11 schutting van ten minste 2 Meter hoogte worde afgescheiden van het overige pleingedeelte, in welke schutting desverlangd door en voor rekening der huurders een deur moet worden gemaakt ter verbinding van de Koppenhinksteeg met dit pleingedeelte, een en ander ten genoegen van Burgemeester en Wethouders; 4°. dat de huurders het terrein met de toegangsdeur aan de Koppenhinksteeg en met de schoeiing aan den Ouden Rijn aanvaarden in den toestand, waarin een en ander bij den aanvang der huur verkeert, terwijl alle onderhoud ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, doch voor rekening der huurders is; 5°. dat in het gehuurde zonder toestemming van Burge meester en Wethouders geene veranderingen mogen worden gemaakt, terwijl alles na afloop der huur behoorlijk ontruimd en gereinigd en desgewenscht in den vorigen toestand terug gebracht, moet worden opgeleverd; en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voor waarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 16 December 1919. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven beleefd te kennen, ondergeteekenden, W. F. Moene en A. Kool, steenhouwers, domicilie kiezende Oude Rijn 62 te Leiden dat zij zich hebben gevestigd als steenhouwerspatroons en deswege de beschikking behoeven over een terrein, waar zij hun bedrijf kunnen uitoefenen; dat hun aandacht is gevallen op een gedeelte van de plaats voor het voormalig Invalidenhuis, hetwelk is gelegen langs de Ouden Rijn; dat zij daarom gaarne de beschikking zouden hebben over een gedeelte van dezen plaats, groot ongeveer 100 vierkante Meter en zij voor hun bedrijf het meest geschikt achten het gedeelte, wat bereikbaar is door den ingang in de Koppen hinksteeg aan de Hooglandsche Kerkgracht, links van dezen ingang, tusschen scheidingsmuur en Ouden Rijn; dat zij een huurprijs van 75 cent §per Mr2 en per jaar voor dit gedeelte billijk achten; Redenen waarom zij Uw college beleefd verzoeken hen het bovenbedoelde terrein in huur af te staan tegen een jaar lij kschen huurprijs van 75 cent per vierk. Meter. 't Welk doende enz. W. F. Moene. A. Kool. N°. 20. Leiden, 20 Januari 1920. In de vergadering van 16 Februari 1899 werd door Uwen Raad een verordening vastgesteld tot aanwijzing van eene plaats voor het oprichten, hebben ol gebruiken van tapijt- klopperijen binnen de gemeente, welker voorschriften steun den op de in artikel 4 der Hinderwet aan den gemeenteraad toegekende bevoegdheid om bij plaatselijke verordening in het belang van de openbare orde, veiligheid of' gezondheid een bepaalde plaats of gedeelte der gemeente aan te wijzen voor het oprichten, hebben of gebruiken van eene der in artikel 2 van genoemde wet vermelde inrichtingen, met verbod om elders in de gemeente het bedrijf of de bedrijven uit te oefenen, waartoe de oprichting of het gebruik van die in richting vereischt wordt. Waar artikel 3 van bedoelde verordening bepaalde, dat zij zou gelden voor den tijd van twintig jaren, heeft zij reeds eenigen tijd opgehouden van kracht te zijn. Intusschen hebben wij onderzocht of een hernieuwde vaststelling dezer voor schriften aanbeveling verdient, op welke vraag wij bevestigend meenen te moeten antwoorden. De omschrijving van artikel 1 ondergaat duidelijkheidshalve een geringe wijziging, doch overigens hebben wij den een- voudigen tekst der vroegere verordening overgenomen. Een strafbepaling behoeft zij niet te bevatten, omdat artikel 22 sub a der Hinderwet de strafbedreiging inhoudt tegen het hoofd der onderneming, dat in strijd handelt met het in artikel 4 dier wet bedoelde verbod. De tijd, voor welken deze ver ordening kan gelden, mag krachtens dit zelfde artikel de twintig jaren niet te boven gaan. Wij geven U mitsdien in overweging over te gaan tot de vaststelling van de navolgende VERORDENING, tot aanwijzing van een plaats voor liet op richten, hebben of gebruiken van tapijtklopperijen binnen de gemeente Leiden. Artikel 1. Voor het oprichten, hebben of gebruiken van tapijtkloppe rijen wordt aangewezen het terrein, gelegen op de Stads- hulpwerf, kadastraal bekend onder