DONDERDAG 29 DECEMBER 1919. 445 komt om ook eene organisatie, die in Leiden eene groote meerderheid van georganiseerde arbeiders omvat, op te nemen in het bestuur van de Arbeidsbeurs. Echter, hoezeer wij dat voorstel toejuichen, hebben wij al weder eenige bezwaren, die jjmogelijk na eene discussie, die wij zullen trachten zoo gemoedelijk mogelijk te houden, wel kunnen worden ondervangen. Deze zaak is dat Burgemeester en Wethouders voorstellen om door de uitbreiding van bestuursleden met 2 de gelegen heid te scheppen om de moderne arbeidersorganisaties in het bestuur van de Arbeidsbeurs te doen komen. Wij zijn het daarmede eens, maar wij meeneri, waar toch eene wijziging van deze verordening aan de orde is, tegelijker tijd iets verder te moeten gaan en wij beschouwen dit voorstel nog maar als half werk. Wij konden met dit voorstel medegaan enkele jaren terug, maar nu de omvang van de organisaties van de werklieden zoo groot is als op het oogenblik, gelooven wij dat de geest van den tijd eischt, dat wij een stapje verder gaan. Ik zou namelijk meenen dat het van belang is voor een dergelijk instituut, waarbij in de meeste gevallen arbeiders belangen ter sprake komen, dat ook eene behoorlijke ver tegenwoordiging van de arbeiders daarin tot zijn recht komt, en nu is de samenstelling van het bestuur van de beurs op het oogenblik zoo, dat er drie leden werknemers zijn, die nota bene geen enkel contact meer hebben met de werkelijke arbeidersorganisaties, niet met de moderne arbeidersorganisaties en niet met de andere organisaties. 2 leden van het bestuur van werknemerskant zijn de heeren Kouw en van Kerkhoff, die vertegenwoordigen geen enkele organisatie. De organisatie, die zij vroeger vertegenwoordigden is niet meer opgenomen in het werkloozenfonds, dat zijn hier ter plaatse de wei kloozen- kassen. Die algemeenen kassen, die plaatselijk werken, zijn van de Rijksregeling uitgesloten, Die menschen, die lange jaren de vereenigingen hebben vertegenwoordigd, vertegen woordigen dus tegenwoordig allerminst de arbeiders meer. En daarom Mijnheer de Voorzitter, meen ik dat het van ■belang is, dat er naar gestreefd wordt om het bestuur van de Arbeidsbeurs zoodanig te maken, nu wij toch aan eene wijziging bezig zijn, als het behoort. Ik begrijp wel dat de zaak, die ik het laatst naar voren heb gebracht, n.l. die van de personen, die in het bestuur zullen moeten plaats nemen, eigenlijk niet aan de orde is, maar afhangt van de aanbeveling die door het bestuur van de Arbeidsbeurs in de volgende vergadering zal worden in gediend. Het is mogelijk dat in het bestuur van de Arbeids beurs waarin ook de heer van Tol is opgenomen, wijziging zal worden gebracht en er van de zijde van het bestuur der beurs eene aanbeveling zal komen, die aan onze bezwaren tegemoet komt, maar het wil mij voorkomen, dat de zaak tegelijkertijd zoo moet worden ingericht, dat de evenredige vertegenwoordiging wordt toegepast. Het is lange jaren zoo geweest, dat de sterke organisaties van arbeiders geene ver tegenwoordiging hadden en ik geloof dat de tijd is gekomen, dat nu de organisaties zullen worden vertegenwoordigd en dat dit zal geschieden in verband met den omvang dien zij hebben. En als wij dat aannemen, Mijnheer de Voorzitter, geloof ik aan de hand van enkele cijfers wel aan te kunnen toonen, dat er eene gelegenheid moet worden geschapen dat de moderne arbeiders meer dan één vertegenwoordiger in het bestuur van de Arbeidsbeurs hebben. Ik heb enkele cijfers waaruit zal blijken op welke onvol doende wijze tot nog toe de belangen van de moderne ar beidersklasse daar in het bestuur zijn behartigd. Op het oogenblik staat het zoo, dat bij het gemeentelijk werkloozenfonds zijn aangesloten ongeveer 3000 leden die modern zijn georganiseerd, 4200 leden, die Christelijk zijn georganiseerd, 973 die Katholiek zijn en bijna 400 Federa tieven en 200 Neutralen. Gij kunt daaruit zien, dat 51 van de modern georganiseerde arbeiders bij de Rijksvverkloozenkas en dus ook bij de ge meentelijke Arbeidsbeurs betrokken is. Die belangrijke groep van arbeiders had in het bestuur van de Arbeidersbeurs geen vertegenwoordiger en zou volgens het voorstel van Burge meester en Wethouders één lid in dat bestuur kunnen krijgen. Hij lijkt mij, dat wij die zaak tegelijk in orde moeten maken en het bestuur van de Arbeidsbeurs zoodanig moeten uit breiden, dat daarin zitting kunnen hebben en tot uiting komen de verschillende richtingen, welke op dit oogenblik in de Leidsche vakbeweging bestaan. Ik wil er aan toevoegen, dat, toen het reglement op de Arbeidsbeurs werd gemaakt, in de vakbeweging minder lich tingen waren dan tegenwoordig; toen kon men spreken van drie richtingen, thans zijn er vijf, namelijk behalve de mo derne, de katholieke, de christelijke, de federatieve en de neutrale. Een gezonde regeling van deze zaak zou natuurlijk, indien