438 MAANDAG 29 MAART 4920. Dit zijn de redenen, waarom ik voorloopig nog mij moet ver klaren tegen het denkbeeld, dat in het amendement van den heer Groeneveld belichaamd is. De heer Stijnman. M. d. V. Ik heb bij de behandeling van het praeadvies in het kort mijne meening omtrent de winkel sluiting gezegd en ik heb toen in het licht gesteld, dat mijne bezwaren hoofdzakelijk gelden de algemeenheid van de voor gestelde regeling. In artikel 4 wordt voorgesteld het sluitingsuur te stellen op 8 uur, maar nu meen ik dat meer rekening gehouden moet worden met de belangen van de betrokkenen, waarvoor de verordening feitelijk is vastgesteld. Ik vind de argumentatie van den heer Groeneveld ter ver dediging. van zijn amendement zoo sober, dat hij eigenlijk evengoed 4 uur, 5 uur of welk ander uur ook had kunnen noemen. Ik zie in dat amendement alleen een nog meer du peeren van de bij de winkelsluiting betrokkenen. Ik kan mij aansluiten bij wat de heer Heemskerk ten aan zien, van dat amendement heeft aangevoerd. Ik wil ook erop wijzen, dat wij gevaar loopen daarmede den Zondagverkoop te bevorderen. Verder zullen de kappers en barbiers zeker in een zeer moeilijke positie komen, aangezien die des Zondags niet in staat zijn de klanten te helpen. Ik zou dus den Raad in overweging geven tegen het amen dement van den heer Groeneveld te stemmen. De heer A. Mulder. M.d. V. Ik sta er eenigszins verwonderd over, dat de heer Heemskerk niet met het amendement van den heer Groeneveld medegaat. Mij dunkt, het ligt geheel in zijn lijn. Hij wil voor de winkels in het algemeen het sluitingsuur vervroegen met een uur; maar waarom ook niet des Zaterdags? Hij denkt waarschijnlijk, dat de winkeliers er dan toe zouden moeten komen om ook des Zondags te verkoopen. Daarvoor ben ik geen oogenblik bevreesd; ik geloof daarvan niets. Ik zal stemmen voor het amendement van den heer Groeneveld, omdat ik mij voorstel dat het is een uitkomst voor vele winkeliers. "Wij krijgen nu meer algemeen den vrijen Zaterdagmiddag en nu denkt de heer Heemskerk zich een opeenhooping van klanten op dien middag. Ik geloof er niets van; ik denk, dat die klanten zich op den Zaterdagmiddag veel meer zullen verdeelen. Dat ligt voor de hand. Er komt veel meer vrije tijd; de tijd is veel langer, Als de tijd verkort werd, dan had het bezwaar van den heer Heemskerk meer zin. Er komt nog iets bij. Hoe menig winkelier hebben wij nu al niet hooren zuchten: tot 41 uur open en dan moeten wij nog beginnen met ons boeltje op te knappen en den winkel schoon te maken; het wordt bijna middernacht eer wij eigenlijk tot rust komen. Ik heb er genoeg over gesproken, dat ik er niet verder op zal ingaan. Ik zal op de gronden, welke ik heb aangegeven, stemmen voor het amendement van den heer Groeneveld. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik wensch naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen een paar woorden te zeggen. Ik begrijp absoluut niets van de argumentatie van den heer Heemskerk. Hij zegt, dat het door den vrijen Zaterdagmiddag zooveel drukker in de winkels is geworden. Dat begrijp ik niet. Koopen de menschen meer schoenen of kleeren of eten? Geen kwestie van, zij hebben dezelfde behoeften als vroeger en koopen niet meer. Vroeger moesten zij hun inkoopen doen na 's avonds 7 uur, waardoor de winkels langer moesten open blijven, maar thans kunnen de menschen al om 1 uur gaan koopen, zoodat de drukte over meer uren verdeeld is en er dus geen sprake van is, dat de winkels als gevolg van den vrijen Zaterdagmiddag langer moeten open blijven. Dat argu ment houdt derhalve geen steek. In de tweede plaats wil ik er op wijzen, dat ook het belang van het personeel er bij gemoeid is, want, als de winkels langer open blijven, is in de groote winkels het personeel ook langer in dienst. Aan dergelijke lange arbeidsdagen moet een einde komen, te meer omdat ook na het sluiten van den winkel voor het personeel nog allerlei werkzaamheden zijn te verrichten. Tenslotte blijf ik er bij, dat het hier "gaat om het vast leggen van een bestaanden toestand. De winkels, die open zijn na 10 uur, zijn uitzonderingen en benadeelen de winkels, die vroeger sluiten. De heer van der Lip. M. d. V. Ik wensch met een enkel woord het amendement van den heer Groeneveld te bestrijden. Ik begin met er aan te herinneren, dat pas een jaar geleden het sluitingsuur op Zaterdagavond van 42 tot 44 uur is teruggebracht. Daarvoor was toen