DONDERDAG 29 DECEMBER 1919.
449
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wil wel zeggen volstrekt niet
overtuigd te zijn, dat, wanneer een concessionaris slechte
uitkomsten van zijn bedrijf heeft, de gemeente verplicht is
daaraan tegemoet te komen. De Maatschappij, welke de con
cessie van de tram heeft aangevraagd, heeft daardoor het
risico op zich genomen en ik zie niet in, dat, wanneer zij
tegenvallers heelt, de gemeente verplicht is haar tegemoet te
komen. Eerst als de Maatschappij bij de gemeente aanklopte
om haar bedrijf over te nemen, zou de zaak veranderen.
Wij zouden dan een gemeentetram kunnen krijgen, welke
wellicht een strop zou zijn, maar dan zouden wij in elk ge
val in staat wezen in het bezit te komen van een behoorlijk
tramnet. De Maatschappij zal dat niet spoedig doen, want
haar lijnen hebben niet de meeste beteekenis als plaatselijke
lijnen, maar wel als intercommunale lijnen en, waar nu de
lijnen in de Breestraat ook zullen worden gebruikt voor een
verbinding met Voorschoten, ligt het voor de hand, dat de
Maatschappij haar bedrijf niet zoo spoedig zal staken.
Verder zou ik er mijne verwondering over uit willen spreken
hoewel ik niet vind, dat deze tariefsverhoogiog door een
aan het personeel toe te kennen loonsverhooging voldoende
gemotiveerd is dat Burgemeester en Wethouders deze ge
legenheid niet hebben aangegrepen om zich zeggenschap te
verschaffen omtrent de loonen en de arbeidsvoorwaarden van
het personeel. Het is al een verzuim dat men bij het ver-
leenen van de concessie dat niet heeft getracht, maar ik
verwonder er mij over, dat nu eene afwijking van de con
cessie wordt voorgesteld, dit niet wordt goedgemaakt.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou even willen moti-
veeren, waarom wij tegen het voorstel zullen stemmen. En
dan is het in de eerste plaats, omdat het ons niet duidelijk
is, waarom de tarieven moeten worden verhoogd en in de
tweede plaats omdat er geen enkele waarborg is, ook al
komt die tariefverhooging, dat de arbeiders bij die Maat
schappij in dienst, daarbij zullen worden gebaat.
Het is iriderdaad'juist, zooals de heer Eikerbout zegt, dat
wanneer wij de Maatschappij haar zin geven en de tarieven
vcrhoogen, de loonen, dat wil zeggen de inkomsten van de
tramarbeiders, naar beneden zullen gaan, zelfs al krijgen zij
dan eene kleine verhooging. Want het gaat heel dikwijls
zooals de heeren weten, dat wanneer je 71 cent moet betalen,
je een dubbeltje laat afhouden en wanneer in het vervolg het
tarief 10 cent zal zijn, dan wordt dat 2| centstuk niet meer
gegeven en worden de inkomsten van het personeel minder
en alleen de Maatschappij zal dan daarop vooruitgaan en ik
geloof, dat wij daaraan nooit mogen medewerken.
Men zou den Raad in dit opzicht de bevoegdheid moeten
geven een accountant te benoemen, die de winst- en verlies
rekeningen controleert en daarvan den uitslag aan ons bekend
maakt. Maar zooals het op het oogenblik gaat, hebben wij
geen bewijs dat tariefverhooging werkelijk noodig is.
De Voorzitter. Als U dan niemand meer gelooft!
De heer Dubbeldeman. U kunt zoo'n Maatschappij niet
zonder meer gelooven.
Verder wil ik opmerken, dat wij hier allerminst hebben te
maken met een speciaal Leidsch traject, hierin zit ook Kat
wijk en Noordwijk begrepen. Ik geloof dat er riiet zooveel
gebruik van de tram naar Noordwijk en Katwijk zou worden
gemaakt als men niet door de stad kon rijden. Naar mijne
meening zal men dikwijls zeggenik stap hier nog even op
de tram naar Katwijk, wat men niet doen zou, wanneer men
eerst per voet of auto naar het station moest gaan.
De heer van der Pot. Ik geloof dat hier in de eerste plaats
de vraag gesteld moet wordenwat is de bedoeling van de
bepaling dat de gemeente heeft eene controle op de tarieven
van de tram. Het komt mij voor, dat die bedoeling geen
andere is dan om te voorkomen, dat de tram onredelijke
winsten maakt door het heffen van hooge tarieven, maar niet,
dat wij, zooals de heer Sijtsma wil, de tram zouden moeten
beschoolmeesteren, door bijvoorbeeld te gaan zeggenwanneer
gij op die wijze doet, handelt gij in uw eigen nadeel, ge doet
dus beter om de zaak te laten zooals zij is. Wanneer de
maatschappij aantoont, dat zij er met het tegenwoordige tarief
niet kan komen, geloof ik dat wij ons tegen eene verhooging
niet kunnen verzetten, wanneer de Maatschappij de ervaring
heeft, ook van elders, waar men zich door kleine verhoogingen
niet laat afschrikken, dat zij haar verlies waarschijnlijk op
die manier in kan halen.
