MAANDAG 29 MAART 1920. 147 niet te snappen dat het er alleen om te doen was om met die paar Christelijke arbeiders de rest van de burgerlijke heeren naar binnen te loodsen, zullen inzien dat zij zich vergist hebben toen zij dachten dat hunne vertegenwoordigers zooals zij dat noemen, in den Raad hunne belangen zouden verdedigen. Ik hoop, dat de volgende verkiezingen zullen uitwijzen, dat de Christelijke arbeiders uit deze zaak wat geleerd hebben dat zij den meest wijzen en zekeren weg zullen kiezen en dat zij, hoewel zij van huis uit Christelijk zijn, geen bezwaar zullen maken om de sociaal-democratische groep in den Raad zoo sterk mogelijk te maken. De heer Elkerbout. M. d. V. Het is mij een waar genoegen als ik van sociaal-democraten iets leeren mag, waardoor ik in deze ook aan hunne zijde zou kunnen staan. Maar het schemert mij op het oogenblik. Te Zaandam heeft men een progressieve regeling van den gasprijs gehad én men is ervan afgestapt. Waar moet ik mij nu aan houden? Als men juist in Zaandam, waar men toch verwachten mag dat men een gezonde regeling heeft getroffen, daarop terugkomt, dan ben ik toch wel een beetje huiverig om hier aan een dergelijk voorstel mijn stem te geven. Ik meen werkelijk mij in de lijn van de heeren te bewegen, wanneer ik mij verzet tegen een progressieve gasprijsregeling. De heer Kuivenhoven. M. d. V. Er wordt aan de Christe lijke arbeiders verweten, dat zij niet met de mannen der S D. A. P. medegaan. Dat kunnen zij niet en ik begrijp niet, dat men dat van de Christelijke arbeiders verwacht. Ik zie niet in, waarom zij juist zouden moeten zijn voor een progressieve gasprijsregeling. Waarom moet een arbeider, die Christelijk is, dan juist met een S. D. A. P-er medegaan? Dat kan niet. Bovendien vergete men niet, dat wij geen partijbelangen behartigen maar het gemeentebelang; daarvoor zitten wij hier als Christelijke arbeidersvertegenwoordigers. Wij maken bier geen progaganda voor een partij, ook niet voor de arbeiderspartijmaar wij komen hier voor het gemeente belang op. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van de heeren Dubbeldeman en van Stralen wordt in stemming gebracht en met 15 tegen 13 stemmen ver worpen. Tegen stemmen de heeren: Eikerbout, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, de Lange, A. Mulder, Sijtsma, J. P. Mulder, Splinter, van Hamel, Wilmer, van Gruting, Huurman en Oostdam. \óór stemmen de heeren: Dubbeldeman, van Tol, van der Zeeuw, van Stralen, Kuivenhoven, de la Rie, Groeneveld, van Weeren, Knuttel, Oostveen, Bisschop, Heemskerk en Mevrouw DubbeldemanTrago. (De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen.) Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver volgens in stemming gebracht en met 19 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: van Tol, Eikerbout, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, de Lange, Kuivenhoven, A. Mulder, Sijtsma, J. P. Mulder, Splinter, van Hamel, Wilmer, van Gruting, Huurman, Bisschop, Heemskerk en Oostdam. Tegen stemmen de heeren: Dubbeldeman, van der Zeeuw, van Stralen, de la Rie, Groeneveld, van Weeren, Knuttel, Oostveen en Mevrouw DubbeldemanTrago. b. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914 (Gemeenteblad No. 36) betreffende de levering van. Gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden; (Zie Ing. St. No. 105.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen I, II en III worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel IV, luidende: »In het eerste lid van artikel 12 en het derde lid van artikel 17 wordt in plaats van gelezen 3. De heer Heemskerk. M. d. V. Iri dit artikel wordt voor gesteld om aan degenen, bij wie wegens wanbetaling de gastoevoer wordt afgesloten, bij het herplaatsen van den meter daarvoor in plaats van f 1.voortaan f 3.in reke ning te brengen. Het is voor mij een raadsel of met die kleine verzegeling en ontzegeling van den meter werkelijk zulk een groot bedrag gemoeid is. Ik begrijp, dat in verband met de stijging der arbeidsloonen de kosten wat hooger zijn dan vroeger, maar ik kan