52
MAANDAG 26
JANUARI 1920.
Nu kan men zeggen, dat het gemakkelijker voor de winke
liers is; maar waarom zou men dan niet bepalen, dat de
winkels alleen van 12 tot 4 uur des middags open mogen
zijn: dan is het publiek genoodzaakt in die 4 uren zijne be-
noodigdheden te koopen en dan hebben die ongelukkige
stumperds maar 4 uur te werken.
Ik geloof niet, dat hier feitelijk de winkeliers zoo afge
jakkerd worden in hun werk.
Zooals gezegd, de vaststelling van het sluitingsuur op 9 uur,
heeft om geheel andere redenen plaats gehad en ik geloof, dat
wij thans een absoluut verkeerd pad opgaan. Het komt hierop
neder, dat wij zullen gaan helpen iedereen, die er maar
voordeel bij heeft om een gemakzuchtig leven te leiden.
Ik vind het ook onnoodig. Wij hebben gehoord, dat over
het algemeen de winkeliers al om 8 uur sluiten. Er zijn alleen
eenige winkeliers, zonder bedienden, wat men eigenlijk zou
kunnen noemen kleine baasjes, in de volksbuurten meestal,
die nog een uurtje langer open willen blijven om hun duitje
te verdienen.
Zooals een van de sprekers terecht heeft opgemerkt, de uren
van inkoop verschillen verbazend.
De heer Mulder heeft gesproken over die brave sigarenhande
laars, maar ik kan U verzekeren, dat ik er een geduchten last van
gehad heb en dat ik langen tijd op het Stadhuis door hen als
'tware werd belegerd. De sigarenhandelaren kwamen tegen het
sluitingsuur op, bijvoorbeeld omdat men na dien tijd wel in
de café's sigaren kon krijgen en niet bij hen. Nu is dat blijk
baar geheel veranderd. Ik heb weieens gedacht: ik wilde wel,
dat gij, voorstanders van de vervroegde winkelsluiting, het
plezier er van hadt gehad, dat ik er van gehad heb.
Maar waarom zouden wij niet een veel verstandiger besluit
nemen en dan tegelijk aan de Commissie voor de Strafver
ordeningen opdragen voor le stellen de café's te 8 uur te
sluiten? Waarom zouden wij niet tot de middeleeuwen terug-
keeren en bepalen, dat iedereen voor zijn gezondheid om
acht uur naar bed moet gaan Gij zoekt hetzij in een biblio
theek, hetzij in een openbare vermakelijkheid uw ontspanning;
waarom mogen die open blijven? Het vervroegen dient om
te bevorderen, dat de winkelier 's avonds op zijn gemak kan
zijn; vroeger moesten zij wat langer staan, maar thans wordt
dat geconcentreerd. Den menschen, die overdag hun bezig
heden hebben, convenieert het pas na 8 uur inkoopen te
gaan doen; de invoering van de 9-uren-sluiting had ten doel
den werkman te beschermen tegen overmatigen arbeid, maar
nu er alleen sprake is van jalousie tusschen winkeliers, die
het zich gemakkelijker willen maken, nu de meerderheid
vroeg sluit, is het standpunt van de minderheid van Burge
meester en Wethouders, dat men absoluut onnoodig ingrijpt
in de vrijheid van den winkelier en de ingezetenen onnoodig
lastig valt.
'De heer Pera. M. d. V. Nu op deze manier van uit het
College van Burgemeester en Wethouders namens de minder
heid dit voorstel wordt afgekamd, wil ik een enkel woord
zeggen. Het is een feit, dat men reeds een 30 jaar geleden
begonnen is den werktijd in te perken. Toen destijds de wet
in werking zou treden, waarbij was bepaald dat op verschei
dene werkplaatsen niet langer gewerkt mocht worden dan tot
7 uur, heb ik mij zelf beschouwd als een van de groote slacht
offers van die wet en ik wil het wel gulweg zeggen, dat mij
bij den strijd om de 7-uren-sluiting in te voeren het hart
wel eens ineengekrompen is, hoe het nu moest worden. Bij
mij was het zoo: het ging er heel vroolijk naar toe; zonder
dwang werd er tot 7, 8, 9 of 10 uur gewerkt, zooals dat uit
kwam, niemand maakte bezwaar. Het uitzicht, dat er niet
langer mocht gewerkt worden dan tot 7 uur, deed bij mij de
vraag rijzen of ik er niet onder zou gaan. Ik moet echter
erkennen, dat, toen de wet enkele weken in werking was,
ik zoo dankbaar was als een kind, dat die wet er ge
komen was.
Toen de vraag aan de orde kwam of wij zouden overgaan
tot een 9-urige winkelsluiting, heb ik voor die 9-urige sluiting
gestreden en heb ik ook de opmerking gemaakt, dat de mensch
nu eenmaal in den toestand kan verkeeren, dat hij met zeker
geweld in een andere richting moet gestuurd worden, omdat
hij er anders niet toekomt. Tevens heb ik toen voorspeld, dat
heel velen, zoo niet allen, er weldra toe zouden komen om
het'oogenblik te loven, waarop de 9-urige sluiting werd in
gevoerd, ofschoon zij er vroeger tegen waren.
De ondervinding heeft geleerd, dat het zoo ook gegaan is.
