MAANDAG 26 JANUARI 1920. 37 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. IX. Verordening tot aanwijzing van eene plaats voor het oprichten, hebben of gebruiken van tapijtklopperijen binnen de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 20.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1, 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de gansche verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. X. Voorstel tot den aankoop ten behoeve van de volkshuis vesting van het perceel benoorden den Lagen Rijndijk, Sectie K No. 1420 en tot beschikbaarstelling van de voor dien aan koop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 10). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XI. Voorstel tot den aankoop ten behoeve van de Gasfa briek van het perceel Haarlemmerweg No. 16 en tot beschik baarstelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 21). De beraadslaging wordt geopend. De heer Elkerbout. M. d. V. Ik heb wel eenig bezwaar tegen dit voorstel. Aangevraagd wordt een bedrag van ƒ10875.voor den aankoop van een huis aan de Haarlemmertrekvaart, terwijl het in de bedoeling ligt om op het bij die woning behoorend terrein nog een tweede woning te bouwen met den gevel aan de Lange Hansenstraat; dit zal de kosten wel brengen op een totaal van ƒ16000.vertegenwoordigende een rente van 1280. Deze zaak is ook in de vergadering van Commissarissen der Lichtfabrieken ter sprake gebracht. De huur van het huis aan de Haarlemmertrekvaart zal vermoedelijk ongeveer 400. per jaar bedragen; de huur van het aan de Lange Hansen straat te bouwen huis zal te stellen zijn op ƒ250.— totaal ƒ650.De rente van het in deze huizen te steken kapitaal zal, zooals ik zeide, ƒ1280.— bedragen; de Gasfabriek als zoodanig zal uit dezen hoofde een verliespost hebben van ruim ƒ500.per jaar. Ik kan dus niet zeggen, dat wij met dezen aankoop zoo goed af zullen zijn. Het is wenschelijk, dat de ambtenaren van de Gasfabriek zoo dicht mogelijk woonachtig zijn bij hun werk, maar naar mijne meening zou dat in dit geval toch wel wat erg duur gekocht zijn, en daarom zie ik mij ge noodzaakt tegen dit voorstel te stemmen. De heer van der Pot. Ik heb met eenige verwondering het betoog van den heer Eikerbout gehoord, want ik herrinner mij niet, dat hij in de vergadering van Commissarissen der Lichtfabrieken, waarin deze zaak behandeld is en waarin hij aanwezig was, tegen deze zaak bezwaar heeft gemaakt. Hij heeft thans als bezwaar aangevoerd, dat hetgeen wij aan de betrokken ambtenaren als huur voor deze woningen in rekening zullen brengen zeer vermoedelijk niet zal dekken de rente van het voor deze woningen te besteden bedrag. Dat is juist, maar dat is niets bijzonders. Het komt meer voor, dat een ambtswoning heel wat meer gekost heeft dan het gekapitaliseerd bedrag van datgene wat wij op het trakte ment voor het genot van de vrije woning korten. Wij moeten ons niet stellen op het enge standpunt, dat van den ambtenaar, die verplicht wordt in een dergelijke woning te wonen, een huur gevraagd moet worden die abso luut dekt de rente van den koopprijs. Als wij nagaan de ambtswoningen, welke wij hebben, dan zal blijken dat zulks in de overgroote meerderheid van de bestaande gevallen niet zoo is. Wij moeten alleen vragen: krijgen wij voor dit bedrag een woning, die naar de tegenwoordige prijzen dat bedrag waard is. De heer Eikerbout zal zich herinneren, dat het advies van de deskundigen in dit opzicht gunstig was. Het is een uit nemend gebouwde woning, onder architectuur van den ar chitect Mulder gebouwd, een woning, die thans in alle op zichten dat bedrag waard is. Het is voor de Lichtfabrieken veel waard, dat de bedrijfs- chef een woning kan krijgen wat in die omgeving moeilijk gaat die niet op te grooten afstand van de fabriek ligt. De afstand van de hier bedoelde woning tot de fabriek be draagt, in rechte lijn gemeten, niet meer dan 400 M. Als men een kring trekt met een straal van 400 M. om de Lichtfabrieken, dan vinden wij van dat soort woningen, ge schikt voor dezen ambtenaar, er haast geene. Wij achtten ons dus zeer gelukkig dat zich deze gelegenheid voordeed om een woning te koopen. Ik wil den Raad dus adviseeren om met dit voorstel mede te gaan. Anders zal het zeer moeilijk zijn voor dezen bedrijfs- chef een passende woning te vinden daar