DONDERDAG 29
DECEMBER 1919.
423
Om echter het te schenken bedrag zoo groot mogelijk te
doen zijn, wenden ondergeteekenden, ten deze handelende
namens bovengenoemden Mandolineclub, zich beleefd tot Uw
Achtbaar College met het verzoek hen voor deze gelegenheid
de Groote Stadszaal geheel kosteloos beschikbaar te stellen.
Rekenende, dat Uw Achtbaar College, ons pogen, om iets
te doen voor deze noodlijdende kinderen, wel zal willen
steunen, vertrouwen zij dat bij den Raad geen bezwaren
zullen bestaan hun verzoek ten deze in te willigen.
Voor het Bestuur:
J. G. van der Zeeuw, Voorzitter.
J. J. Optendrees, Secretaris.
De Voorzitter. Ik stel voor tot dadelijke behandeling van
dit adres te besluiten, omdat de Mandolineclub wel voor
nemens zal zijn de uitvoering spoedig te doen plaats hebben.
Aldus wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
De Voorzitter. Ik kan hieromtrent het volgende mede-
deelen
Wat het verzoek om het kosteloos gebruik van de
Stadsgehoorzaal betreft, moet ik opmerken dat de Raad der
gelijke verzoeken slechts heeft ingewilligd in zeer bijzondere
gevallen, zooals buitengewone rampen in ons eigen land.
Het bedrag dat door liefdadigheidsuitvoeringen verkregen
wordt, is in den regel zeer gering en daarbij komt, dat het
publiek deze uitvoeringen veelal meer beschouwt uit een
oogpunt van amusement, dan wel uit dat van ware lief
dadigheid.
Staat de Raad dit verzoek toe, dan weten wij wel waar
het begin is, doch niet waar het einde zal zijn. Allerlei
voorstellingen zullen totliefdadigheids-voorstellingen gepro
moveerd worden.
Burgemeester en Wethouders hebben echter, in gevallen
als dit, de zaal steeds afgestaan tegen het minimumtarief en
zij hebben zich ook nu voorgesteld om, indien de Raad
alwijzend op het verzoek beschikt, dat tarief toe te passen.
Ook uit een oogpunt van goede exploitatie der Gehoorzaal
achten Burgemeester en Wethouders inwilliging van het ver
zoek niet gewenscht.
Ik stel U daarom voor op het verzoek van de Mandoline
club afwijzend te beschikken.
De heer van der Zeeuw. M. d. V. Ik geloof wel, dat de
aanleiding, welke deze Mandolineclub heeft om een uitvoering
te geven, onder de bijzondere omstandigheden mag worden
gerekend. Gij zegt wel, dat dergelijke verzoeken alleen
worden ingewilligd als er rampen in ons eigen land voor
komen, maar ik meen te mogen zeggen, dat de noodtoestand
in Weenen de aandacht trekt niet alleen van de verschillende
lichamen en organisaties, maar ook van de Regeering.
Waar wij zien dat er van verschillende zijden wordt mede
gewerkt op elk gebied, geloof ik, dat het verzoek van de
Mandolineclub gerechtvaardigd is om voor dezen keer de
Gehoorzaal kosteloos af te staan.
Ik ben dus niet bevredigd met het antwoord en hoop dat
de Raad zal besluiten om het bedoelde lokaal voor dit doel
kosteloos af te staan.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik zou aan Burgemeester en
Wethouders willen vragen wat het verschil is wanneer de
zaal gratis of tegen het laagste tarief beschikbaar wordt
gesteld
De Voorzitter. Het minimumtarief, dat dan zal worden
gerekend is 24.met 15.voor licht.
Ik wil deze gelegenheid aangrijpen om even den heer van
der Zeeuw te antwoorden.
Het is altijd heel moeielijk om zoo'n quaestie objectief te
beoordeelen; ik begrijp dat het goede hart van de leden hen
aanzet om het lokaal kosteloos te geven, maar men staat
hiermede toch altijd voor groote moeielijkheden.
Hoe moet de grens worden getrokken Geeft men aan
ééne vereeniging de zaal kosteloos, dan komen er allerlei
andere die ook liefdadigheidsuitvoeringen gaan geven en ten
slotte is de opbrengst niets.
Wanneer men weldadigheid wil beoefenen, moet iedereen
dat voor zichzelf weten, maar, wanneer het gaat uit de kas
van een ander, moet men die zaak niet te licht beoordeelen.
Ik geloof werkelijk dat inwilliging van het verzoek de deur
openzet tot allerlei misbruiken. Daarom meenden wij te moe
ten ontraden om op het verzoek in te gaan, natuurlijk niet,
omdat wij van oordeel waren, dat de ramp niet groot is,
maar om de genoemde redenen.