Wanneer wij in eens hadden kunnen doorgaan met de sluiting
om 8 uur, zooals die een tijd lang bestaan heeft gedurende
den oorlogstijd, dan had niemand een mond er tegen open
gedaan. De klachten welke tegen die tijdelijke vervroegde
sluiting om 8 uur zijn vernomen, zijn al uiterst weinig; ik
heb niemand hooren klagen. De bezwaren ertegen bleken dus
al heel gering te zijn.
Nu eenmaal het voorstel gekomen was om weder tot de
sluiting om 8 uur over te gaan, meende de meerderheid van
het College dat voorstel te moeten steunen, op grond van de
overweging, dat er geen schade mede werd gedaan en dat
weldra zou blijken, dat het in het algemeen voor de winke
liers een groot gemak en een groot genot zou opleveren.
De Voorzitter. Ik moet nog een enkel woord zeggen naar
aanleiding van wat de heer Pera in zoo welsprekende be
woordingen in het midden gebracht heeft.
De heer Pera heeft deze zaak eigenlijk alleen verdedigd met
het oog op de loontrekkenden, maar de quaestie komt hierop
neder, of men voortaan ook op grond van dezelfde verordening
zal verbieden, dat de heer Sijtsma des avonds na 8 uur een
verslag gaat opmaken; dat de heer Huurman dan in zijn
kamer gaat werken, dat de heer Knuttel aan zijn woordenboek
werkt, dat ik werkzaamheden verricht als Burgemeester.
Dat is het groote verschil. Men gaat den menschen beletten
hun eigen werk te doen, terwijl het vroeger in de bedoeling
lag te beletten, dat na zeker uur van de diensten van loon
trekkenden gebruik gemaakt werd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt in
stemming gebracht en met 22 tegen 7 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heerenOostdam, de la Rie, Eikerbout,
Wiliner, Pera, Bots, van der Pot, Sijtsma, Groeneveld, Knuttel,
de Lange, Bisschop, Mevr. DubbeldemanTrago, de heeren
Heemskerk, Dubbeldeman, Mevr. BaartBraggaar, de heeren
van Tol, A. Mulder, Oostveen, van der Zeeuw, Kuivenhoven en
van Stralen.
Tegen stemmen de heerenHuges, Splinter, van Hamel,
van der Lip, van Gruting, Huurman en Stijnman.
De Voorzitter. Dan zal de Commissie voor de Straf
verordeningen uitgenoodigd worden een verordening in den
geest van het gevallen votum voor te bereiden.
XXVI. Praeadvies op het verzoek van de Kappers- en
Barbierspatroonsvereeniging «Hulp en Vriendschap" inzake
de Zondagssluiting van kappers en barbierssalons.
(Zie Ing. St. No. 17.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Stijnman. M. d. V. Zoo even in mijn betoog tegen
het praeadvies op het voorstel van den heer Heemskerk heb
ik reeds gezegd, dal ik het ten zeerste toejuich dat op de
wijze als hier het geval is een verordening betreffende winkel
sluiting tot stand komt.
Het ligt in de lijn van dat betoog, dat ik mij kan vereenigen
met de wijze, waarop deze Kappers- en Barbiersvereeniging
hare Zondagsluiting krijgt, en ik kan volkomen instemmen
met dit praeadvies.
De heer Dubbeldeman. Het is geheel tegenovergesteld.
De heer Stijnman. Neen, het ligt geheel in mijn lijn. Mijn
betoog ging niet tegen de vervroegde winkelsluiting, maar
ik heb gezegd, dat ik een winkelsluiting wilde totstandbrengen,
die de menschen bevredigt, gelijk dat in Duitschland is
geschied. Een sigarenhandelaar zal bijvoorbeeld omtrent de
winkelsluiting hetzelfde idee hebben als een banketbakker,
welnu, dan verzoeken zij gezamenlijk om voor hun bedrijven
de 8-urige sluiting in te voeren en dan wordt er door den
Raad een verordening in dien geest vastgesteld. Komt een
slager in combinatie met anderen een 6-urige sluiting vragen,
dan wordt er een verordening in dien zin vastgesteld voor
die vakken. Dat is de beste oplossing. Dat zou kunnen worden
nagegaan door het houden van eeh enquête in de verschillende
vakken. Zoo is deze Kappers- en Barbierspatroonsvereeniging
tot een dergelijke sluiting gekomen en daarom ben ik een
voorstander van het stelsel om op die manier de winkelsluiting
te regelen.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wensch met een enkel
woord het standpunt van de minderheid van ons College te
verdedigen, ik kan mij niet vereenigen met het standpunt,
dat de heer Stijnman heeft verdedigd en dat hierop neer
komt, dat, als een zekere branche van winkeliers het vraagt,
de door hen verlangde sluitingstijd bij verordening zal moeten
worden vastgelegd. Dat is mijns inziens voor den Raad niet de
juiste wijze om zijn strafwetgevende bevoegdheid uit te oefenen.
Wij zijn er niet om aan de winkeliers te vragenwat wilt
gij? en om dan, als de meerderheid van een zekere branche
neem de kappers verklaart een verordening te willen
hebben, den onderdanigen dienaar te spelen en voor die
branche bij verordening een sluitingstijd vast te stellen. De
Raad moet, dunkt mij, geheel zelfstandig beoordeelen of een
dergelijke verordening wenschelijk en billijk is, en nu komt