40
MAANDAG 26
JANUARI 1920.
wij ons, als het in onze kraam te pas komt, beroepen op
het ontwerp-oriderwijswet, maai' dit ontwerp laten schieten,
als het niet in onze kraam te pas komt. Dat verwijt is on
juist en ongegrond. Het voorstel, dat wij straks zullen be
handelen, betreft het onder dak brengen van de leerlingen
der 2e klasse scholen en daarbij is wel degelijk groote haast.
Als er één zaak in Leiden urgent is, dan is het zeker de
vraag hoe wij de leerlingen, van de 2e klasse scholen zullen
plaatsen en zooals de heeren zullen bemerkt hebben, is ons
voorstel juist zoo ingericht dat er zoo weinig mogelijk ver
anderd wordt. Wij loepen hiermede in het geheel niet vooruit
op de nieuwe toestanden die ons op onderwijsgebied te wachten
staan. Niemand zal evenwel beweren, dat de kwestie van de
openbaarheid van de vergaderingen der Plaatselijke School
commissie een zaak van urgentie is. Het verdient daarom
overweging deze zaak thans te laten rusten en haar later,
als het noodig is, opnieuw onder de oogen te zien.
De heer Groeneveld. M. d. V. De heer Huges heeft gezegd,
dat er geen belangstelling zou zijn van de zijde van het publiek.
Ook ik stel mij niet voor, dat het publiek zich op de tribune
zou verdringen om de vergaderingen der Schoolcommissie bij
te wonen, maar in elk geval zou de pers aanwezig zijn en
zouden er persverslagen verschijnen, waardoor het publ'ek op
de hoogte kwam van hetgeen in de Commissie werd behan
deld. Daardoor zou belangstelling voor het onderwijs worden
gewekt.
Dan zegt de heer van der Lip, dat wij moeten wachten
maar waarom moeten wij wachten? Er is geen enkele reden
daartoe. De nieuwe Onderwijswet zal omtrent de al of niet
openbaarheid van de vergaderingen der Schoolcommissies niets
bevattendus dat zal toch hier moeten uitgemaakt worden
en wij kunnen het evengoed thans uitmaken als later.
De Schoolcommissie zal volgens de nieuwe wet uit 5 leden
bestaan, zegt de heer van der Lip; maar ik meen, dat zij
ook uit veelvouden van dat getal kunnen bestaan. Het staat
zeker niet vast, dat die Commissies veel kleiner zullen worden.
In elk geval, de nieuwe onderwijswet behoeft geen enkel
beletsel op te leveren om hier uit te maken, of de "vergade
ringen der Schoolcommissie al dan niet openbaar zullen zijn.
De Onderwijswet zwijgt erover en laat het aan de gemeente
besturen over, nu en in de toekomst. En wij kunnen op de
nieuwe Onderwijswet nog wel zoo lang moeten wachten. Het
kan nog wel jaren durenmisschien komt er nooit iets van
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik sluit mij gaarne aan bij het
geen de heer Groeneveld heeft gezegd.
De heer Huges wijst erop, dat de Raadsvergaderingen ook
niet veel publiek trekkenalleen bij de behandeling van zeer
gewichtige onderwerpen. Maar datzelfde zal men ook zien
gebeuren als gewichtige onderwerpen in de Schoolcommissie
aan de orde komen. In elk geval zal de pers kunnen zorgen
voor publiciteit en dan kunnen de menschen lezen, wat er in
de vergaderingen der Schoolcommissie voorgevallen is, welke
stroomingen daar gewerkt hebben en welke argumenten er
gebezigd zijn.
Dit mag de heer Oostdam ook bedenken. Als ik een beetje
ondeugend mocht zijn zooals de heer Oostdam zelf heel dik
wijls is, dan zou ik zeggen: de heer Oostdam meent dat de
menschen, als zij in het publiek spreken, niet bezadigd kun
nen zijn. Dat zou voor Raadsleden ook een beschuldiging
kunnen zijndan zouden wij ook spreken voor de tribune.
Daar is veel van aan, voegt de heer Oostdam mij toe. De
heer Oostdam zal het beste over zijn eigen gevoelens kunnen
oordeelen; maar ik kan verklaren, dat ik niet aarzel om tegen
den zin van de publieke tribune te spreken, wanneer ik meen
dat het in het belang der gemeente is, en ik meen dat anderen
dat ook zullen doen. Dat hoort althans zoo. Maar over de
innerlijke roerselen van den heer Oostdam mag ik niet
oordeelen.
De Wethouder zegt: de Schoolcommissie is slechts een
raadgevend lichaam, en zal later bestaan uit 5 leden2 on
derwijzers, 2 ouders en nog een ander, of uit veelvouden
daarvan. Maar dat doet aan het werk der Commissie niets
af en ook niet aan de noodzakelijkheid van de openbaarheid
harer vergaderingen. De zaken worden er evengoed in het
belang van de school besproken en de publieke opinie zal dan
kunnen beoordeelen in welken geest dat geschiedt. In dezen
tijd, nu men meer en meer afkeerig is van onder-onsjes en
liever de openbaarheid gehuldigd ziet, vind ik er heelemaal
niets tegen om ook op dit stuk de openbaarheid toe te passen.
Ik zie niet in ik ben het met den heer Groeneveld eens
dat wij daarmede zouden moeten wachten totdat de nieuwe
Onderwijswet, welke de nieuwe Schoolcommissies in het leven
zal roepen, er is. Ik blijf derhalve bij mijn standpunt om
tegen het praeadvies te stemmen.
