36 MAANDAG 26 JANUARI 1920. dan die, welke indertijd van de overzijde zijn in het midden gebracht en waarop nu gedoeld wordt. 'Ik kom niet rauwe lings met een voorstel, dat ik direct behandeld wil hebben. Dit is een zaak, welke niet alleen reeds in een vorige verga dering aan de orde is geweest, maar ook buiten den Raad èn door Raadsleden èn door niet-Raadsleden in den breede is besproken. Ik zal het voorstel nu intrekken, omdat ik er een tweeledig doel mede bereikt heb. In de eerste plaats, dat de brug wachters bij de regeling betrokken zullen worden, waarom trent niet de minste zekerheid bestond en verder, dat ook het overige personeel nu zekerheid beeft, terwijl het anders wellicht nog drie of vier weken in onzekerheid zou hebben verkeerd. De Voorzitter. In elk geval verzoeken Burgemeester en Wethouders aan de heeren Wilmer en van Tol om hun voor stel in te trekken, omdat en die mededeeling zou ik ook hebben gedaan, indien het voorstel van een andere zijde was ingediend binnenkort van Burgemeester en Wethouders een voorstel is te verwachten, dat met de belangen van de politieagenten en van de brugwachters rekening zal houden. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou, voor wij verder gaan, aan Burgemeester en Wethouders willen vragen hoe eigenlijk de regeling van de overuren voor de politieagenten en brugwachters was vóór 1 Januari 1920. Als wij dat weten is de zaak gemakkelijk op te lossen, want indien het toen regel was, dat gemaakte overuren werden uitbetaald, spreekt het van zelf, dat, als met 1 Januari 1920 de verkorte arbeids duur is ingegaan, die menschen op hetzelfde stelsel van over- urenbetaling recht hebben als vóór dien tijd. De Voorzitter. Het spijt mij levendig, doch die zaak is niet aan de orde. Men kan verschil van meening hebben over de vraag bij de behandeling van de salarisregeling kunnen wij dat bespreken of iedereen, die in publieken dienst is, recht op betaling voor overuren moet hebben. Misschien heb ik daaromtrent een andere opinie dan U, maar ik zal daar thans niet op ingaan. U zult misschien meenen, dat ook een Burgemeester en een Gemeente-secretaris ver goeding voor overuren moeten hebben, maar totdusverre kregen zij, die in publieken dienst waren en een overheids functie bekleedden en als ambtenaren konden worden be schouwd, geen vergoeding voor overuren, wel degenen, die op uurloon werkten en werkliedendiensten verrichtten. De heeren Wilmer en van Tol hebben hun voorstel inge trokken deze zaak zal nu later in den Raad besproken worden. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat aan M. Stuivinga, wed. J. Benning, in leven agent van politie, met ingang van 13 Maart 1920 een weduwen- pensioen is verleend van f 281. 2°. dat aan F. J. Kriek, eervol ontslagen gasstoker aan de Lichtfabrieken, met ingang van 4 Januari 1919, een suppletie- pensioen is toegekend van f 404.— zoolang het hem bij Koninklijk Besluit toegekend pensioen, bepaald blijft op ƒ436. 3°. dat aan J. Boon. eervol ontslagen Stadswerk man, met ingang van 1 April 1919 een suppletiepensioen is toegekend van ƒ301.zoolang het hem bij Koninklijk Besluit toegekend pensioen bepaald blijft op ƒ587. 4°. dat aan J. H. Spek, weduwe J. Iding, in leven gepen- sionneerd opzichter der Gemeentewerken, met ingang van 15 April 1920, een weduwenpensioen is toegekend van ƒ368.— 5°. dat aan S. Schoondergang, wed. J. Staleman, in leven gepensionneerd agent van politie, met ingang van 14 Maart 1920 een weduwenpensioen is verleend van ƒ189.—. De Voorzitter doet hierop de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat. Aan de orde is alsnu I. Benoeming van een Adjunct-Directeur van Gemeente werken en voorstel tot vaststelling van diens jaarwèdde. (Zie Ing. St. No. 15). De Voorzitter. Ik kan aan de vergadering mededeelen, dat de heer Eekhoff, die door Burgemeester en Wethouders als No. 1 was geplaatst op de voordracht ter benoeming van Adjunct-Directeur van Gemeentewerken, zijne sollicitatie heeft ingetrokken, zoodat er slechts één candidaat overblijft; Bur gemeester en Wethouders nemen daarom hun voordracht terug en zullen te zijner tijd met een nieuwe komen. Ik stel daarom voor punt 1 thans van de agenda af te voeren. Daartoe wordt besloten. II. Benoeming van eene onderwijzeres aan de Meisjesschool 2e klasse. (Zie Ing. St. No. 13.) De Voorzitter. Mag ik de heeren van Tol, J. P. Mulder, Mevrouw Dubbeldeman en den heer Knuttel verzoeken het stembureau uit te maken? Bij de eerste vrije stemming worden uitgebracht: op mej. A Driesens 13, op mej. S. M. Grönloh 11 en op mej. G. J. J. Antonij 3 stemmen. (De heer de la Rie had de vergadering tijdelijk verlaten.) De Voorzitter. Aangezien niemand de volstrekte meerder heid van stemmen op zich vereenigd heeft, moet een tweede vrije stemming plaats hebben. Uitgebracht worden thans op mejuffrouw A. Driessens 14, op mejuffrouw S. M. Grönloh 12 en op mejuffrouw G. J. J. Antony 2 stemmen. (De heer de la Rie was inmiddels weer in de vergadering teruggekeerd). De Voorzitter. Aangezien weder niemand de volstrekte meerderheid van stemmen op zich vereenigd heeft, zal een herstemming moeten plaats vinden tusschen de twee candi date^ die het grootste aantal stemmen op zich vereenigd hebben, zijnde mejuffrouw Driessens en mejuffrouw Grönloh. Wordt benoemd met 15 stemmen, mejuffrouw A. Driessens; 12 stemmen waren uitgebracht op mejuffrouw S. M. Grönloh^ terwijl 1 biljet in blanco was. De Voorzitter. Mag ik de leden van het stembureau be danken voor de genomen moeite? III. Praeadvies op het verzoek van B. J. H. Haitink om eervol ontslag als lid der Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. (Zie Ing. St. No. 2). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. IV. Voorstel tot bevordering van J. Neuteboom en D. A. Landaal, respectievelijk tot technisch ambtenaar 2e ,klasse en administrateur 2e klasse bij den Gemeentelijken 'Reini gingsdienst. (Zie Ing. St. No. 3.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. V. Voorstel tot verhuring van een terreinstrook, bewesten de school aan de Duivenbodestraat, aan A. Klinkenberg. (Zie Ing. St. no. 5). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VI. Voorstel tot verhuring van het pakhuis aan het Vrou wenkerkhof, Sectie H No. 2616, aan B. Neuteboom. (Zie Ing. St. No. 18). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester 'en Wethouders besloten. VII. Voorstel tot verhuring van een gedeelte van het open voorplein van het voormalig Invalidenhuis aan den Ouden Rijn, aan W. F. Moene en A. Kool. (Zie Ing. St. No. 19). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester tfbn Wethouders besloten. VIII. Voorstel in zake de rentevergoeding van eenige aan de gestichten »Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest" en aan het Openbaar Slachthuis verstrekte kapitalen. (Zie Ing. St. No. 4.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 4