452 DONDERDAG 29 DECEMBER 1919. De heer Groeneveld. M. d. Y. Kort geleden hebben ver schillende autoriteiten zich belachelijk gemaakt met de inbe slagneming van »De Hel" en het lijkt wel of de Burgemeester van Leiden ook dien weg op wil. De Burgemeester moet dat zelf weten, maar toch vinden wij het zeer onaangenaam, want, als de burgemeester iets dergelijks doet, straalt daarvan altijd een beetje af op de ingezetenen en worden dezen ook voor achterlijk aangezien. Dat is het geval geweest ten aan zien van de uitvoering van de Zondagswet en nu wordt weer de opvoering van een goed stuk verhinderd, waarin niemand, die het ziet slechter zal worden, integendeel beter, terwijl wel met toestemming van den Burgemeester schuine stukken worden opgevoerd, welke de menschen neerhalen. Nu de Burgemeester weigert te antwoorden, meen ik toch dat het goed is, dat ik deze zaak in het midden heb gebracht, opdat althans eens duidelijk uitkome, dat wij met die houding van den Leidschen Burgemeester niet accoord gaan en daar tegen protest aanteekenen. De Voorzitter. Het zou wel een wonder zijn wanneer alles wat ik doe, altijd Uwe instemming weg zou kunnen .dragen; omgekeerd kan ik ook altijd niet precies doen, wat anderen gaarne zouden wenschen. U doet ook wel eens iets, dat ik niet goedvind. Zeg dan maar gerust, dat U het niet met mij eens bent; dat kan ik mij best begrijpen. De heer van der Zeeuw. Is het niet mogelijk, dat er ge publiceerd wordt welke ingezetenen in aanmerking komen voor een toeslag op de brandstollen. Een groot deel van de ingezetenen weet niet of zij daarop recht heeft of niet. Het zal meedere leden ook waarschijnlijk gebeurd zijn, dat zij her haaldelijk werden aangevallen met de vraag, of men daar voor in aanmerking zou komen of nief. neer de menschen gaarne weten of zij in aanmerking voor den toeslag op de brandstoffenprijzen komen, zal ik zorgen dat het gepubliceerd wordt. De heer Elkerbout. M. d. V. Naar aanleiding van het idee door mij geopperd, om de Weensche kinderen te steunen door het presentiegeld voor deze vergadering daarvoor af te staan, wil ik even mededeelen, dat de lijst is geteekend door 26 leden. De heer Groeneveld. Naar aanleiding van de verklaring van den heer Eikerbout wensch ik mede te deelen, dat wan neer er niet door alle leden is geteekend, dat niet wil zeggen, dat die leden die zaak niet op eene andere wijze steunen. De heer Knuttel. Ik wil er even aan toevoegen, door wat mij betreft te zeggen, dat de wijze waarop het voorstel werd ingediend, de strekking had om zich als het ware daarmede te verklaren tegen een steun uit de openbare kas en dat was voor mij een afdoende reden om niet te teekenen. De Voorzitter. Mijne meening is, dat iedereen vrij is te geven op de wijze als hem goeddunkt. De heer Elkerbout. Ik heb het hier niet met eene be paalde bedoeling gezegd, maar omdat het vermeld stond in het Leidsch Dagblad, heb ik de zaak even gereleveerd. De Voorzitter. Mag ik de dames en heeren dan een zalig uiteinde en een gelukkig nieuwjaar toewenschen. Er is nog veel onafgedaan en het komt mij het beste voor, dat wij vandaag over een week te twee uur weder bijeen komen. De Voorzitter. U bedoelt zeker dat het desbetreffend Raads- 1 Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering besluit gepubliceerd wordt; daartegen is geen bezwaar. Wan- gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 32