in de buurt. Het is van zeer overwegend belang, dat deze ambtenaar dicht genoeg bij de fabriek woont. Hij kan onmogelijk wonen bij voorbeeld aan af achter den Witten Singel of aan den Zoeter- woudschen Singel; dat is veel te ver. Hij moet zoo dichtbij wonen, dat hij vanzelf aanleiding vindt om buiten zijn eigen lijken arbeidstijd het terrein eens op te loopen, enzoovoort. De heer Elkerbout. M. d. V. Met groote verwondering heb ik het betoog van den heer van der Pot gehoord. Op het oogenblik, dat de zaak in de Commissie ter sprake kwam, was hij er niet zoo sympathiek voor gestemd, integendeel, was hij dankbaar, dat de aankoop gedekt was, doordat een ander persoon bereid was om, indien de Raad niet tot den aankoop wilde overgaan, dit huis over te nemen. Hij gevoelde uit den aard der zaak, dat het bedrag van de koopsom tame lijk hoog was, omdat, hetgeen als huur in rekening zou kunnen worden gebracht, met een bedrag van ƒ500.moest worden aangevuld om aan de rente van de koopsom te komen. Daarom durfde de heer van der Pot met deze zaak niet in den Raad te verschijnen zonder dat hij een achter deur had. Ik meen, dat ook de heer Huges in den beginne tegen den aankoop bezwaar maakte. Hij heeft zich in verband met den hoogen koopprijs in dezen zin uitgelaten, dat de eventueele rente, welke wij van de koopsom zouden kunnen krijgen in den vorm van huur, slechts 50% was van het bedrag, dat wij aan rente zouden moeten betalen. Ik heb den heeren een berekening voorgehouden en tenslotte meende ik te kunnen concludeeren, dat zij er niet voor waren om tot den aankoop over te gaan. De heer van Stralen. M. d. V. Ook ik had aanvankelijk de overtuiging, dat de voorgestelde prijs van 10.500.voor die woning aan de Haarlemmervaart te hoog was. Ik begrijp wel, dat, wanneer men een woning koopt om die als ambts woning te bestemmen, men daarbij niet als maatstaf kan nemen den huurprijs, welke de gemeente van den betrokken ambtenaar zal terugkrijgen, maar wel mag maatstaf zijn de particuliere huurwaarde van een dergelijk perceel, en dan komt het mij voor, dat in verband met de koopsom van 10.500.een overeenkomstige huurwaarde bij een rente van 8 zou het een huurprijs van 850.per jaar be- hooren te zijn zeker veel te hoog zou wezen. Ik ben nog nooit in dat huis geweest, maar ik passeer het dagelijks en van buiten gezien schat ik de huurwaarde op ten hoogste 550.— a 600.—. De koopprijs komt mij dus wat hoog voor, maar aan den anderen kant neem ik in aanmerking hetgeen Burgemeester en Wethouders in de stukken zeggen, namelijk, dat een deel van den bij dat perceel behoorenden grond zal bestemd wor den om er een andere woning op te bouwen. En in dit licht bezien, dat wij met deze woning een stuk bouwgrond hebben gekocht, waarop een tweede woning kan worden bijgebouwd, heb ik geen bezwaar tegen dit voorstel. De heer Huges. M. d. V. Wij hebben deze zaak in de Commissie voor de Lichtfabrieken van alle kanten bekeken en nu is het wel waar, dat aanvankelijk enkele bezwaren naar voren zijn gebracht, maar eigenlijk zijn die alle door den Directeur op hun plaats gezet en tenslotte waren wij het er over eens, dat deze woning om verschillende redenen door ons moest worden aangekocht. Wat het argument van den heer Elkerbout betreft, dat wij dankbaar waren, dat er iemand was, die achter den koop wilde staan, dit kwam niet hieruit voort, dat er gevaar was, dat de Raad zou meenen, dat wij een miskoop zouden doen, maar die meening vond wel haar oorzaak in het principieele feit, dat wij wederom een huis gingen koopen zonder de sanctie van den Raad, dat wij dus wederom op die sanctie vooruitliepen. De leden van de Commissie voor de Lichtfa brieken hebben alles gehoord en overwogen en daarom zou ik den Raad in overweging willen geven dezen aankoop te laten doorgaan als zijnde in het belang van de gemeente. De heer A. Mulder. Ik heb de vaste overtuiging, dat dit pand bijzonder duur is, maar men moet tegenwoordig eigenlijk niet vragen welke waarde een pand heeft, want dat weet men bijna niet meer, en waar mij zoowel uit de stukken als uit hetgeen ik verder van de zaak weet, glashelder is ge bleken, dat wij twee huizen noodig hebben, acht ik het in belang van de gemeente, dat de Raad met dit voorstel van Burgmeester en Wethouders medegaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 5