alle reden, omdat bij een enquête, die toen gehouden is onder de winkeliers, gebleken was dat de overgroote meerderheid er vóór was, maar nooit is gebleken van een verlangen om het sluitingsuur weder een uur te vervroegen. Mijnheer de Voorzitter. Ik hoor daar zeggen, dat er 160 winke liers vóór waren, maar dat is toch een klein getal. Het voorstel van den heer Groeneveld is, naar mijne meening, een willekeurig voorstel, wij weten niet hoe de winkeliers er over denken. Het kan op Zaterdagavond druk zijn in de winkels en men moet hierbij niet uit het oog verliezen, dat volgens de ver ordening een winkel geacht wordt voor het publiek geopend te zijn wanneer er winkelbedienden werkzaam zijn. De win keliers zullen dus niet alleen om 10 uur moeten sluiten, maar bovendien zal er ook na 10 uur geen bediende meer in werkzaam mogen zijn, zoodat alle werkzaamheden vóór dien tijd zullen afgeloopen moeten zijn. Dit lijkt mij nog al bezwarend. Dan nog dit. Onder de bepaling zullen ook vallen de barbiers- en kapperssalons, en nu kan men wel zeggen, dat de menschen best 's middags hun inkoopen kunnen gaan doen, maar dat gaat niet op voor de kappers en barbierszaken. Er zijn menschen, die 's Zaterdags laat in de stad komen, en die zouden dan geen gelegenheid meer hebben zich te laten scheren, terwijl de kapperszaken op Zondag dicht moeten zijn. Ook daarmede moet men dus rekening houden. Ik geloof daarom dat het verstandig zal zijn het amendement van den heer Groeneveld niet aan te nemen. De heer Groeneveld. M. d. V. De enquête van een jaar geleden kan niet door den heer van der Lip als een aldoend argument gebruikt worden. Verleden jaar was de vraag of het sluitingsuur van 12 op 11 en eventueel op 4Ü zou wor den gebracht en nu kan ik mij voorstellen, dat er toen winke liers zijn geweest, die in principe wel vóór 10 uur waren, maar den sprong van 12 op 10 uur te groot vonden. Voor dat argument van den heer van der Lip gevoel ik dus niets. Verder wil ik doen opmerken, dat op 42 December 1918.... De heer van der Lip. Het voorstel is behandeld op 16 Januari 4919. De heer Groeneveld. Dat doet niet ter zake, want ook toen was de vrije Zaterdagmiddag nog niet zoo ingeburgerd. Dat is vrij plotseling gegaan en dat is ook de reden waarom de winkeliers er nu anders tegenover staan dan toen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Groeneveld wordt in stem ming gebracht en met 15 tegen 13 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren van Tol, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, de Lange, Stijnman, Splinter, van Hamel, Wilmer, van Gruting, Huurman, Bisschop, Heemskerk en Oostdam. Vóór stemmen de heeren Dubbeldeman, van der Zeeuw, Eikeibout, van Stralen, Kuivenhoven, de la Rie, Groeneveld, A. Mulder, Sijtsma, J. P. Mulder, van Weeren, Knuttel en mevr. DubbeldemanTrago. Art. I wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Thans is aan de orde het amendement van de heeren Wilmer en Stijnman. Het amendement, dat hetzelfde inhoudt als de motie, is reeds voldoende toegelicht. Wordt het amendement ondersteund Aangezien het amendement ondersteund wordt, maakt het een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De heer Groeneveld. M. d. V. Naar aanleiding van het amendement van de heeren Wilmer en Stijnman wil ik doen opmerken dat, het moge misschien wettelijk niet verboden zijn, ik er toch bezwaar tegen heb dat hier op een dergelijke manier de zaken behandeld worden. Verleden week heeft de heer Wilmer een motie ingediend, welke verworpen is met 44 tegen 43 stemmen, en nu heelt hij, blijkbaar in de hoop, dat hij hier heden zou aantreffen een andere Raadssamenstelling, een amendement ingediend om te trachten zijn verleden week verworpen motie alsnog te redden. Ik geloof niet, dat dit de methode is waarop wij de zaken moeten behandelen. De heer van der Lip. M. d. V. Er zijn enkele heeren, die het den heer Wilmer kwalijk nemen, dat hij heden komt met een amendement, terwijl zijne motie 8 dagen geleden ver worpen is. Ik kan de meening van die heeren niet deelen; dat is meermalen hier geschied en daarop heeft nog nooit iemand eenige aanmerking gemaakt. Om bij hetzelfde onderwerp te blijven, dat ons thans bezig houdt, in het eind 4918 heeft de Raad ook een motie aange nomen om de 8 uursluiting in te voeren; naar aanleiding daarvan is toen de Commissie voor de Strafverordeningen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 16