MAANDAG 2 FEBRUARI 1920.
63
belang achten, als er een organisatie of commissie was, die
dergelijke geschillen onder de oogen kon zien en behandelen.
Ik wees reeds op het feit, dat bijvoorbeeld met November
de transportorganisaties in de Rijksregeling opgenomen zijn
en daaruit ziju verschillende moeilijkheden voortgevloeid; en
daarbij doen zich nog herhaaldelijk moeilijkheden voor. Als
er een commissie van advies bestond, welke die moeilijkheden
onder de oogen kon zien, dan zou dat zeer in het belang van
de betrokken werklooze personen zijn.
Het komt voor, dat door het gemeentelijk werkloozenfonds
uitkeering geweigerd wordt aan personen die volgens dat
fonds daarvoor niet in aanmerking komen, bijvoorbeeld naar
aanleiding van klachten van patroons, die beweren dat de
betrokken personen door eigen schuld ontslagen zijn. Daarbij
wordt dan klakkeloosafgegaan op de beweringen van die
heeren patroons en 'wordt aangenomen dat de patroons gelijk
hebben en de werkloozen ongelijk.
Ik acht het dus van buitengewoon groot belang, dat er
zoo spoedig mogelijk een dergelijke commissie komt om zulke
gevallen te onderzoeken en Burgemeester en Wethouders te
adviseeren ten aanzien van hetgeen daaruit voortvloeit. Ik
blijf er bij, dat het ongewenscht is er nog langer mede te
wachten.
De Voorzitter. Ik heb met belangstelling naar het betoog
van den heer van Stralen geluisterd, maar ik moet toch be
twijfelen of hetgeen hij gezegd heeft nopens de vele klachten,
welke hem ter oore gekomen waren, juist is; mij is daarvan
nooit iets ter oore gekomen. Het lijkt mij dan ook het beste,
dat de heer van Stralen de concrete feiten, welke hem op dit
stuk bekend zijn, schriftelijk ter kennis* van Burgemeester en
Wethouders brengt; dan kunnen wij die onder de oogen zien.
Ik meen juist, dat de geheele regeling vrij goed en vlug
van stapel geloopen is; ik heb nimmer klachten vernomen
over de werking van het werkloosheidbureau. De heer van
Stralen is de eerste die daarmede komt.
Uit den aard der zaak zijn het in hoofdzaak niets dan tech
nische bezigheden, welke Burgemeester en Wethouders te
doen krijgen. Het is slechts gewoon medebetalen aan de con
tributie en nakijken hoe de administratie gevoerd wordt door
de verschillende kassen.
Intusschen, ik wil gaarne deze zaak ter harte nemen en
haar nog eens bespreken.
Zooals gezegd, mij zijn nooit klachten ter oore gekomen en
het is beter als de heer van Stralen de hem bekende feiten
op dit stuk schriftelijk ter kennis van Burgémeester en Wet
houders brengt.
Ook verneem ik thans voor het eerst, dat wel de patroons
gehoor vinden en niet de werkloozen. Het zou mij verbazen
als het inderdaad zoo was; het ligt althans niet in den aard
van dengene, die thans deze bezigheden voor de gemeente
waarneemt.
Verlangt thans nog iemand het woord?
De heer Stijnman. M. d. V. Gaarne zou ik antwoord krijgen
op de door mij schriftelijk ingediende vraag.
De Voorzitter. Ik heb de* schriftelijke vragen van den heer
Stijnman eerst gekregen Zaterdagmiddag, een half uur vóór
dat ik het Stadhuis moest verlaten, aangezien het des Zater
dags te 1 uur gesloten wordt.
Ik heb dus bitter weinig 'tijd gehad om inlichtingen in te
winnenik had de* vragen dan ook gaarne des Dinsdags of
Woensdags in mijn bezit gehad. Ik heb desniettemin getracht
mij zooveel mogeiijk op de hoogte te stellen.
De vraag van den heer Stijnman luidt:
«Waarom worden de door de gemeente aangekochte en ge
distribueerde schoenen ook verstrekt aan inwoners van om
liggende gemeenten, in tegenstelling met dergelijke artikelen
zooals katoen, enz."
Ik kan hierop antwoorden, dat tot den verkoop vanAme-
rikaansche schoenen aan inwuners van omliggende gemeenten
eerst is overgegaan, nadat gebleken was, dat door de inwoners
van Leiden zoo goed als geen schoenen meer werden gekocht.
Verscheidene malen is door inwoners van omliggende ge
meeriten verzocht, of zij van de gemeente Leiden Amerikaan-
sche schoenen konden betrekken. Het spreekt vanzelf, dat aan
dit verzoek werd voldaan, toen bleek dat door de inwoners
van Leiden van de aanbieding zoo goed als geen gebruik
werd gemaakt.
De kwestie is hier, dat, wanneer wij in eens aan de Ge
hoorzaal komen met goedkoop goed, het grif van de hand
gaat, maar, wanneer wij dat gedurende geruimen tijd doen,
er gezegd wordt: wat de gemeente verkoopt is gemeen goed.