men althans van het standpunt uitgaat, dat de ver schillende richtingen van de vakbeweging tot uiting moeten komen, deze zijn, dat al die richtingen in het bestuur van de Arbeidsbeurs een vertegenwoordiger vonden, waarvoor noodig zou wezen, dat het bestuur bevatte niet drie, maar vijf leden van de zijde van de werknemers. Behalve echter dat wij meenen, dat het bestuur van de Arbeidsbeurs zoodanig moet worden uitgebreid, dat daarin van de zijde van de werknemers tenminste vijf leden zitting zullen hebben, zijn wij tevens van oordeel, dat de moderne vakbeweging, waarin 51 der Leidsche arbeiders is geor ganiseerd, recht heeft op meer dan één zetel in dat bestuur. Wij weten, dat den laatsten tijd bij het instellen van offici- eele lichamen rekening wordt gehouden met den grooten drang der arbeiders om medenzeggenschap te krijgen in die zaken, waarover zij inderdaad moeten medespreken. Ik vind, dat tot die zaken ook behooren de belangen, welke in de Arbeidsbeurs worden besproken. Dat is onlangs nog gebleken bij het beschikbaar stellen van een betere lokaliteit voor het afstempelen van en de controle op de kaarten, wat, ook volgens het oordeel van den administrateur, den heer Schutter,noodzakelijk was. Ik ben overtuigd, dat, indien daar eenige vertegenwoordigers van de moderne vakbeweging hadden gezeten, die toestand, welke onhoudbaar is, reeds lang zou zijn veranderd. Men ziet, dat bij de samenstelling van het bestuur van de Arbeidsbeurs groote belangen betrok ken zijn. Wij meenen er dan ook op te mogen rekenen, dat de verschillende stroomingen van de vakbeweging naar even redigheid van de sterkte van het ledental in het bestuur van de Arbeidsbeurs zitting zullen nemen. Ik heb daarom de eer een motie in te dienen, waarin de Raad het volgende'uitspreekt »De Raad, van oordeel dat de samenstelling van het bestuur van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs zoodanig behoort te zijn, dat daaain de verschillende richtingen uit de Leidsche Vakbe weging naar evenredigheid van hunne sterkte zijn vertegen woordigd, noodigt Burgemeester en Wethouders uit alsnog met nieuwe voorstellen betreffende deze samenstelling te komen, waarin deze wenschelijkheid tot uitdrukking komt." De motie van den heer van Stralen wordt voldoende onder steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De Voorzitter. Ik heb zonder eenigen twijfel de zeer be langrijke rede van den heer van Stralen met de grootste be langstelling gehoord. Het lijkt mij echter voor den Raad moeilijk om hierop dadelijk een beslissing te nemen, te meer, omdat daarvan het gevolg kan zijn, dat in de verordening opnieuw verandering moet worden gebracht. Ik zou daarom willen voorstellen deze motie in handen van Burgemeester en Wet houders te stellen om praeadvies; wij kunnen er dan met den Directeur eri het Bestuur van de Arbeidsbeurs over spreken en vragen of het denkbeeld, in deze motie belichaamd, aan beveling verdient en zoo ja, in welken vorm gegoten, het in de verordening moet worden opgenomen. Ik wil met den meesten ernst en naarstigheid de zaak onder de oogen zien, maar om onvoorbereid er op in te gaan is niet mogelijk, want de heer van Stralen zegt dat nu zoo, maar ik wist toch niet, dat die algemeene werkloozenverzekering zonder de vakbonden, zooals zij vroeger bestond, geheel opgedoekt is. De heer van Stralen. Zij zijn niet meer aangesloten bij de Rijksregeling. De Voorzitter. Dat wist_ ik niet; dat wil ik allemaal eens nagaan. Verder hebt U een beetje verward werkloozenverzekering en de Arbeidsbeurs. Zonder twijfel staan die in relatie met elkaar, maar U doet precies alsof dat één zaak is en daarom geloof ik, dat het het beste effect sorteert, wanneer de zaak hier nog eens later terugkomt. Ik zou zeggen: het beste was, wanneer de Raadsleden zelf maar eens moeite deden en met een voorstel kwamen, bij voorbeeld met eene wijziging van de verordening; het is altijd gemakkelijk om een ander te laten werken. Dat heb ik er wel voor over, doch dan moet ik eerst van de zaak op de hoogte zijn en mijne adviezen ingewonnen hebben, en daarom verzoek ik om de motie van den heer van Stralen in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies en voorloopig de wijziging van de verordening aan te nemen. Dan gaan er misschien twee of drie maanden overheen, maai de heeren kunnen er dan zeker van zijn, wanneer wij de ad viezen hebben gehad, die wij eventueel aan de beurs zullen vragen, dat wij er ook op terug zullen komen. Ik zie niet in waarom de zaak geen voortgang zou hebben. De heer Elkerbout. M. d. V. Zou het niet mogelijk zijn de bezwaren van de voorstellers te ondervangen door het cijfer 9 in 11 te veranderen? Dan zijn wij er van afer kunnen dan twee personen bijkomen van de moderne arbeidersorga nisaties en wij zijn daarmede gereed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 25