64
MAANDAG 2 FEBRUARI 1920.
De heer Sijt,«ma. Dat had ik hier ook gewild.
Wanneer, alvorens de schoenen aangeschaft waren en ver
kocht werden, aan de verschillende organisaties was gevraagd
neemt gij er een 1000 voor uw rekening, gij 500, enz., dan
ware dat een betere koopmansgeest. Dan hadden de organi
saties de schoenen bij hare leden aanbevolen en wij weten
dat, als die iets aan hare leden aanbevelen, daaraan ook ge
volg gegeven wordt.
De heer Knuttel. Dat is alles mosterd na den maaltijd.
De Voorzitter. Dat is het toch niet. Die dingen gebeuren
altijd, maar men heelt het niet gewild.
Indertijd is in overleg met de organisaties ook klipvisch
aangeschaft, maar toen het zoover was, is er gezegd: die
visch is niet goed. Die visch is wel goed; ik heb ze herhaaldelijk
gegeten. Zij is ook buitengewoon goedkoop. Gerekend naar
het eiwitgehalte is vleesch 5, 6 ja 7 maal zoo duur als klipvisch.
Maar er werd gezegd: neen, dat moet ge niet hebben; het
is van de gemeente.
De heer de Lange. Met genoegen heb ik vernomen, dat de
Bestuurdersbond beter schoenen kan verkoopen dan de
gemeente. Ik hoop, dat wij aan deze schoenen tenslotte
gemeentelijk geen strop zullen hebben en dat Burgemeester
en Wethouders er goed nota van zullen nemen, dat de
Bestuurdersbond dergelijke dingen beter kan behartigen dan
de gemeente.
De heer Knuttel. Daarom moeten wij den Staat afschaften.
De heer Heemskerk. M. d. V. Met genoegen heb ik deze
bespreking aangehoord. Ik zal niet ingaan op de door den
beer Stijnman omtrent de schoenen gestelde vraag, maar wil
alleen even terugkomen op een passage in de rede van den
Voorzitter, welke mij eenigszins bevreemd heeft.
De Voorzittter zegt: op dit oogenblik hebben wij nog niet
voldoende textielgoederen om daarvan ook aan inwoners van
andere gemeenten te kunnen verkoopen. Ik zou daaruit de
logische gevolgtrekking moeten makenindien er van die
artikelen hier genoeg was, dan zou daarvan bijvoorbeeld ook
aan inwoners van omliggende gemeenten verkocht kunnen
worden.
Het is natuurlijk een logisch standpunt, gelijk de heer
Sijtsma reeds uiteengezet heeft, dat, nu de schoenen door de
inwoners van Leiden niet gekocht worden, dit artikel aan
inwoners van andere gemeenten verkocht wordt; maar het
kan toch niet de bedoeling van deze gemeente zijn, dat zij
voor de bewoners van andere gemeenten zorgt.
Ik meen dan ook Mijnheer de Voorzitter, dat Uw betoog
op dit stuk niet geheel juist is; het zal zoo moeten worden
opgevat, dat alleen in tijden van nood, wanneer het artikel
hier niet weg wil, het naar elders wordt verkocht.
De Voorzitter. De zaak staat aldus.
Het is niet de bedoeling van het gemeentebestuur een cate-
gorie van zijne ingezetenen te benadeelen, maar het is de
plicht van het gemeentebestuur om prijsregelend op te treden
en dus goederen te verkoopen wanneer dat werkelijk noodig
is. Heelt men nu te maken met goederen, die grif weggaan,
dan is het niet de taak van het gemeentebestuur om voor
andere gemeenten te zorgen, maar gesteld een keer, dat het
publiek voor de door mij vastgestelde prijzen niet koopt en ik
met eenige balen katoen blijf zitten, dan moet ik die toch
kwijt. Ik kan ze niet opeten.
De heer Groeneveld. M. d. V. De heer de Lange heeft ge
constateerd, dat de Bestuurdersbond beter schoenen kan ver
koopen dan de gemeente. Dat heeft natuurlijk een reden en
die is hierin gelegen, dat de Bestuurderbond, als hij schoenen
verkocht hij kan dat moeilijk doen, omdat hij niet over
voldoende kapitaal beschikt het anders zou doen dan de
gemeente het doet. De gemeente doet het aldus: zij verkoopt
schoenen, welke voor het geld heel goed zijn; dan komt er
een winkelier zeggen, dat zij niet goed zijn, en dan zwijgt de
gemeente en laat dat over zich heen gaan. De Bestuurders
bond zou zijn waar niet op die wijze laten afkammen.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOOM.