordt vastgelegd. Ook de adjunct-Directrice kan uit den staat worden geschrapt, aan gezien die functie is opgeheven, terwijl het hoofd der huis houding, dat in de plaats van de adjunct-Directrice gekomen is, onder de administratieve ambtenaren is ingedeeld. Met de salarisverhooging voor de genoemde ambtenaren moet uit den aard der zaak eene verhooging voor de overige ambtenaren in staat D gepaard gaan. Ook ten opzichte van hen kunnen de dure tijden en in het bijzonder het belang van den dienst als argument worden aangevoerd. Houdt de bezoldiging van de hoogere ambtenaren en van de chefs van dienst geen gelijken tred met de salarieering elders, dan loopt men groot gevaar, dat de bestaande functionnarissen vertrekken en dat geen geschikte opvolgers zich aanmelden. De praktijk heeft dit ook hier ten duidelijkste aangetoond. Percentsgewijze is de voor de hoogere ambtenaren voorge stelde verhooging echter natuurlijk lager dan voor de ambte naren met eene geringere bezoldiging. In staat D hebben wij nog opgenomen den rang van Administrateur, in verband waarmede de minder juiste benamingen adjunct-administrateur, administrateur 3e klasse enz. zijn veranderd in adjunct-administratief ambtenaar, administratief ambtenaar 3e klasse enz. De Administrateur zal in rang komen te staan boven den Referendaris en is voorloopig speciaal met het oog op de Lichtfabrieken in den staat opgenomen. In verband met de voor de verschillende hoofden van dienst voorgestelde verhoogingen is het billijk, dat ook de trakte mentsregelingen, welke voor den Commissaris van Politie, den Gemeente-Ontvanger en den Gemeente-Secretaris zijn vastgesteld, worden herzien. De laatste herziening is toch voor hen op hetzelfde tijdstip ingegaan, als voor de overige hoofdambtenaren. Vermits hunne traktementen echter voor- zooveel dén Commissaris van Politie betreft door de Kroon en voorzooveel den Ontvanger en den Secretaris betreft door de Gedeputeerde Staten worden vastgesteld, geven wij U in overweging ons te machtigen de noodige stappen te doen, om tot vaststelling van de dezerzijds voorgestelde nieuwe regeling te geraken. Ten slotte willen wij nog een drietal punten onder Uwe aandacht brengen. In de eerste plaats zal het U uit het bovenstaande duidelijk zijn geworden, dat het ons voorkomt, dat in hoofdzaak met eene wijziging van de salarisregeling moet worden volstaan. Voor eene herziening van de verordening, afgezien van de in artikel 2 bedoelde staten, is thans geen aanleiding. Evenmin is o. i., zoo kort na de laatste wijziging d.d. 1 Mei 1919, eene herziening der groepenindeeling, afgezien van de in staat D aangebrachte vereenvoudiging en de toevoeging van een 6e groep aan staat A, op dit oogenblik gewenscht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 2