De heer Huges. De heeren hebben mij geheel verkeerd
verstaan. Ik heb het allerminst gehad over de publieke tribune
hier achter mij; maar ik heb gezegd, dat ik in het algemeen
opgemerkt heb dat het publiek zich weinig interesseert voor
gemeentezaken, behalve wanneer het betreft salarisverhoogingen,
het verleenen van toeslagen, enzoovoort.
Aangezien nu juist de quaestie van de publieke belang
stelling in dit stuk als éénig argument genoemd en als hefboom
gebruikt is andere argumenten heb ik niet vernomen
heb ik alleen gezegd dat ik vermoed dat de publieke belang
stelling ook voor de vergaderingen der Schoolcommissie niet
zoo bijzonder groot zal zijn. Overigens laat ik mij er niet
over uit.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik wil nog even mijn standpunt
uiteenzetten, nadat ik den Wethouder gehoord heb.
In het algemeen genomen ben ik voor openbaarheid van de
vergaderingen, ook van die van de Schoolcommissie; maar
nu ik van den Wethouder gekregen heb een uiteenzetting van
de wijze, waarop straks de Commissie samengesteld zal zijn,
lijkt het mij onmogelijk om op dit oogenblik definitief te be
oordeelen, ot in de toekomst de vergaderingen der Commissie
wel openbaar zullen moeten zijn.
Wanneer het straks alleen zou zijn een vergadering in den
geest als de Wethouder heeft aangegeven, namelijk een ver
gadering van enkele ouders met enkele onderwijzers en
misschien nog een ander lid wellicht zijn het meervouden
er van zoodat het een klein comité blijkt te zijn, dan is
het dunkt mij absoluut onnoodig, dat die vergaderingen
openbaar zullen zijn. Daarom zou ik, olschoon ik in het
algemeen genomen vóór openbaarheid ben, in dit geval een
afwachtende houding willen aannemen en zal ik dan ook met
het praeadvies meegaan.
De heer Pera. M. d. V. Het is mij niet duidelijk wat de
voorstanders der openbaarheid bedoelen. Is het de bedoeling,
dat men aan de Schoolcommissie de verplichting zal opleggen
alle vergaderingen in het openbaar te houden, of zal ook de
gelegenheid open blijven, dat zij besloten vergaderingen heeft?
Er komen in de Plaatselijke Schoolcommissie ook dingen ter
sprake, welke niet geschikt zijn om publiek gemaakt te worden,
gelijk ook de Raad geheime vergaderingen houdt. Er zijn
dingen ik stem dat toe die voor het publiek van belang
zijn, en ik ben vóór openbaarheid; zij die daarvoor pleiten,
zullen in mij geen tegenstander vinden, maar ook de leden
van de Plaatselijke Sehoolcommissie zullen naar mijn meening
gelegenheid moeten hebben om die zaken, welke niet geschikt
zijn om openbaar gemaakt te worden, in besloten vergadering
te behandelen. Toch acht ik het thans beter met een defini
tieve regeling te wachten tot de komst van de nieuwe wet.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wensch even te doen
opmerken, dat door verschillende sprekers, welke voor de
openbaarheid dezer vergaderingen hebben gepleit, geen enkel
argument is aangevoerd voor de urgentie van het onderwerp,
en daarover gaat het toch op het, oogenblik. Zooals ik zooeven
reeds zeide, zal ik zoo weinig mogelijk over de kwestie zelve
zeggen. Ik ben er voor om met deze zaak te wachten, totdat
het meergenoemde ontwerp-ünderwijswet zal zijn aangenomen,
en ik ben het niet met den heer Groeneveld eens, dat dat
nog wel lang zal kunnen duren. Ik geloof integendeel op
goede gronden, dat het niet meer zoolang zal duren. Ik
had verwacht, dat de heeren zouden aantoonen, dat er bij
deze zaak groote haast is, maar daarvoor heb ik geen argu
menten vernomen. En wanneer ik lees wat de Minister wil,
blijf ik er bij, dat de Plaatselijke Schoolcommissies geheel van
karakter zullen veranderen. Een belangrijk ding daarbij is,
dat wij op elk vijftal leden zullen krijgen twee ouders van
leerlingen, twee onderwijzers en een willekeurig lid. Laten de
heeren voorstanders dus wachtenmochten zij later van
oordeel zijn, dat niettegenstaande de verandering, welke de
werking van de Schoolcommissies zal ondergaan, toch de
openbaarheid moet worden ingevoerd, dan zullen zij daartoe
alsnog een voorstel kunnen doen, maar dan kan iedereen,
ziende hoe de Commissies werken, zich over de wenschelijk-
heid daarvan een juist oordeel vormen.
De Voorzitter. De heer Groeneveld vraagt voor de derde
maal het woord. Vindt de vergadering goed, dat de heer
Groeneveld voor de derde maal over dit onderwerp het
woord voert?
Waar ik stemmen hoor, die den heer Groeneveld dit niet
willen toestaan, zal ik laten stemmen over de vraag of de
heer Groeneveld voor de derde maal het woord mag hebben.
Mevrouw Baart—Braggaar. De heer A. Mulder heeft van
middag over hetzelfde onderwerp vier maal het woord gevoerd.
De heer Dubbeldeman. Dat was in besloten vergadering.
De Voorzitter. Daaruit mag U niets klappen!