perceel Sectie K no 1420, ter grootte van 4000 M?. aan te koopen voor 2.25 per M2. Aankoop van dit beoosten en bezuiden de aan de woning bouwvereniging »de ,Eefidracht" voor den bouw van arbei derswoningen verkochte përceelen gelegen terrein komt ons met het oog op verderen woningbouw gewenscht voor. De prijs, waarvoor het vrij hopg gelegen terrein kan worden aangekocht, komt overeen met den prijs, dien de gemeente betaald heeft voor de terreinen, die zich aan de oostzijde van het aan te koupen stuk bevinden. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. te besluiten tot den aankoop ten behoeve van de volks huisvesting van het perceel kad. bekend Sectie K no 1420, ter grootte van 4000 M2., voor de som van 2.25 per M2.; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij o verge - legden suppletoiren begrootingsstaat, groot, met inbegrip van de kosten van overdracht, ƒ:9105.— -Jj? Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 11. Leiden, 15 Januari 1920. Ons -vereenigende met nevensgaand voorstel van Commis sarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, geven wij Uwe Vergadering in overweging: 1°. te besluiten aan de Electriciteitsfabriek een kapitaal van ƒ200.000 te verstrekken voor de uitbreiding van het ketelhuis dier fabriek, onder bepaling, dat, gelet op den tegenwoordigen rentestandaard, jaarlijks door de fabriek aan de gemeente zal worden betaald 6% rente van het door haar geleende kapitaal en dat te beginnen met het jaar 1921 jaarlijks 2V-> van dat kapitaal door de fabriek zal wórden afgelost; 2°. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot 200.000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leidep, 9 Januari 1920. Bij besluit van den Gemeenteraad van 21 November 1918 werd aan de Electriciteitsfabriek een kapitaal van ƒ650.000. verstrekt voor uitbreiding dier fabriek met een turbo generator met bij behoorenden ketel. Intusschen werd destijds met de bestelling van den ketel gewacht, omdat ons dit wegens de toen heerschende tijdsomstandigheden beter voor kwam. Thans, nu de bestelling niet langer kan worden uit gesteld, blijkt ons, dat het aanbeveling verdient, de ketel capaciteit, waarvan de uitbreiding bij gemeld besluit van den Raad als noodzakelijk was erkend, te vermeerderen, niet door den aanbouw van één, doch van twee nieuwe ketels. Immers wanneer er twee ketels worden aangeschaft, zal de nieuwe turbine, die thans in aanbouw is, op hare volle kracht kunnen werken, hetgeen tengevolge van de nog steeds grooter wordende afname van electriciteit en den snellen groei van het bedrijf, zeer gewenscht moet worden geacht. Hierbij komt nog, dat de levertijd voor stoomketels sinds het vorige jaar zóó veel langer is geworden, dat de aflevering soms bijna een jaar na de bestelling plaats vindt, terwijl bij de uitvoering van dergelijke werken tegenwoordig vaak allerlei tijdroovende moeilijkheden rijzen. In verband met een en ander hebben wij den Directeur der Fabrieken gemachtigd, om, ter uitbreiding van de ketelcapaciteit der Centrale, onderhandelingen te openen over den aankoop van twee in plaats van één ketel, waarbij zoo mogelijk aan een Nederlandsche firma de voorkeur zal gegeven worden. De hieruit voortvloeiende meerdere kosten kunnen uit het door den Raad reeds verstrekte crediet worden bestreden. Met de vermeerdering van de ketels moet echter nood wendig een uitbreiding van het ketelhuis gepaard gaan; echter deden wij in ons schrijven van 11 November 1918 (zie Ing. Stukken no. 295) daaromtrent nog geen voorstel, omdat mede in verband met de plannen tot verbouwing der Gasfabriek nog nader moest worden overwogen, hoe die uitbreiding het doelmatigst kon worden tot stand gebracht. Nu thans de opstelling der ketels onder de oogen wordt gezien, blijkt, dat het ketelhuis niet onbelangrijk zal moeten worden uitgebreid. Het is naar het oordeel van den Direc teur noodzakelijk, dat zoo spoedig mogelijk tot den bouw worde overgegaan, aangezien in verband met de steeds slechter wordende kwaliteit der steenkolen en de daardoor onstane geringe stoomproductie de bestaande -ketelbatterij maar nauwelijks meer in de noodige stoomlevering voor het vol gend