MAANDAG 26 JANUARI 1920. 51 De winkeliers zelf verlangen naar sluiting om 8 uur en in de laatste dagen nog is mij uit de practijk gebleken dat er vele winkeliers zijn die vroegen: komt het praeadvies over dit voorstel nooit? Wanneer zullen wij eindelijk eens krijgen de winkelsluiting om 8 uur? De heer Huurman vraagt: waar is het eind? Ik kan mij voorstellen dat men tot het stellen van die vraag gekomen is, vooral nu hier van andere zijde erop aangedrongen wordt het sluitingsuur niet te stellen op 8 maar op 7 uur. Wij moeten ook in deze den gulden middenweg houden. Over het algemeen genomen verlangt men op dit oogenblik onder den winkelstand het sluitingsuur op 8 uur bepaald te zien. Om dat nu reeds uit te breiden tot 7 uur, lijkt mij niet alleen verkeerd ten aanzien van de winkeliers zelf, maar lijkt mij ook te zijn een vooruitloopen op de feiten. Men moet in een geval als dit eigenlijk eerst de feiten gepas seerd zien. Thans een verordening op de winkelsluiting om 8 uur vast stellen is niet, gelijk men wel zegt, een achter de feiten aan- loopen; het is een zich aanpassen van de gemeente aan de feiten, welke zich aan den dag voordoen. Wat betreft een nog vroeger sluitingsuur, het is best moge lijk dat wij te zijner tijd tot een nog vroeger sluitingsuur dan 7 uur moeten komen; maar ik blijf mij op het practisch standpunt plaatsen. Ik geloof, dat een sluiting om 8 uur op dit oogenblik zonder tegenstand kan ingevoerd worden en dat dit op dit oogenblik door de massa der winkeliers ver langd wordt. De heer van Gruting. M. d. V. De vorige maal, toen het er om ging een wettelijk sluitingsuur van 9 uur te verkrijgen, was ik er een groot voorstander van. Men verwart hier twee zaken. Indertijd ging het om de winkelbedienden. Die moesten eenige uren hebben om zich te ontspannen; die moesten op zeker oogenblik met hnn werk uitscheiden. Het was dus een verordening, welke wij maakten ten behoeve van de winkelbedienden. Maar op het oogenblik maken wij een verordening voor de winkeliers. Aangezien van een vroegere sluiting dan om 9 uur winkeliers schade zullen hebben, omdat het vooral de kleine winkeliers zijn, die er niets mede op hebben, meen ik het best te doen met tegen het voorstel van den heer Heemskerk te stemmen. De heer Stijnman zegt het zooals het precies isden vorigen keer ging het in het belang van de winkelbedienden, nu in dat van de winkeliers;,den vorigen keer hadden alle winkel bedienden er voordeel van en moesten zij geholpen worden, maar hier worden slechts sommige winkeliers geholpen en, waar dat nu het geval is, moeten wij zeggen, dat wij er voor passen verder in te grijpen. Wij moeten derhalve, lettende op hetgeen de heer Stijnman zegt, het voorstel van den heer Heemskerk niet aannemen. De heer Elkerbout. M. d. V. In verband met hetgeen de heer van Gruting heeft gezegd, zou ik willen vragen of men niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 van de Arbeidswet, waarin een 55-urige arbeidsweek is voorgeschreven, voor het geval komt te staan, dat, wanneer meerdere personen in een winkel werkzaam zijn, het werk zoo verdeeld wordt, dat het personeel tot 9 uur moet werken. Het verdient daarom aanbeveling de winkels te 8 uur te doen sluiten, omdat daardoor voorkomen wordt dat de oneerlijke concurrentie niet in de hand wordt gewerkt. De heer Sijtsma. M. d. V. De heer Heemskerk heeft mij eigenlijk al te lang over de zaak gesproken, want er is niet veel nieuws over te zeggen. Ik ben een voorstander van de 8-uren-sluiting, omdat ik weet, dat het er toch naartoe gaat, en de meeste winkeliers het willen en al reeds dien wil ten uitvoer leggen. Niet de winkelbedienden, maar de winkeliers zeiven en een dergelijke goede maatregel mag niet afstuiten op den onwil van enkelen, die hem zouden willen tegenhouden. Wij moeten de meerderheid helpen tegen den dwang van een minderheid zooals wij dit ook bij de negen-uur-sluiting hebben gedaan. Ik wensch nog een enkele eigenaardigheid mede te deelen om aan te toonen hoe de ideeën kunnen marcheeren. Het is nog niet zoo heel lang geleden midden in den oorlog dat ik heb voorgesteld, met het oog op het feit, het met het licht slecht gesteld was, om als tijdelijken maatregel de winkels te 8 uur te doen sluiten en toen kreeg ik ik was daarmede zeer grootsch voor mijn voorstel ook de onderteekening van den heer A. Mulder, maar van de zijde van Burgemeester en Wethouders werd gezegd, dat hier weieens een addertje onder hei gras kon schuilen en dat die tijdelijke maatregel na invoering weieens voor vast kon worden afgekondigd, met het gevolg, dat de heer A. Mulder zeide: daaraan heb ik niet gedacht en dat wil ik absoluut niet, ik trek daarom mijn onderteekening terug. Thans is de heer Mulder een enthousiast voorstander van de 8-uren-sluiting. Zoo gaan de tijden voort! Laten wij het voorstel van den heer Heemskerk maar aannemen, want later zijn de heer van Gruting en anderen er ook weer voor, met de enkele nu nog tegenstribbelende winkeliers zelfs. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik geloof, dat degenen, die er tegen zijn, het aan het verkeerde eind hebben. Zij hebben het mis! Het is niet waar, dat de winkeliers in het algemeen tegen de vervroegde winkelsluiting zijn. Wil men een bewijs hebben, dat het, vergeleken bij vroeger, anders is geworden? Er zijn twee tijden in het jaar, Sint-Nikolaas en Kerstmis, waarop de winkels volgens de verordening langer mogen open blijven, maar, wanneer op die dagen het gewone sluitingsuur is aangebroken, duwen wij de deur dicht. De winkelier wordt tenslotte een grootere stakkerd dan een arbeider, die, met een enkele uitzondering, niet langer mag werken dan 8 a 9 uur. Het gros van de winkeliers is het met de vervroegde winkel sluiting eens, en nu wordt het tijd, dat wij dien enkelen winkelier, die blijkbaar niet voor zichzelf kan zorgen, moeten verdedigen tegen zichzelf. Wij hebben tot taak den goedwil- ligen winkelier tegen zijn onwilligen collega te verdedigen, want de redeneering van den heer Stijnman gaat niet op. Ik ben zelf winkelier en voor een paar onwillige collega's, die niet vroeger willen sluiten, ben ik verplicht open te blijven. De heer Stijnman. Dat bedoel ik niet! De heer Dubbeldeman. Wat gij wilt is nog veel moeilijker. Gij zoudt wenschen, dat de boekverkoopers gezamenlijk uit maakten op welk tijdstip zij zouden sluiten, maar dat gaat niet, want dan krijgen wij evenveel verordeningen op de win kelsluiting als er branches zijn. Wij krijgen dan voor uw vak, voor dat van den heer Heemskerk en voor dat van mij enzoovoorts elk een afzonderlijke verordening. Verder moet men hierbij in acht nemen, dat er verschil lende winkeliers zijn, gelijk de heer Heemskerk heeft gezegd, die 3 of 4 artikelen verkoopen en dat ook daardoor moeilijk heden zouden ontstaan. De geschiedenis, Mijnheer de Voorzitter, heeft geleerd, dat de winkeliers te Leiden gebaat zijn met de vervroegde win kelsluiting en nu moet de Raad ingrijpen om de menschen die voorstanders zijn te steunen hij moet ook zorgen, dat de win keliers niet altijd de slaaf van het publiek zijn. Daarom geloof ik, dat wij het voorstel van den heer Heems kerk voorloopig moeten aannemen en ik zou verder den Raad in overweging willen geven om zich te zijner tijd ook te vereenigen met de amendementen, welke door den heer Groeneveld zullen worden ingediend om het sluitingsuur tot 7 uur te vervroegen. Men kan zeggen, dat het gros der winkeliers reeds nu om 8 uur sluit en er bestaat een groot verlangen om dat op 7 uur te brengen. Nu moeten wij die goed willigen steunen tegenover de kwaadwilligen en de 7-urige winkelsluiting invoeren. De Voorzitter. Ik wensch thans nog even het standpunt van de minderheid van het Coilege van Burgemeester en Wethouders uiteen te zetten ten aanzien van deze zaak, welke het warmst verdedigd is door den heer Dubbeldeman. Waarom is destijds ingevoerd het vèrvroegd sluitingsuur? Dat is zuiver geweest, volgens mij, een op onwettige wijze ingrijpen van enkele gemeenteraden in den arbeidsduur van de arbeiders, welke mijns inziens bij Rijkswet geregeld had moeten worden, en welk ingrijpen alleen is gesanctioneerd door een mijns inziens onjuiste rechtspraak van den Hoogen Raad. Men bedoelde eigenlijk den werktijd van de werklieden te verkorten; dat deed men niet door te zeggen, gelijk bij de wet-Aalberse gedaan is: gij werkt zooveel korter, maar men heeft dat geforceerd door de winkels te sluiten. De winkeliers waren bijzaakaan hen is niet gedacht, men heeft alleen gedacht aan de bescherming van de arbeiders. r Nu heeft men gekregen - de wet-Aalberse; de arbeiders worden beschermd en kr ijgen den achturigen werkdag, zoodat het thans niet meer noodig is om, zooals destijds, langs een eenigszins huichelachtigen omweg te komen tot bepalingen, welker vaststelling ligt buiten de bevoegdheid dei' gemeente besturen. Intusschen, de Hooge Raad heeft erkend dat het wel wettig is; dus de gemeente kan er zich mede bemoeien. Nu komt men absoluut van het oorspronkelijke idee af en gaat men de winkeliers beschermen. Het doet mij genoegen, dat de heer Dubbeldeman den winke liersstand beschouwt als een hoogst verdienstelijken stand. Wij hebben hier wel eens anders gehoordwanneer er hier sprake was van verkoop van groenten en andere zaken, dan is er eigenlijk van zekere zijde altijd over de winkeliers gesproken als over bij zonder weinig verdienstelijke, feitelijk overbodige lieden. Door het sluitingsuur zoo zeer te vervroegen, komt men mijns inziens tot een absoluut onjuiste bevoordeeling van de winke liers tegenover het publiek. Het publiek heeft ook zijne rechten; dat mag toch ook wel geholpen worden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 19