DONDERDAG 29
DECEMBER 1919.
431
De heer van Stralen. M. d. V. Dp heer van der Pot onder
stelde bij mij eene vergissing, toen ik mededeelde, dat de
fabriek menschen uit hunne woning verdrijft om daarin
andere gezinnen onder te brengen. Daarin heb ik mij niet
vergist en als er van eene vergissing sprake is, is die aan
de zijde van de fabriek. Ik weet dat van een bewoner van
de Langegracht, ik zal den naam er bij noemen, den kleer
maker Keereweer, die vroeger een huis heeft verkocht aan de
gemeente en daar op het oogenblik als huurder woont, het
huis bestemd is geworden om daar een of meer gezinnen in
onder te brengen van de Speksteeg en omgeving. Dit is
positief gezegd, door degenen die de belangen vertegen
woordigden van de fabriek. Er is met zooveel woorden ge
zegd: als Keereweer zijne woning ontruimt, zal in dat pand,
dat niet zal worden afgebroken, omdat daaraan nog geen
behoefte bestaat, andere gezinnen worden ondergebracht van
menschen die op de Langegracht woonden.
Dus, Mijnheer de Voorzitter, ik meen te hebben aangetoond,
dat er bij mij zeer zeker van geene vergissing sprake is: het
is precies zooals ik zeg. De gemeente prest menschen om
hunne- huizen te verlaten, die niet voor afbraak voor de
Gasfabriek zijn bestemd, maar om daarin andere personen
onder te brengen, die hunne woning moeten ontruimen, die
wel moeten worden afgebroken en dat is geen manier van
doen. Laat dan de gemeente zorgen, dat er voor de menschen,
die speciaal uit hunne woning moeten, andere huizen worden
gebouwd en doordat de gemeente zelf woningen bouwt, aan
die personen een onderdak worden gegeven.
De heer van der Pot. M. d. V. Om met het laatste te
beginnen, heeft de heer van Stralen zich dan niet vergist,
maar wat hij nu zegt is iets anders. Hij heeft melding ge
maakt van het geval Keereweer, maar dat is dunkt mij
geheel te vergelijken met dat van Pegt en Simons, dat inder
tijd hier behandeld is.
Daarbij werd met instemming van vrijwel den geheelen
Raad besloten om die menschen te dwingen tot ontruiming
van de woningen.
De heer van Stralen. De heer Keereweer is huurder.
De heer van der Pot. Ja, maar hij is eigenaar geweest en
hij heeft met goedvinden van de Gasfabriek eenigen tijd lan
ger in dat huis mogen wonen. Als eigenaar heeft hij een
schadevergoeding gekregen, door hem zelf bedongen, voor
het feit, dat hij die woning moest ontruimen. Dat is een
geheel ander geval dan dat een huurder zonder meer uitzijn
woning wordt verdreven. Nu zegt de Gasfabriek op een ge
geven oogenblik, dat hij er uit moet, omdat zij die woning
voor anderen noodig heeft. Daarin zit toch niets onredelijks
en daarop kan toch geen aanmerking worden gemaakt. Als
door de fabriek nu de eisch was gesteld, dat de heer Keere
weer dadelijk uit zijn woning moest, dan zou het ook vol
gens den heer van Stralen iets anders zijn, maar uit vrien
delijkheid en welwillendheid heeft hij er nog eenigen tijd
langer in mogen wonen en nu spreekt de heer van Stralen
van ongeoorloofde pressie.
Aan mefrouw Dubbeldeman kan ik antwoorden, dat met de
financieele draagkracht van de menschen wordt rekening
gehouden. Er. is ^nderzocht wat zij verwoonden en of zij
genegen waren in de toekomst een eventueele hoogere huur
te verwonen. Of onder die 34 gezinnen, waarvan ik zooeven
zeide, dat zij op het Kooiterrein waren gehuisvest, niet een
enkel is, dat meer moet betalen dan op dit oogenblik het
geval is, weet ik niet, maar in elk geval is tevoren gevraagd
of de menschen met het betalen van een hoogere huur
genoegen namen.
Uit hetgeen de heer Oostveen in tweeden termijn heeft
gezegd maak ik op het bestaan van het gewone misverstand,
dat omtrent deze zaak steeds heerscht, namelijk, dat door
naast het bouwen van bouwvereenigingen te besluiten tot
den bouw van woningen van gemeentewege de zaak zooveel
zou worden bespoedigd. Dat heb ik ontkend en ik ontken
het weer, want het is niet juist. Er zijn genoeg bouwver
eenigingen, er is voldoende ijver en er zijn genoeg plannen
om een voldoend aantal woningen in het leven te roepen,
maar daarvoor is nu eenmaal het afleggen van een langen
weg noodig. Er is noodig hulp van het Rijk, welke op dezelfde
wijze moet worden, verkregen, wanneer het betreft woningen,
welke de gemeente wil bouwen. In beide gevallen worden
dezelfde diensten ten stadhuize in beslag genomen voor allerlei
met den bouw samenhangend werk en dus brengt men de
woningen niets eerder in het leven, indien de gemeente bouwt,
dan wanneer de bouwvereenigingen het doen. Dat zou alleen
het geval zijn, als er bij de bouwvereenigingen gemis aan
voortvarendheid was, als het overleg met die vereenigingen
voortdurend veel tijd vereischte, maar alles loopt snel van
stapel en de besturen dier bouwvereenigingen zijn altijd
gereed voor het houden van conferenties: geen week, ja geen
dag worden de zaken vertraagd. Het idee, dat men door het
voteeren van geld voor den bouw van honderd woningen van
gemeentewege eerder in den woningnood zal kunnen voor
zien is een absoluut misverstand. Dat zou alleen kunnen
gebeuren door te beginnen te bouwen, alsvorens men iets
van het Rijksvoorschot wist, maar dat heb ik zooeven ernstig
ontraden op grond dat er later nog zoo dikwijls wijzigingen
in de plannen worden aangebracht. Dien weg moet de
gemeente niet opgaan.