Ik kan het niet eens zijn met de heeren, die meenen, dat
niet voldoende aangetoond is, dat die verhooging noodzakelijk
is. De cijfers hebben ter inzage gelegen en het komt mij voor,
dat men toch wel aan mag nemen dat de Maatschappij hier
aan Burgemeester en Wethouders geen onjuiste gegevens
zal verstrekken, nog daargelaten, dat haar verslagen publiek
zijn en die cijfers dus voor latere controle vatbaar. En dan
heeft de heer Knuttel kunnen zien, dat uit de cijfers blijkt,
dat bij het tegenwoordige tarief, wanneer er eene behoorlijke
afschrijving plaats heeft, wat voor dergelijke bedrijven evengoed
noodig is als voor andere, zij over 1918 een tekort heeft
gehad van ƒ63800.Wanneer dat vaststaat, mag, dunkt mij
de Raad van haar recht om deze tarieven goed te keuren,
geen gebruik maken om aan deze Trammaatschappij het eenige
middel te ontnemen, dat naar hare meening dienst kan doen
om te geraken tot eene sluitende exploitatierekening.
Of het juist gezien is het middel van tariefsverhooging
aan te grijpen, zal de ondervinding moeten leeren. Als de
Maatschapij ziet, dat de verhooging in haar eigen nadeel werkt,
zal zij natuurlijk de eerste zijn om de tarieven weer te verlagen.
Maar wij kunnen de tram niet dwingen om met verlies te
werken; wij kunnen niet, zooals de heer Knutten wil, tot de
tram zeggen: gij hebt de concessie aangevraagd, daardoor
hebt gij het risico op U genomen voor de exploitatie, exploiteer
nu maar met verlies! In de laatste jaren zijn allerlei omstandig
heden opgekomen, welke niet waren te voorzien en waardoor
de exploitatie veel duurder geworden is. Men kan het risico
daarvoor niet geheel schuiven op de Maatschappij. Als die
omstandigheden, welke de exploitatie duurder hebben gemaakt,
zijn ontstaan buiten haar schuld, moet men de lasten daarvan
ook voor een deel laten dragen door het publiek in den vorm
van een verhoogd tarief, op dezelfde wijze als wij de prijzen
van het gas en de electriciteit hebben verhoogd. Op dezelfde
gronden als wij die prijzen hebben verhoogd, heeft de Tram
wegmaatschappij de gemeentelijke trams hebben dat even
eens gedaan het recht die meerdere uitgaven, welke het
gevolg zijn van de buitengewone omstandigheden, te verhalen
op het publiek, dat van de tram gebruik maakt. Ik weet
geen Tramwegmaatschappij in ons land, die niet of is opge
heven, omdat zij het niet kon volhouden, óf de tarieven heeft
verhoogd. Waarom zou deze Maatschappij dat niet op de
zelfde wijze mógen doen?
De heer Eikerbout heeft verklaard noode de verhooging te
zullen toestaan met het oog op de minder goede exploitatie,
hetgeen zijns inziens hieruit zou blijken, dat wij hier lang
moeten wachten alvorens een tram komt, ja, langer dan in
andere steden. Dit zal wel een gevolg zijn van het feit, dat
men hier een 7|-minuten-dienst heeft en in die andere
plaatsen kortere tusschenpoozen. In den Haag moet men
echter vaak ook zeer lang wachten, ofschoon de tram daar
een 3-minuten-dienst heeft. Bovendien kunnen in onze ge
meente bijzondere redenen voor vertraging optreden, namelijk
de Blauwpoortsbrug en de overweg van de Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij. Trouwens, de eene tram heeft
veel meer oponthoud dan de andere, zoodat het dikwijls ge
beurt dat twee wagens snel op elkander volgen, nadat de
eerste van die twee lang op zich heeft laten wachten.
De heer Dubbeldeman heeft aangevoerd, dat deze ver
hooging van de tarieven een schade zal zijn voor het tram
personeel in verband met de fooien, maar dan weegt dit
argument op tegen het andere, dat het publiek thans teveel
zal moeten betalen. Die kwestie van de fooien voor het per
soneel moeten wij buiten beschouwing laten. De tram moet
voor zoodanige salarissen zorgen, dat het personeel er zonder
fooien behoorlijk van kan leven. Het komt mij voor, dat de
arbeidsmarkt thans wel van dien aard zal zijn, dat de Maat
schappij niet over behoorlijk personeel zal kunnen beschikken,
als zij niet voor voldoende loonen zorgt. Als zij dat totdusverre
nog niet heeft ondervonden, zal zij ongetwijfeld in de toekomst
ondervinden, dat ook in haar bedrijf goede loonen moeten
worden gegeven om over behoorlijk personeel te kunnen be
schikken.
De kwestie van de fooien moet men trouwens niet te over
dreven voorstellen, want door de tien-ritten-kaarten worden
de fooien nu reeds ernstig beperkt. Men kan dat argument
dus buiten beschouwing laten. De eenige vraag is of aan de
tram de eenig mogelijke weg mag worden afgesneden om tot
een sluitende exploitatie te komen. Die weg is de verhooging
der tarieven, waarvan Burgemeester en Wethouders reeds
een en ander hebben afgeknibbeld, zooals in het praeadvies
is te zien. Men kan de tram echter niet dwingen om tegen
het lage tarief, dat op geheel andere omstandigheden ge
baseerd is dan nu bestaan, het publiek te blijven vervoeren.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik kan het niet eens zijn
met de verdediging van den heer van der Pot. Hij spreekt
van de afschrijvingen die de Maatschappij moet doen, maar
hij weet wel, dat het half afgesleten materiaal nu nog meer
waard is dan toen het nieuw werd aangeschaft. Er behoeft
dus niet te worden afgeschreven en het gaat niet aan het
publiek te laten betalen hetgeen de Maatschappij op haar
materiaal, dat in zoo sterke mate in waarde is toegenomen,
afschrijft. Dan breidt zij haar aandeelen-kapitaal maar uit.
Dan is er nog iets
Er zijn enkele passages in deze voordracht, die er bij mij
niet in willen. 1