MAANDAG 26 JANUARI 1920.
47
De heer Huges. M. d. V. Ik heb mijn naam onder de motie
gezet, omdat het mij nu een bijzondere geschikte gelegenheid
lijkt om de verbinding te krijgen tusschen de uitbreiding der
stad aan den kant van het Kooiplan en eventueele bouwen
bij het nieuwe Kanaal en aan den Heerenweg.
Nu wij op dit oogenhlik de quaestie van de tram in die
streek behandelen, komt het mij rationeel voor dat tevens de
mogelijkheid van een verbinding Noord/Zuid onder de oogen
gezien wordt.
Het is best mogelijk, dat de daaraan verbonden kosten het
geheele plan in duigen doen vallen, maar het lijkt mij. thans het
meest geschikte oogenblik om die zaak onder de oogen te zien.
De heer Groeneveld. M. d. V. Het schijnt mij toe, dat
dat huisje aan het eind van de Hoelsraat toch niet zooveel
zal kosten. Het is een zeer oud huis en waar het hier gaat
om zeer belangrijke bedragen, meen ik dat de kosten van dit
huisje niet zooveel gewicht in de schaal kunnen leggen.
Wat betreft het idee, hetwelk door den heer Knuttel ge
opperd is, het is voor den Raad moeilijk om daarop in te
gaan. Men zal in de toekomst zeker tot een doorbraak in de
stad moeten komen, maar of die nu juist daar zal moeten
komen waar de heer Knuttel zegt, weet ik ook niet. Men kan
evengoed zoo'n doorbraak maken via de Hooglandsche Kerk-
gracht en de Voldersgracht. Dan snijdt men ook de stad
in tweeën.
Dan staat altijd de Hooglandsche kerk in den weg, zegt de
heer Knuttel. Maar er is toch ruimte om heen.
Ik vind, dat over iets dergelijks Burgemeester en Wethou
ders praeadvies behooren uit te brengen.
De heer Oostdam. Naar aanleiding van het amendement
van de beide Wethouders wil ik vragen, of het de bedoeling
is, om na amotie van dat huis daar een pleintje te maken,
dan wel of er ruimte genoeg overblijft om er een kleiner
huisje neder te zetten. De beantwoording van deze vraag zal
van invloed zijn op mijn stem over dat amendement.
Wat betreft het grootsche plan van de heeren Knuttel en
Huges, dat heeft inderdaad veel aantrekkelijks en zal door
Burgemeester en Wethouder nader kunnen bekeken worden.
Voorloopig zou ik er alleen dit van willen zeggen: Laten
wij voorzichtig wezen met het maken van groote doorbraken.
In vele andere gemeenten kan men zien, dat er allerlei mooie
verkeerswegen gemaakt zijn, maar dat de menschen het ver
tikken om er te gaan loopen. Dit is nu eenmaal een hebbe
lijkheid van de menschen in het algemeen. Zij zoeken de ge
zelligheid; zij loopen veel liever in een nauwe straat dan in
-een breedere, ook al is deze gemakkelijker en korter.
Dit is ook iets, wat wij niet uit het oog mogen verliezen,
vooral in verband met de kosten. Wanneer wij, zooals de
de Voorzitter zegt, eenige millioenen gingen uitgeven voor
een straat, waar het verkeer misschien toch niet druk zal
worden, dan zou het werkelijk weggegooid geld zijn, althans
een beetje veel te royaal voor een stad als deze, welke niet
al te rijk in haar dubbeltjes zit. Al ben ik dus in principe
niet tegen dat plan van de heeren Knuttel en Huges, toch
wil ik tot voorzichtigheid aanmanen en ik ben wel benieuwd,
wat Burgemeester en Wethouders in een praedvies dienaan
gaande kunnen mededeelen.
De heer van Hamel. M. d. V. Het idee van den heer
Knuttel om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid
en de kosten van een in zijn voorstel genoemde onteigening,
lacht mij niet toe. Voor dat idee is wel iets te zeggen, maai
de wijze, waarop dat onderzoek zou plaats hebben, zou na
tuurlijk groote publiciteit aan de zaak geven en ik houd het
er voor, dat al die dingen hierop zouden neerkomen, dat de
onteigening veel duurder zou worden dan wanneer men een
onteigening aanvroeg, zooals de wet die voorschrijft, zonder
dat men die preparatieven behoeft te maken, welke de heer
Knuttel wil. Men zou al de nadeelen van een onteigening
krijgen zonder de voordeelen ervan te genieten. Dat is een
nadeel van hetgeen de heer Knuttel wil. Was de zaak in een
geheime vergadering besproken, dan zou er nog iets voor te
zeggen zijn, maar nu het in het publiek is besproken, is het
verkeerd er op in te gaan en moet ik ontraden dat voorstel
aan te nemen. Ik geloof, dat het de gemeente noodeloos op
hooge en hooge kosten zou jagen.
De heer van der Pot. M. d. V. Dit plan kost de gemeente
een heele boel geld en nu zal het, als de tram zal zijn tot
stand gekomen, zeer aangenaam zijn voor de stadgenooten,
die een geregeld verkeer met Den Haag onderhouden, maar
of het in het financieel belang van de gemeente zal zijn,
moet de toekomst nog leeren en daarom wil ik een waar
schuwing doen hooren om het plan in geen geval duurder
te maken dan beslist noodzakelijk is.