Verder heeft de heer Oostveen gezegd, dat er een zoo
groot aantal aanvragen is voor nieuwe woningen, maar ik
vraag of dat altijd de menschen zijn, die in een ongeschikte
woning wonen. Ik ken een aantal menschen, die op dit oogen
blik wonen in een woning, welke aan behoorlijke eischen
voldoet, maar die liever in een woning van een bouwver-
eeniging zouden wonen. Op de lijsten der bouwvereenigingen
komen vele van dergelijke aanvragen voor.
Wat de heer Oost veen mededeelde over den slechten toe
stand van de woningen in de Speksteeg en de Pieterstraat,
beaam ik, maar dat doet mij dan ook als een bijkomend
voordeel beschouwen, dat ten gevolge van de uitbreiding van
de Gasfabriek met die woningen ook die slechte woning
toestanden verdwijnen.
Wil men ha^st maken, dan moet men niet het denkbeeld
van den heer Groeneveld volgen, maar een reeds bestaand
plan aangrijpen om de menschen onder dak te brengen. Het
is een goede en snel tot het doel leidende weg, dat de Gas
fabriek zich in verbinding heeft gesteld met de Vereeniging
tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen
een vereeniging die niet bouwt voor eigen leden, die om zoo
te zeggen al een plaatsje besproken hebben, maar eenvoudig
ter verbetering van de woningmarkt, zoodat niet tevoren
bekend is voor wie de te bouwen woningen bestemd zullen zijn.
Ik geloof dat dit een uitstekende weg is en dat wij alleen
verkeerd zouden doen, wanneer wij ons op het standpunt
stelden dat het hiermede op moest houden, maar wij eindigen
daar niet mede, want wanneer de betrokken vereeniging niet
onmiddellijk voortgaat met bouwen, zijn er wel andere ver
eenigingen, die zullen zorgen dat daarmede wordt voort
gegaan, totdat de woningmarkt weer voldoende voorzien is.
En nu wil ik nog eens er aan herinneren hoe groot in
ieder opzicht het voordeel is van een woningbouw door
vereenigingen boven een rechtstreekschen gemeentelijken bouw,
waarover ik de vorige maal meer in den breede heb ge
handeld. Deze vorm van woningbouw heeft in elk opzicht
de proef doorstaan en is gebleken de meest geschikte manier
te zijn, zoodat ik daarnaast den bouw van gemeentewege ook
op dien grond meen te moeten ontraden.
De heer Oostveen. M. d. V. Ik heb om met het laatste
geval te beginnen van den heer van der Pot gehoord, dat het
bouwen door vereenigingen een beproefd middel is, maar-
het andere hebben wij nog niet geprobeerd, dus wij weten
nog niet, of het van gemeentewege ook niet goed zal zijn.
Maar ik wil wel zeggen, dat de zorg van de gemeente voor
de bewoners van de. Pieterstraat van dien aard is, dat aan
stonds die huizen zullen instorten en drie personen een goed
heenkomen moeten zoeken. De Voorzitter interrumpeert mij
wel met te zeggen, dat dit er niets mede te maken heeft,
maar men dient toch te zorgen dat de gemeentenaren een
onderdak hebben en dat, wanneer de gemeente huizen aan
hunne bestemming onttrekt, men moet zorgen, dat er andere
in de plaats komen.
Bovendien wil ik aan den heer van der Pot mededeelen,
dat de verstandhouding tusschen de bouwvereenigingen (waar
van er in deze gemeente aardig wat zijn, dat ben ik eens,)
voor zoover mij bekend van dien aard is, hetgeen ik in
eersten aanhef reeds zeide, dat wanneer men zich verstond met
een van die vereenigingen en bijvoorbeeld een van de plan
nen kon overnemen, dat goedgekeurd, of gauw goedgekeurd
zal worden, dit waarschijnlijk wel gaan zal. Dan heeft men
een bouwplan dat bijna of reeds is goedgekeurd, dus kan men
spoedig met den bouw beginnen.
De heer van der Pot. Daarmede zal »De Eendracht" niet
tevreden zijn
De beer Oostveen. De verstandhouding tusschen den Wet
houder en de bouwvereenigingen is wel zoo, dat ik hoop, dat
wanneer men dit verzoekt, dit ook zal plaats hebben.
Mevrouw DubbeldemanTrago. M. d. V. De heer van der
Pot zegt wel, dat de menschen ondergebracht zullen worden,
maar kunnen zij dat wel betalen Zij worden naar ik heb
vernomen voor het feit gesteld, een bepaald aangewezen woning
te nemen en de daarvoor vastgestelde huurprijs te betalen, en
het wil mij voorkomen, dat de Raad moet zorgen, dat de
menschen niet meer geld daarvoor moeten geven dan zij ge
wend waren te betalen, wanneer de gemeenschap hunne woon-