DONDERDAG 29 DECEMBER 1919. 429 bouwvereenigingen uit te voeren in afwachting van de toe kenning van den Rijkssteun. De heer van der Pot zal dat wel weten. Maar er zijn twee gemeenten, waar men er alreeds toe overgegaan is tot het bouwen van arbeiderswoningen in af wachting van de Rijkssteun, die stellig zal worden gegeven; men kan dat vinden in het woningbouworgaan, dat in Rotter dam wordt uitgegeven. Doch in afwachting daarvan zou ik willen vragen, dat de gemeente nu onmiddellijk overgaat tot het bouwen van een 100-tal woningen. De heer de Lange. Ik moet mij tegen dit onbekookte voorstel verklaren. Ik heb tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders gestemd, omdat ik wensch dat de Raad weet waarover hij zal spreken en besluiten; nu weet de Raad dat niet, en ik zal mij dus tegen dat voorstel ver klaren, waaarvan niemand op het oogenblik de portee kent. De heer Knuttel. M. d. V. Ik wensch dit voorstel van den heer Oostveen sterk te ondersteunen. Ik meen werkelijk dat de gemeente absoluut de verantwoordelijkheid niet kan dragen van den toestand zooals die op het oogenblik is, wanneer wij zien dat er gezinnen in onze gemeente zijn, die op de meest gebrekkige wijze zijn gehuisvest en het zelfs zoover is dat men moet overwegen, dat een gebouw als het Invalidenhuis voor arbeiders kan worden ingericht, waarbij, gebleken is dat men bijna voor hetzelfde geld nieuwe wonin gen kan bouwen. Welnu, dan moeten die nieuwe huizen ook worden opgetrokken. Waar er tal van gezinnen zijn, die nu eenmaal niet door de bouwvereenigingen kunnen worden geholpen, moet de gemeente beginnen met zoo spoedig moge lijk in den nood te voorzien. Ik ben het ook eens met de meening dat de quaestie van de Rijkssubsidie den doorslag niet mag geven; ik geloof ook, dat wanneer de gemeente begint, men niet bang behoeft te zijn dat men de subsidie niet krijgt. Mocht zij niet komen, dan is het Rijk daarvoor verantwoordelijk, maar de gemeente moet zorgen, dat in den plaatselijken woningnood wordt voorzien. En nu is het wel waar dat een dergelijk voorstel iets uit voeriger had zijn kunnen toegelicht, bijvoorbeeld ook aanwij zingen van plaatsen had kunnen geven, maar dat is in zooverre juist, dat dit voor Burgemeester en Wethouders geen bezwaar op kan leveren, omdat zij nu een groote vrij heid van handelen krijgen en dus zelf de plaatsen kunnen aanwijzen, die hun het meest geschikt voorkomt. Ik geloof dat men in elk geval onmiddellijk tot den bouw moet overgaan zonder de toezegging van de subsidie af te wachten. De heer Oostdam. M. d. V. Onlangs heb ik eens gevraagd hoe het zal gaan met de bewoners van de huizen, die voor de Gasfabriek moeten worden afgebroken. En toen heb ik de geruststellende mededeeling gekregen, dat er voor die men- schen zal worden gezorgd. Ik zou aan Burgemeester en Wet houders willen vragen, hoever het met die zorg staat, want ik heb gehoord, dat er nog al spoed wordt gemaakt met het ontruimen van die huizen en wanneer dit waar is, dient er met die zorg krachtig te worden ingegrepen, want het is hier indirect de gemeente, welke op die wijze den woning nood gaat vergrooten. Dus ik zou gaarne van den geachten Wethouder antwoord ontvangen op de vraag, in hoeverre het met die zorg staat, hetgeen van invloed zal zijn of ik al dan niet mijn stem zal geven aan het voorstel. De heer van Stralen. De heer Oostdam heeft gevraagd hoe het staat met de zorg voor de bewoners van de huizen van de Gasfabriek en nu is mij ter oore gekomen dat die zorg hierin bestaat, dat er namens de gemeente op sommige bewoners van de huizen aan de Langegracht eene, volgens mijongeoorloofde pressie wordt uitgeoefend om hunne woningen te ontruimen om in die ontruimde huizen weder bewoners van andere panden aan de Langegracht onder te brengen, die uit hun huis moeten, omdat deze het eerst voor afbraak in aanmerking komen. Als dat de zorg is, welke de gemeente heeft voor de bewoners van haar woningen aan de Langegracht, dan meen ik dat die zorg zich wel eens verder mocht gaan uitstrekken dan tot hetgeen thans geschiedt. Daarom lijkt mij dit voorstel van den heer Oostveen op zijn plaats en geloof' ik, dat er alles vóór pleit het aan te nemen. Het is naar mijn opvatting niet eenzelfde voorstel als enkele vergaderingen geleden door den Raad is afgestemd. De zaak heeft eene andere zijde, want de gemeente, welke een flink aantal woningen aan haar bestemming onttrekt ter wille van de Gasfabriek, heeft tamelijk wel den plicht voor die woningen andere in de plaats te doen verrijzen. Om die reden ben ik van gevoelen, dat de gemeente binnen den kortst mogelijken tijd heeft te zorgen, dat de Langegracht- bewoners in andere woningen kunnen worden ondergebracht. Ik hoop dan ook, dat de Raad het voorstel van den heer Oostveen zal aannemen. De heer van der Pot. M. d. V. Zooals uit de discussies blijkt, zit er