85 twee maanden na de betaling een Rijksmeetbrief'wordt aan geboden, wordt, tenzij de schatting het gevolg was- van wei gering om het stuk te vertoonen, het te veel berekende teruggegeven. Art. 3. De belasting is verschuldigd door den schipper of eigenaar van het vaartuig, hetwelk het gemeentewater binnenkomt. Art. 4. De belasting voor houtvlotten is verschuldigd door den schipper of eigenaar van het houtvlot. Art. 5. Aan deze belasting zijn niet onderworpen: a. De roeiboot bij een vaartuig behoorende, waarvoor havengeld verschuldigd is. b. Nieuw gebouwde vaartuigen, die voor de eerste maal vaarklaar zijn gemaakt en geen lading in hebben. c. Houtvlotten geborgen in gemeentevvater, daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen. d. Vaartuigen en houtvlotten, de gemeente Leiden binnen varende van en naar gemeenten aan den Rijn bewesten Leiden, naar en uit het Rijn-Schiekanaal en naar en uit den Rijn in de richting Galgewater, Oude Vest, Haven en Schrij- versbrug, mits de gemeente doorvarende zonder te laden of te lossen of aldaar laoger te vertoeven dan voor de door vaart noodig is en mits de schipper voorzien is van een doorvaartkaart, welke na binnenkomst aan den eersten haven- post kosteloos wordt verstrekt en door den schipper in ont vangst genomen moet worden en bij het verlaten der gemeente door' hem aan den laatsten havenpost moet worden afgegeven. e. Roeibootjes van 2 M3. of minder inhoudsgrootte. f. Vaartuigen, die blijkens eene schriftelijke verklaring van den Directeur der Gemeentewerken in dienst van de gemeente worden gebruikt. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op 1 Juli 1920. Op dat tijdstip vervalt de verordening van 10 October 1912, (Gemeenteblad n°. 29), regelende de heffing van eene belasting onder den naam van «Havengeld" te Leiden. II. VERORDENING regelende de invordering van de belas ting onder den naam van „Havengeld" in de gemeente Leiden. Artikel 1. De invordering van deze belasting geschiedt door de amb tenaren, daartoe door Burgemeester en Wethouders aangesteld. De ambtenaren leggen, alvorens hunne betrekking te aan vaarden, in handen van Burgemeester en Wethouders den eed of de belofte af, dat zij de aan hunne betrekking verbon den verplichtingen eerlijk en vlijtig zullen vervullen. Art. 2. Dte betaling geschiedt dadelijk na aankomst van het vaar tuig of vlot of de vorming van dit laatste aan het eerst aan wezige havenkantoor, tegen kwitantie van de met de invor dering belaste ambtenaren. Indien het havengeld bij wijze van abonnement betaald wordt, moet het voor het volle bedrag worden voldaan bij de eerste aankomst in elk jaar of zoo het vaartuig zich bij den aanvang van het jaar in de gemeente bevindt in de eerste helft der maand Januari. Art. 3. Het bewijs, dat de belasting is voldaan moet steeds aan boord van het vaartuig aanwezig zijn. De schipper, of die hem vervangt, is gedurende zijn verblijf in de gemeente verplicht dat bewijs op de eerste vordering van de in artikel 1 genoemde ambtenaren te vertoonen, bij gebreke waarvan hij alsnog het havengeld verschuldigd is. Art. 4. Overtreding of ontduiking van de bepalingen dezer veror dening of van die op de heffing, poging daartoe of mede plichtigheid daaraan, wordt gestraft overeenkomstig de bepa lingen van de artikelen 271 en volgende der Gemeentewet. Art. 5. De in artikel 1 genoemde ambtenaren houden registers, waarin zij de ontvangen havengelden behoorlijk opteekenen. Die gelden worden elke maand of zooveel vroeger als Burgemeester en Wethouders noodig oordeelen door hen bij den°Gemeente-Ontvanger verantwoord en gestort. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op 1 Juli 1920. Op dat tijdstip vérvalt de verordening van 27 Juli 1905 (Gemeenteblad No. 22), regelende de invordering van de belasting onder den naam van «Havengeld" in de gemeente Leider. III. VERORDENING regelende de heffing van eene belasting onder den naam van „Bruggeld" in de gemeente Leiden. Artikel 1. Voor het ten gerieve van de scheepvaart openen van de van gemeentewege gemaakte bruggen wordt eene belasting geheven onder den naam van «Bruggeld", volgens onderstaand tarief: westen Leiden naar en uit het Kiju-bchieKanaai en naai en uit den Rijn in de richting Galgewater, Oude Vest, Haven en Schrijversbrug, wordt geen bruggeld geheven, mits de gemeente doorvarende zonder te laden of te lossen of aldaar langer te vertoeven dan voor de doorvaart noodig is en mits de schipper voorzien is van een doorvaartkaart, welke na binnenkomst aan de eerste brug kosteloos wordt verstrekt en door den schipper in ontvangst genomen moet worden en bij het verlaten der gemeente door hem aan den brugwachter van de laatste brug moet worden afgegeven. Art. 2. Het bruggeld is verschuldigd voor iedere maal, dat een vaartuig, waarvoor de brug geopend moet worden, deze doorvaart. Art. 3. Voor vaartuigen, die op last van den Directeur van den Havendienst van ligplaats veranderen, of die blijkens eene schriftelijke verklaring van den Directeur der Gemeentewerken in dienst der gemeente worden gebruikt, is geen bruggeld verschuldigd. Art. 4. Gedurende het geheele jaar wordt voor de toepassing van het in artikel 1 bedoelde tarief beschouwd: als gewone tijd: de werkdagen van des morgens G tot des avonds 8 uur; als buitengewone tijdhet overig deel der werkdagen en de Zondagen, de Nieuwjaarsdag, de Goede Vrijdag, de tweede Paaschdag, de tweede Pinksterdag, de Hemelvaartsdag en de beide Kerstdagen. Art. 5. Het laadvermogen wordt bepaald overeenkomstig den van kracht zijnden Rijksmeetbrief of daarmede krachtens wette lijke bepalingen gelijkgestelde documenten, een en ander met inachtneming van denzelfden voet van herleiding, als krachtens wettelijke bepalingen door het Rijk is voorgeschreven. Bij gemis van een meetbrief kan het op de ijkplaat aan geduide laadvermogen tot grondslag voor de heffing dienen. Bij gebreke van een en ander of bij weigering om den meetbrief te vertoonen, wordt het laadvermogen van het vaartuig door den ambtenaar, met dé invordering der belas ting belast, geschat en is de belasting naar die schatting verschuldigd. Wanneer de belasting naar schatting is geheven en binnen Een vaartuig van 10 ton en daaronder Een vaartuig van 11 toten met 20 ton Een vaartuig van 21 tot en met 30 ton Een vaartuig van 31 tot en met 40 ton Een vaartuig van 41 tot en met 50 ton Een vaartuig van 51 ton en daarboven Van vaartuigen van en naar gemeenten aan den Rijn be- f 0.05 f 0.10 0.10 0.15 0.30 0.20 0.25 0.50 0.30 0.60 Laadvermogen van het vaartuig waarvoor het bruggeld wordt geheven. Bedrag van het bruggeld op gewonen tijd van openen. buiten den gewonen tijd van openen. O ic O O O

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 13