En dan blijven wij er mede zitten. Het is wel vreemd, dat in
den Haag, waar de schoenen direct door den Bestuurdersbond
zijn aangeschaft, de verkoop zeer vlot is gegaan. In Utrecht
waren 4000 paren direct weg en zelfs in een plaats als Gel-
dermalsen zijn 1000 paren grif van do hand gegaan. Hier ter
stede heeft men de verkoopplaats een beetje geboycot of liever
gepost, zoodat de menschen er liever niet binnengingen. Dat
is de reden waarom niet alle schoenen zijn verkocht en na
tuurlijk, als er schoenen over zijn, verkoopen wij die ook aan
ingezetenen van andere gemeenten.
De heer Sijtsma. M. d. V. Is hiermede de zaak uit of kunnen
wij er nog over spreken?
De Voorzitter. Het is een interpellatie en daarover kunnen
alle heeren spreken.
De heer Sijtsma. Toern gij die vraag voorlaast, kwam zij
mij niet erg begrijpelijk voor. Is het de bedoeling van den
heer Stijnman dat die schoenen niet naar buiten verkocht
mogen worden, of vindt hij dat goed en meent bij, dat het
zelfde met het katoen moet gebeuren? Dit laatste moeten wij
er eigenlijk uit lezen, doch het tegendeel zal wel bedoeld zijn.
De heer Stijnman. M. d. V. Ik wilde alleen weten waarom
de schoenen aan ingezetenen van buitengemeenten werden
verkocht en het katoen niet.
De Voorzitter. Ik ben Burgemeester van Leiden, niet van
omliggende gemeenten, maar, wanneer ik terwille van het
publiek in deze stad eenige artikelen heb ingeslagen en ik
blijf er mee zitten, dan verkoop ik ze ook aan anderen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik dacht het wel, maar zooals
het in de vraag van den heer Stijnman stond, kon het ook
wezen, dat de gemeente naar het oordeel van den heer Stijnman
niet ver genoeg ging en dat zijns inziens hetgeen met de
schoenen gebeurde, eveneens met het katoen moest plaats
hebben. Dat is blijkbaar niet de bedoeling geweest en dat
lijkt mij ook goed. De gemeente heeft gemeend goed te doen
door in den tijd, toen de schoenen zeer duur waren, 2000
paar aan te schaffen en die tegen circa f 12.per paar
het is nu nog goedkoop ter beschikking van de ingezetenen
te stellen. Was de gemeente een goede koopvrouw geweest,
zooals gewone winkeliers, dan was zij er nog wel mede uit
gekomen, maar zij is te eerlijk geweest, zij heeft gezegdwij
zullen u eens laten kijken welke goede schoenen wij hebben
de pers is er bij uitgenoodigd en toen in tegenwoordigheid
van de winkeliers die schoenen werden uitgerafeld, dacht ik:
het loopt verkeerd. Die schoenen bevielen mij, voorzoover ik
er als leek over oordeelen kan, wel; alleen dat was een
inconvenient was van achteren het zoogenaamde contrefort
van papier en daarvan heeft men misbruik weten te maken,
door er het publiek tegen te waarschuwen alsof de schoenen
slecht waren.
De Voorzitter. In Amerika maakt men dat contrefort zeer
diksvijls van geperst papier, wat zeer sterk is.
De heer Dubbeldeman. Hier te lande ook, bijvoorbeeld in
Noord-Brabant.
De Voorzitter. Uit den aard der zaak hindert het ook niets,
als dat gedeelte van papier is; de bedoeling is alleen om
stevigheid aan den hiel te geven.
De heer Sijtsma. V. d. V. Dat is de reden waarom de win
keliers den verkoop hebben geboycot, maar de menschen, die
de schoenen hebben genomen, zijn er goed mede uit geweest.
De verkoop is echter niet gelukt. De winkeliers hebben hun
zin gekregen, de gemeente was te fatsoenlijk om een tegen
actie op touw te zetten.
Wij bleven zitten met 1000 paar schoenen, a 12.het
paar; het ging dus om een bedrag van f 12000.Nu zal
niemand onzer, die de belangen van de gemeente wil behar
tigen, zeggen nu de schoenen toch moeten opgeruimd worden
zullen wij ze voor een appel en een ei aan een rondreizend
koopman verkoopen. Elk goed Raadslid zal natuurlijk zeggen
als de buitengemeenten die schoenen willen hebben, doet de
gemeente ook een goed werk en bevordert zij ook haar eigen
belang door aan het verzoek van die buitengemeenten te vol
doen. Wij kunnen dan ook niets anders dan dank zeggen aan
Burgemeester en Wethouders, of aan den Burgemeester of
aan den man die deze aangelegenheid leidt, dat de zaak zoo
is aangepakt.
Overigens ben ik van oordeel, dat men de zaak anders had
moeten aanpakken, namelijk zooals te Utrecht het geval is
geweest; men had de organisaties in den arm moeten nemen.
Men voegt mij toe, dat men dat geprobeerd heeft. Dan is
het een fout van de organisaties dat zij, niet hebben willen
medewerken.
De Voorzitter. Alle heeren zijn gein viteerdom tekomen kijken.
In den Haag heeft de Bestuurdersbond de schoenen verkocht.