aan dit voorstel tweeërlei kant, in de eerste plaats de algemeene vraag, hoe de gemeente binnen den kortst mogelijken tijd meer woningen schept en in de tweede plaats het meer principieele punt, hoe zal worden voorzien in de behoefte aan woningen voor de bewoners van de huizen aan de Langegracht, welke ten behoeve van de Gasfabriek werden afgebroken. Toen ik zeide, dat ik omtrent dit punt niets nieuws in het midden te brengen had na hetgeen was gezegd in het praeadvies, dat indertijd over het voorstel van den heer Knuttel is uitgebracht, had ik uit den aard der zaak alleen het eerste op het oog. Wat betreft de noodzakelijkheid om spoedig een grooter aantal woningen in de gemeente te krijgen, heb ik niets toe te voegen aan hetgeen daaromtrent in dat praeadvies Ijeeft gestaan en bij de mondelinge discussie naar voren is gebracht. Het eenige verschil zit in de kosten. Ik heb toen tot den heer Knuttel gezegd, dat hetgeen hij wenschte aan de gemeente acht millioen zou kosten voorHXX) woningen. Voor 100 woningen zou dat dus bedragen ƒ800000.of iets meer, maar overigens geldt daarvoor hetzelfde ik kan het slechts herhalen wanneer wij dien weg opgaan, komen wij niet spoediger tot woningbouw dan wanneer wij blijven volgen den tot dusverre ingeslagen en beproefden weg, namelijk dien van woningbouw door bemiddeling van de bouw vereenigingen, als wij althans willen vasthouden aan het mijns inziens juiste idee om gebruik te maken van de middelen welke de Woningwet daarvoor biedt, namelijk het aanvragen van een voorschot en van een bijdrage van het Rijk, welke gegeven wordt en in verband met de hooge bouwkosten een aanzienlijk bedrag vertegenwoordigt. Waarom gevoelen Burgemeester en Wethouders er niets voor om over dit voorstel praeadvies uit te brengen en waarom is het bezwaar, daartegen door sommige leden ingebracht, niet juist? Omdat het voorstel over de vraag, of al of niet met rijkssteun zal worden gewerkt geen nader licht geeft. De heer Oostveen heelt verklaard, dat het hem koud laat langs welken weg die honderd woningen totstandkomen. Dat punt kunnen Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies dus niet nader belichten, dat hadden de voorstellers moeten doen, maar, aangezien het hen koud laat, moet ik het voorstel, zoowel in den eerien als in den anderen zin opgevat, bestrijden. Wat den eenen vorm betreft, woningen bouwen zonder zich aan de Woningwet te storen, daaromtrent kan ik volstaan met het bezwaar aan te voeren der veel te hooge kosten, want de gemeente kan niet ineens ƒ800000.voteeren voor 100 woningen. Als wij het nu op zooveel minder kostbare wijze kunnen doen, kan ik er niets voor gevoelen om tot zulke uitgaven te besluiten. Maar de heer üostveen vindt ook goed, wanneer het op andere wijze gaat en heeft daarbij er op gewezen, dat het toch in andere gemeenten soms vlugger gaat dan hier. Ik kan zeggen, dat wij hier ook ons best doen, maar het verkrijgen van het voorschot brengt noodwendig altijd oponthoud mede. Vroeger werd het raadsbesluit eerst gestuurd naar Gedeputeerden en daarna, als het goedgekeurd was, naar het Departement. Nu hebben we de laatste maal dezen weg ingeslagen, dat het voorstel tegelijk naar Gedeputeerden en het Departement is gezonden en tot dusverre is er nog geen bezwaar gekomen van het Departement, dat reeds aan het onderzoek is begonnen van het besluit, zooals het nog niet goedgekeurd door Gedeputeerden, door ons werd ingediend. Dat is althans een middel, dat eenigszins den gang van zaken bespoedigt. Maar om reeds te gaan bouwen, voordat men iets van de goedkeuring weet, daartegen maak ik bezwaar, niet omdat het voorschot tenslotte wel eens geheel kan uitblijven, dat hebben wij altijd gekregen, maar wegens de wijzigingen, die in het plan kunnen worden voorgeschreven, tengevolge van op merkingen van de verschillende rijksadviseurs. Voor en aleer wij weten of de verschillende organen van het Rijk die er bij betrokken zijn, met de plannen accoord gaan, lijkt mij uiterst risquant, omdat dit het krijgen van voorschot en bijdrage in aanzienlijke mate in gevaar kan brengen. Misschien is dat in de andere provinciën, waaruit de heer Oostveen' zijn voor beelden heeft genomen en waar bijvoorbeeld andere inspecteurs zijn, anders, maar voor Zuid-Holland zou ik het beslist ontraden. In elk geval is dat een zaak apart. We hebben op het oogenblik een voorstel, om van gemeentewege nieuwe huizen te bouwen. Of men bij het aanvragen van een voorschot, hetzij voor gemeentelijken bouw of voor vereenigingsbouw het er op waagt om te gaan bouwen voor de plannen zijn goedgekeurd dat is een zaak, die buiten dit voorstel staat. Er is gezegd, dat de rioleering den bouw zoo'n tijd zou ophouden, maar dan kan ik opmerken, dat wanneer er van gemeentewege wordt gebouwd, die rioleering er ook moet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 9