12 fabrieken twee zeer geschikte dienstwoningen te krijgen tegen aanmerkelijk lageren prijs dan indien elders geheel nieuw zoo moeten worden gebouwd, waartoe trouwens in voldoende nabijheid der fabrieken geen geschikt terrein is te vinden. De eigenaar vraagt voor het perceel Sectie K 84 en 1087, dat op de bijlage is aangegeven, 10.500.welk bedrag volgens schatting van deskundigen in verband met de grootte van het terrein, den solieden bouw en de tegenwoordige prijzen niet te hoog is te achten. Aangezien wij geheel het gevoelen van den Directeur der Lichtfabrieken deelen, dat het verkrijgen van dit perceel in deze omstandigheden van bijzonder belang voor de fabrieken is te achten, geven wij Uw College in overweging den Raad voor te stellen tot aankoop van dit perceel te besluiten en het bijbehoorende stuk grond te bestemmen tot den bouw van een tweede dienstwoning. De verklaring van den eigenaar betreffende den verkoop onder voorbehoud van goedkeuring door den Raad gaat mede hierbij. De kosten van aankoop kunnen geheel uit de kasgelden der fabrieken worden betaald. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, C. W. van der Pot 13zn., Voorzitter. Schotman, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester .en Wethouders van Leiden. No. 22. Leiden, 20 Januri 1920. In het laatst van het afgeloopen jaar ontving ons College eene uitnoodiging tot bijwoning van eene vergadering te Woerden, waarin de oprichting van een vereeniging tot verbetering van den Ouden Rijn ter sprake zou komen. Namens ons College werd die vergadering bijgewoond door den Wethouder van Fabricage en den Directeur van Gemeentewerken. Blijkens een ter visie liggend schrijven is die vereeniging inmiddels opgericht en noodigt zij de gemeente Leiden uit als lid toe te treden. Tot leden van het bestuur zijn voor- loopig reeds aangewezen de Kamer'van Koophandel te Woer den en de gemeenten Katwijk, Alphen, Bodegraven en Utrecht, terwijl het de bedoeling is de twee nog niet vervulde bestuurs- plaatsen te doen innemen door een Kamer van Koophandel en een gemeente. Die Kamer van Koophandel zou dan de Leidsche zijn. Uit de statuten blijkt, dat leden dei' te Woerden gevestigde vereeniging kunnen zijn: gemeenten, waterschappen, kamers van koophandel en instellingen van algemeen nut en dat de jaarlijksche bijdrage der leden ten minste ƒ10.bedraagt. Aangezien het ons voorkomt, dat de vaartverbetering van den Ouden Rijn ten Oosten van Leiden ook voor onze ge meente van belang is met het oog op haar handel en industrie, geven wij U in overweging te besluiten als lid van de ver eeniging tot verbetering van den Ouden Rijn toe te treden, en de jaarlijksche bijdrage te bepalen op 25. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 23. Leiden, 20 Januari 1920. Tot nog toe brachten wij U nog geen praeadvies uit op de beide hierachter afgedrukte verzoeken van de vereeniging tot verzorging van kleine kinderen (kinderbewaarplaats) en van het Tehuis voor Schoolgaande kinderen om verhooging van de gemeentelijke subsidie. Zooals U bekend is, genieten beide vereenigingen eene jaarlijksche subsidie van 250.—, respectievelijk ingevolge raadsbesluiten van 27 Juli 1911 (Ingek. Stukken No. 177) en 17 October 1918 (Ingek. Stukken No. 266). Uit de overgelegde, ter visie liggende bescheiden is ons gebleken, dat deze beide inrichtingen inderdaad niet kunnen blijven voortbestaan, indien de gemeente niet besluit de be staande subsidiën ad 250.aanmerkelijk te verhoogen. Aangezien ons echter tevens ter oore was gekomen, dat plannen bestonden om tot samensmelting van beide vereeni gingen te geraken, wachtten wij met het uitbrengen van ons praeadvies, totdat ons het resultaat dier plannen bekend was. Dit resultaat is echter voorloopig negatief. Volgens mede- deeling van beide vereenigingen toch is ons gebleken, dat eene fusie tengevolge van gebrek aan voldoende localiteit thans niet mogelijk is. Voor het aantal kinderen, dat de beide inrichtingen bezoekt, is de aanwezige localiteit van een der beide vereenigingen beslist te klein. Onder deze omstandigheden komt het ons voor, dat de gemeente althans voor het jaar 1920 in meerdere mate de helpende hand moet bieden, dan tot nog toe het geval is geweest. Eene blijvende verhooging van de subsidiën zouden wij U echter op het oogenblik nog niet willen voorstellen, gelet op de afneming van het aantal kinderen, dat de kinderbe waarplaats bezoekt en de nadere overweging, om beide in richtingen althans in de toekomst te combineeren. Voor 1920 is echter verhooging van beide subsidiën beslist noodig, indien men eene sluiting dezer nuttige instellingen wegens gebrek aan middelen wil voorkomen. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten zoowel de subsidie aan de vereeniging tot verzorging van kleine kinderen (kinderbewaarplaats), als de subsidie aan het Tehuis voor Schoolgaande kinderen voor het jaar 1920 te verhoogen tot 750.onder de gebruikelijke vo'orwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 12 December 1918. Aan den Raad der Gemeente Leiden. geven met verschuldigden eerbied te kennen de onder- geteekenden M. Kluyver-Honigh, Voorzitster, B. Fabius-Ploeg, Secretares, A. M. Goudsmit-Cohen, uitmakende het Dage- lijksch Bestuur van de Vereeniging tot Verzorging van kleine kinderen (Kinderbewaarplaats) te Leiden, dat onze Vereeniging sedert 1911, toen haar een kleine subsidie vanwege de gemeente Leiden werd toegekend, met haren arbeid is voortgegaan, en daarbij met steeds grooter moeilijkheden heeft te kampen gehad, dat door de tijdsomstandigheden der laatste jaren de prijzen van levensmiddelen, brandstollen, kosten van bewassching, de loonen van het personeel, enz. zeer zijn gestegen, dat de bedragen van belangstellende gemeentenaren, ondanks alle daartoe in het werk gestelde pogingen niet aanmerkelijk konden vermeerderd worden, dat hoewel thans tot een kleine verhooging der verplegings- kosten is besloten, de Vereeniging toch genoodzaakt is geworden een deel van haar klein kapitaal te verbruiken, en dat zelfs enkele, haar toegekende legaten niet konden worden gekapi taliseerd, dat uit het praeadvies van het College van Burgemeester en Wethouders van 3 Juli 1911 aan den Gemeenteraad, in zake het toenmaals ingediend verzoek om subsidie, bleek, dat het College het nut van den arbeid der Vereeniging erkende, dat het College, adviseerende tot het toekennen van een subsidie, voorloopig van f 250.—, te kennen gaf, dat zoo onverhoopt mocht blijken, dat dit bedrag te klein was, nog altijd tot verhooging van subsidie zou kunnen worden over gegaan. dat de Vereeniging gelooft, dat dit laatste thans dringend noodzakelijk: is geworden, en dat haar voortbestaan in gevaar wordt gebracht, zoo de Gemeente haar niet te hulp komt, Redenen, waaróm zij thans de eer heeft, den Raad dei- Gemeente met nadruk te verzoeken, om het toegekende subsidie te verhoogen en het te willen vaststellen op 750, Hetwelk doende enz. Het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging voornoemd M. Kluyver-Honigh, Voorzitster. B. Fabius-Ploeg, Secretaresse. A. M. Goudsmit-Cohen, Penningmeesteres. Leiden 10 Oct. 1919 Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Het Bestuur van het Tehuis voor Schoolgaande kinderen te Leiden dat, hoewel dankbaar voor uwe subsidie van 250. zich door de toenemende duurte genoodzaakt ziet, zich nog maals tot U te wenden met verzoek om verhooging van ge noemde subsidie. Zonder krachtigen steun zou deze nuttige instelling tot leedwezen van het Bestuur en zeker van de ouders zoowel als van de kinderen gesloten moeten worden. De contributies bedragen 600 Kindergeld hoogstens800 Subsidie van de Gemeente 250 De uitgaven blijkens de jaarlijksche rekening bedragen ƒ2700. zoodat het Bestuur zich verplicht zag door het vragen van extra giften het tekort aan te zuiveren. De Secretaresse De Presidente A. G. VijghVijgh. C. E. Zeeman—de Bruyn. No. 24. Leiden, 20 Januari 1920. in Uwe Vergadering van 20 Februari 1919, (Ingek. Stuk ken No. 44), werd besloten aan de afdeeling Leiden van het Centraal Genootschap voor Kinderherstel lings- en Vacantie- kolonies eene subsidie van 1000.— ineens te verleenen ten behoeve van de verpleging van Leidsche kinderen in de kolo niehuizen van het Genootschap.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 12