jaar kan voorzien. Wel zou er in het tegenwoordige ketelhuis desnoods nog plaats voor één ketel gevonden kunnen worden, doch behalve, dat dan de ketelbatterij binnenkort opnieuw zou moeten worden versterkt, zou de onderlinge opstelling der ketels verre van doelmatig, ja zelfs zeer on economisch wezen. Bovendien is de voorgestelde uitbreiding zóó ontworpen, dat zij als het ware een onderdeel vormt van een plan tot een systematische vergrooting van het ketelhuis, welke in de tpekomst ongetwijfeld aan de orde zal komen. De nieuwe installatie zal in de onmiddellijke nabijheid van de nieuwe turbine moeten worden opgesteld en er zal derhalve tegen het bestaande ketélhuis een nieuw gebouw moeten worden opge richt, hetwelk voorzien behoort te zijn van soliede vloeren, onder- kelderingen, ketelfundamenten en ketelbemetseling en geschikt om kolenbunkers voor automatisch kolentransport te bevatten. De kosten van dit werk worden geraamd op ƒ200.000. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer U in overweging te geven, den Raad voor te stellen, te besluiten aan de Electriciteitsfabriek een kapitaal te verstrekken van 200.000.tot uitbreiding van het ketelhuis dier fabriek, onder bepaling, dat jaarlijks door de Fabriek aan de Gemeente zal worden betaald 6% van het door haar geleende kapitaal en dat te beginnen met het jaar 1921 jaarlijks een bedrag van 2!°/o zal .worden afgelost. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, C. W. van der Pot Bzn., Voorzitter. Schotman, Secretaris. Aan fleeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 12. Leiden, 15 Januari 1920. In verband met de verhooging van de rechten, verschul digd voor het wegen van vee, vleesch, enz. aan het Openbaar Slachthuis, waartoe Uwe Vergadering op 28 Augustus 1919 (Ingek. Stukken no. 240) besloot, hebben wij ook eene ver hooging van de weegloonen en de plaatsgelden aan de Waag en van de weegloonen aan de vette varkensmarkt onder oogen gezien en aan de Commissie voor het Marktwezen verzocht, ons in dezen van advies te dienen. Uit het rapport dezer Commissie blijkt, dat zij de thans geldende tarieven over het algemeen met honderd procent verhoogd zou willen zien. De weegloonen van boter, genoemd in artikel 1 van de desbetrellënde verordening (Gem. Blad no. 15 van 1916) zouden dan onderscheidenlijk 0.20, Ü.15 en ƒ0.10 worden, terwijl de plaatsgelden, genoemd in artikel 3, dan naar dien maatstaf op 0.15, 0.10 en ƒ0.05 zouden moeten worden gesteld. Op de verdubbeling der tarieven meent de Commissie voor het Marktwezen een uitzondering te moeten aanraden ten opzichte van het weegloon voor kaas, thans per 100 K G. 0.10 bedragende, en wel met het oog op de concurrentie van particuliere zijde. Zij vindt, dat het weegloon voor kaas daarom niet hooger dan op 0.15 per 100 K.G. behoort te worden gesteld. Ook bij de overige in artikel 1 der bestaande verordening geregelde tarieven kan naar het gevoelen der Commissie het beginsel eener verhooging van 100% niet overal worden doorgevoerd. Zoo schijnt het haar ongewenscht, dat voor een big, waarvan het gewicht veelal beneden de 25 K.G. blijft, een tarief van ƒ0.20 zou worden bepaald, ter wijl zij er op wijst, dat bij de tarieven voor runderen, paar den en kalveren rekening gehouden moet worden met. de aan het Slachthuis geldende bedragen. Met de hierboven weergegeven meening der Commissie kan ons College zich geheel vereenigen en wij stellen U mitsdien voor over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver ordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van den 27sten Juli 1916 (Gem.Blad no. 15), rege lende de heffing van weegloonen en plaatsgelden aan de Gemeentewaag en van weegloonen aan de Vette- varkensmarkt te Leiden. Artikel 1. Artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: »Van hen, die gebruik maken van de weegtoestellen dei- gemeente, wordt een weegloon geheven naar het volgende tarief Voor vat boter0.20 Vs 0.15 Vie 0.10 kaas per 100 K.G0.15 Onderdeelen van 100 K.G. worden voor de betaling met 100 K.G. gelijk gesteld. Voor varkens en voor biggen, zwaarder dan 25 K.G., per stukf 0.25

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 6