mij niet indenken, dat een bedrag van 3.moet worden betaald om den meter te ontzegelen en den gastoevoer te herstellen. Als het niet hoogst nood zakelijk is, vind ik het een onbillijke behandeling om degenen, die wegens wanbetaling den gastoevoer zien afgesloten en die toch wel niet uit aardigheid weigerachtig zullen zijn om te betalen, doch uit onmacht, op nog hooger kosten te jagen door voor het herstellen van den gastoevoer f 3.in plaats van f 1.te eischen. Ik zou daarom aan den Wethouder willen vragen of dat bedrag van f 3..wel gerechtvaardigd is en of niet kan worden volstaan met 1opdat de be trokken personen niet. door maatregelen, vanwege de gasfa briek doorgevoerd, op nog hooger onkosten worden gebracht. De heer van der Pot. Ik kan den heer Heemskerk de verzekering geven, dat inderdaad een bedrag van f 3.— noodig is om de kosten te dekken. Het is niet een zoo eenvoudige zaak als de heer Heems kerk voorstelt, namelijk het opleggen en weer wegnemen van een zegeltje; er zit meer aan vast. De verordening spreekt van het afsnijden van den gastoevoer. Er worden meer kosten gemaakt en het is billijk dat, wanneer die kosten gemaakt worden omdat iemand de betaling weigert, men die kosten dan ook op hem verhaalt. Het bedrag van f 3.staat sinds jaar en dag in de electriciteitsverordening. De bedoeling is slechts om een onge lijkheid, waarvoor niet de minste reden bestaat, weg te nemen. De heer de Lange. Mag ik de mededeeling van den Wet houder aanvullen met deze opmerking, dat de Directeur in de commissievergadering verklaard heeft, dat bij een tarief van 3.de kosten nog niet geheel gedekt worden; dat het nog maar blijft een tegemoetkoming. De beraadslaging wordt gesloten en artikel IV zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel V wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. c. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914 (Gemeenteblad N°. 37), betreffende de levering van electriciteit door de Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden. (Zie Ing. St. No. 105.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Elkerbout. M. d. V. Ik heb mij reeds in de commissievergadering verklaard tegen een verhooging als waartoe in zake den gasprijs besloten is. Wij hebben ons er tegen verklaard op grond hiervan dat, in tegenstelling met het gasbedrijf, dat over het afgeloopen jaar een nadeelig saldo van /"300000 heeft opgeleverd, het electrisch bedrijf in het afgeloopen jaar nog een winst van ruim 80000 gemaakt heeft, en zelfs in Januari jl. een winst van 53000. Nu geeft dit bedrag van ƒ53000 geen juist beeld van den toestand, aangezien in dat bedrag verschillende posten zitten welke eigenlijk in de maand December hadden moeten inkomen, maar in elk geval staat het electrisch bedrijf er niet zoo voor, dat men zou moeten zeggen dat het met verlies werkt. Op grond daarvan hebben vij gemeend dat een verhooging van den electriciteitsprijs beslist niet noodig was en hebben wij dat afgewezen. De heer de Lange. M. d. V. Ik was niet van plan over deze zaak te spreken, maar nu moet ik toch wel iets zeggen. Ik meen, dat de heer Elkerbout zich vergist. In het voorstel van den Directeur betreffende verschillende prijsver hoogingen was onder meer ook sprake van een verhooging van den prijs van electriciteit voor het gewone gebruik voor verlichting door particulieren van 30 op 35 cent. Daartegen heeft de meerderheid der Commissie zich verklaard, maar niet tegen de andere prijsverhooging. De Voorzitter. Er schijnt een misverstand te bestaan. De heer Elkerbout heeft slechts te kennen willen geven dat hij, bij de electriciteitsprijzen voor gewone verlichting geen reden vond om een verhooging voor te stellen, terwijl hij in de gegeven omstandigheden geen bezwaar had tegen verhooging van den gasprijs. De heer de Lange. Wanneer de heer Elkerbout zich alleen verklaart tegen de verhooging, die niet is voorgesteld, dan behoef ik er niet verder op in te gaan. Ik dacht, dat hij zich verklaarde tegen de voorgestelde verhooging.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 25