Dat geldt in de eerste plaats het bewuste huisje van de
heeren van der Lip en Bots. De aesthetische zijde van de
zaak kunnen wij mijns inziens buiten beschouwing laten
het huisje vind ik op zich zeil niet zoo leelijk, er zijn er veei
leelijker in de stad, maar mooi vind ik het ook niet. Men
moet de zaak geheel uit een utiliteitsoogpunt beschouwen en,
wanneer ik dan een antwoord ga geven op hetgeen de
heer Oostdam heeft gezegd, dat er zeker geen ruimte over
blijft voor een nieuw huisje, dan wensch ik daaraan de vraag
te verbindenwaarom zullen wij een zeer bewoonbaar huis
amoveeren, terwijl dat uit een zakelijk oogpunt niet noodig
is? Zeker, van een ingenieursstandpunt is het veel mooier,
dat een tram in rechte .lijn de stad binnenkomt, maar als
men ziet, hoe in andere steden, waar intercommunale trams
binnenkomen bijvoorbeeld te Amsterdam de tram van
Haarlem dit ook niet altijd in een rechte lijn geschiedt,
maar vaak met allerlei bochten, dan zal men toegeven, dat
er toch ook geen aanleiding is om dat huisje te amoveeren,
dat, met het oog op de resteerende breedte van de Zijdgracht
niet het minste bezwaar oplevert. Ik wil, met het oog op
het geval dat het amendement van de beide heeren mocht
worden aangenomen, geen cijfer noemen, maar het is vrij
eenvoudig na te gaan met hoeveel de aankoop van dat huisje
het plan in kosten zal doen stijgen en op grond daarvan
moet ik aan de vergadering ontraden ook nog dat meerdere
er aan te gaan offeren.
Wat betreft het idee van den heer Knuttel, als dat los ge
maakt wordt van dit plan, heb ik tegen een onderzoek als
de voorstellers willen geen overwegend bezwaar, maar ik
geloof, dat het nu niet de tijd is om dien kant op te gaan.
Eigenlijk moesten wij, wanneer wij dergelijke topografische
beschouwingen hielden, een kaart vóór ons hebben, teneinde
een en ander daarop te kunnen nagaan, want ik moet de
opmerking maken, dat ik met eenige bevreemding den heer
Huges zooeven heb hooren spreken over een verbinding van
de Kooiwijk met de wijk aan het Kanaal. Ik begrijp niet hoe
die verbinding over de Zijdgracht zou kunnen leiden, want
zij ligt heel wat zuidelijker.
De heer Knuttel. Over de Hooigracht!
De heer van der Pot. Daarlangs gaat men toch niet van
de Kooiwijk naar het Kanaal, wel misschien naar een nieuwe
wijk achter Zuiderzicht, die zooeven nog genoemd werd, een
wijk, welke evenwel in de naaste toekomst nog niet te ver
wachten is. Er is namelijk nog geen plan, dat betrekking
heeft op den bouw achter Zuiderzicht. Als de tram er is,
zegt de heer Knuttel, is het mogelijk, dat daar op den duur
wel bebouwing komt, maar dat is nog toekomstmuziek.
De heer Knuttel meent, dat door het maken van een ver
binding Zijdgracht—Hooigracht het vraagstuk van een ver
keersweg NoordZuid en dus ook dat betreffende de Donker-
steeg zou zijn op te lossen, maar het probleem van den weg
NoordZuid ligt niet daar, doch veel meer naar het centrum
van de stad in de lijn Donkersteeg—Pieterskerkkoorsteeg.
De heer Knuttel. Omdat de Hooigracht dood loopt.
De heer van der Pot. De Donkersteeg blijft een moeilijk
punt; wil men daar het verkeer verbeteren, dan zal daarvoor
een verbinding van de Hooigracht met de Zijdgracht niet
helpen.
Ik acht het thans bovendien een ongeschikt moment om
zulke enorme bedragen te gaan voteereri voor het maken
van betere verkeersverbindingen. De heer Knuttel zegt, dat
het geld nog al ruim is, maar dat is alleen het geval voor
leeningen op zeer korten termijn; die kan men tegen be
trekkelijk lage rente krijgen, maar de gemeenten, die geld
noodig hebben voor langeren tijd, ondervinden daarvan de
moeilijkheden en ik vrees, dat wij in erger dan moeilijkheden
zouden geraken, indien wij dergelijke dure plannen gingen
uitvoeren.
De heer van der Lip. M. d. V. Heel graag zou ik nog een
goed woordje willen doen voor het huisje van den heer Bots
en mij. Misschien moet ik zeggen »een kwaad woordje",
want ik zou dat huisje gaarne zien verdwijnen. De heer Bots
en ik zijn er volstrekt niet voor om dit plan duurder te
gaan maken, maar als men een wandeling maakt over de
Zijdgracht en zich de tramplannen voorstelt, dan zal men
terstond zien, dat dit huis precies in den weg staat. De tram
zal daar, blijft het huis staan, zelfs een flauwe bocht moeten
maken om over het water te komen. Het is veel beter en
minder gevaarlijk, als de tram recht door kan rijden, dus als
de brug vlak tegenover de Zijdgracht komt te liggen.
Het huisje is een leelijke sta-in-den-weg en zooveel geld
kan het ook niet kosten.
Wij houden wel degelijk rekening met den financieelen
toestand der gemeente; wij zijn er daarom niet voor om het
plan veel duurder te makenmaar deze bescheiden verbetering
zouden wij gaarne aangebracht zien.