Wij moeten de exploitatie van de Gehoorzaal in deze om
standigheden vergelijken met die van Zomerzorg en de Graari-
beurs; die worden geëxploiteerd op commercieele wijze en, hoe
goed het doel ook is, komt het mij niet juist voor dat wij
onze zalen kosteloos zouden afstaan. Dat wij eenigszins reke
ning moeten houden met het goede doel vind ik niet ver
keerd, maar met het oog op het zooeven door mij genoemde
geef ik in overweging om niet in te gaan op het verzoet-.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik stel er prijs op om even
te motiveeren waarom ik tegen het verzoek zal stemmen.
Daarbij zal ik mij in zooverre losmaken van de toelichting
van Burgemeester en Wethouders, dat ik geloof dat hierbij
een van de grootste rampen is betrokken, die de wereld
geschiedenis kent. Maar aan den anderen kant kan ik in de
uitvoering der mandolineclub niet dien ernst zien die ver-
eischt wordt om aan het verzoek te voldoen.
Daarom zal ik tegen het verzoek stemmen, maar de appre
ciatie van den ramp wensch ik daarbij niet betrokken
te zien.
De Voorzitter. Dan heeft de heer Knuttel mij verkeerd
begrepen. Ik erken dat wij hier hebben te maken met een
van de grootste rampen, maar ik heb gezegd, dat het iets
anders is, dat men voor het beoefenen van liefdadigheid,
welke ook, gratis een lokaal van de gemeente daarvoor
afstaat, aangezien daaraan groote moeielijkheden zijn verbon
den en het dan niet te vermijden is dat men soms tot onbil
lijkheden komt.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik kan mij niet met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen, omdat
de Raad ieder geval op zich zelf kan beoordeeleö. Het gevaar
waarvan U spreekt bestaat niet. Het is niet noodzakelijk dat
wij, wanneer wij het nu doen, in den vervolge voor allerlei
doeleinden de Gehoorzaal zullen moeten geven. Trouwens is
de zaal meermalen voor verschillende doeleinden gratis afge
staan. De pluimveetentoonstelling moest voor 8 dagen slechts
ƒ125.betalen, dat is ook een luttel bedrag en hier gaat
het om één avond en zeker voor een zeer goed doel.
Dus ik zou het verzoek Wel willen toestaan.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om op dit
verzoek afwijzend te beschikken, wordt in stemming gebracht
en met 19 tegen 8 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren: Eikerbout, de Lange, J. P. Mul
der, van der Pot, Wilmer, üostdam, Splinter, van Hamel,
Heemskerk, Bisschop, van Tol, Knuttel, Sijtsma, A. Mulder,
Pera, Bots, van der Lip, Huges en Kuivenhoven.
Tegen stemmen de heer de la Rie, Mevr. Dubbeldeman
Trago, de heeren Dubbeldeman, van der Zeeuw, Oostveen,
Groeneveld, van Stralen en Mevr. BaartBraggaar.
10°. Voorstel van den heer J. Huges om 500.beschik
baar te stellen als blijk van sympathie met de door in ver
schillende bonden georganiseerde Leidsche arbeiders op touw
gezette steunbeweging ten bate van de noodlijdenden in
Oostenrijk.
Dit voorstel luidt als volgt:
»Ondergeteekende stelt voor om door een gemeentelijke
subsidie van bijv. ƒ500.sympathie te betuigen met de,
door in verschillende bonden georganiseerde Leidsche arbeiders
op touw gezette steunbeweging, ten jbate van de noodlijdenden
in Oostenrijk."
De Voorzitter. Wil de heer Huges het kort toelichten?
Dan kunnen wij daarna beslissen of het direct in behandeling
kan komen.
De heer Huges. M. d. V. Ik licht het gaarne toe, omdat
ik weet, dat Burgemeester en Wethouders voor dit voorstel
niet even warm loopen als ik en mij ter oore is gekomen,
dat in dezen Raad meerdere leden zijn, die niet zóózeer op
mijn standpunt staan als ik dat zou wenschen. Ik kan mij
dat levendig voorstellen, omdat het voorstel, zooals het daar
ligt, alleen schijnt te beoogen om uit de gemeentekas een
bedrag te geven voor de noodlijdenden in een ander land,
maar, indien dat alléén de bedoeling was, hadt gij dit voorstel
niet van mij behoeven te verwachten. Ik houd veel te veel
de koorden van de stadsbeurs vast om dat te doen, maar ik
beschouw dit subsidie niet als doeldoch als middel. Ik zie
deze zaak van een geheel anderen kant en juist omdat ik er
geheel iets anders in zie en naar mijn meening deze zaak
de volle sympathie van dezen Raad waard is, heb ik gemeend
dit voorstel te moeten doen. Om dit voorstel op zijn volle
waarde te schatten vind ik het noodig, dat het als volgt
wordt toegelicht.-
De 'nood in Weenen en in geheel Oostenrijk is een gevolg
van den oorlog en nu vraag ik mij af: wie zijn de schuldigen
aan het uitbreken van den oorlog?