Sectie A No. 541, gemeente Leiden. Art. 2. Het is verboden buiten het in artikel 1 genoemde terrein het bedrijf van tapijtklopper uit te oefenen. Art. 3. Deze verordening geldt voor den tijd van twintig jaren. De Commissie voor de Strafverordeningen, N. C. de Gijselaar, Voorzitter. Schotman, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 21. Leiden, 20 Januari 1920. Met nevensgaand voorstel van Commissarissen der Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit tot aankoop van het perceel Haarlemmerweg no. 16 met bijbehoorend terrein, kan ons College zich geheel vereenigen. Wij geven U mitsdien in overweging: a. te besluiten tot den aankoop van bet perceel Haarlem merweg no. 16 met bijbehoorend terrein, kad. bekend Sectie K nis 84 en 1087, op de situatie nader aangegeven, voor de som van f 10.500. b. te bepalen, dat deze aankoop zal geschieden ten behoeve van de Gasfabriek en dat deze fabriek den koopprijs benevens de kosten van overdracht aan de gemeente zal terugbetalen c. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van overdracht, f 10.875. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 19 Januari 1920. Het ononderbroken dag-, nacht- en Zondagsbedrijf der' Lichtfabrieken brengt de noodzakelijkheid met zich, dat een aantal bedrijfsambtenaren in de onmiddellijke nabijheid der fabrieken hun woning hebben. Tot dusverre is het aantal dienstwoningen tot een 6-tal beperkt gebleven, omdat het aan de overige betreffende amb tenaren meestal mogelijk bleek een woning vlak bij de fabriek te huren. Intusschen beeft de woningnood de omstandigheden zoodanig veranderd, dat het zelfs in de noodzakelijkste gevallen niet meer mogelijk is, voldoende personeel in de nabijheid der fabrieken te doen wonen, hetgeen wij wezen er reeds vroeger op zeer in het nadeel van een goede exploitatie van het bedrijf is. Deze toestand verergert steeds en zal tot onoverkomelijke bezwaren leiden, indien niet de noodige maatregelen worden genomen, om voor de ambtenaren, waarvoor het bedrijf zulks vereischt, meerdere vaste dienstwoningen in de onmiddellijke nabijheid der fabrieken beschikbaar te hebben. Bovendien is ten behoeve van den bouw der nieuwe kool- gasstokerij een bestaande dienstwoning afgebroken, terwijl door de uitbreiding van het ketelhuis der Centrale binnenkort nog twee dienstwoningen komen te vervallen. In verband met een en ander is het noodig, te trachten binnenkort over een voldoende aantal dienstwoningen vlak bij de Fabrieken de beschikking te krijgen, wil een behoorlijke bedrijfsexploitatie op den duur uitvoerbaar blijken. Bereids zijn bij raadsbesluit van 29 December 1919 twee perceelen gekocht, die, zoodra de tegenwoordige bewoners t. z. t. een andere woning zullen hebben gevonden, voor dit doel kunnen worden bestemd. Thans doet zich de gelegenheid voor, nog een zeer soliede gebouwde woning te verkrijgen aan de Haarlemmertrekvaart No. 16, c.a. 400 M. van het fabrieksterrein verwijderd Deze woning is voor den bedrijfschef der Centrale bij uitstek geschikt. Bovendien biedt het bij de woning behoorende terrein ter- grootte van 379 c.A. gelegenheid, om daarop met niet te groote kosten een tweede woning te bouwen met den gevel aan de Lange Hansenstraat, aangezien een der thans op het terrein der fabrieken staande woningen, die binnenkort moet worden afgebroken, op de beschikbaar komende ruimte juist weder kan worden opgebouwd. Het te koopen perceel is door den architect Mulder ge bouwd voor den tegenwoordigen eigenaar, den heer G. Gesink alhier, die het thans bewoont; het is volgens opname van den bouwkundige der Lichtfabrieken zeer soliede uitgevoerd en verkeert in uitstekenden staat van onderhoud. Wegens vertrek van den bewoner uit deze gemeente kan het huis reeds uiterlijk op 5 Juli 1920 te onzer beschikking worden gesteld. Vóórdien zou evenwel reeds met. den bouw -an de tweede woning op den bij behoorenden grond begonnen kunnen worden, zooals U uit bijgaande verklaring kan blijken. Door den aankoop bestaat dus de mogelijkheid om nabij de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 11