GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
245
ISCIIIKOHEN NTI'KKKM.
N°. 381. Leiden, 19 December 4919.
In verband met de invoering van den verkorten arbeids
duur, waartoe Uwe Vergadering op 18 Augustus 1919 besloot
(zie Ing. Stukken No. 230), heeft de Commissie van Beheer
over het Openbaar Slachthuis aan Burgemeester en Wethou
ders onder meer in overweging gegeven te bevorderen, dat
de verordening op het gebruik dier inrichting zou worden
gewijzigd; op verzoek van genoemd College hebben wij de
voorbereiding van deze wijziging ter hand genomen. Tot toe
lichting van ons voorstel, dat zich aansluit bij de reeds door
gemelde Commissie ontworpen wijzigingen, gelooven wij niet
beter te kunnen doen dan de desbetreffende gedeelten van
haar rapport hier weer te geven.
«Voorgesteld wordt in de eerste plaats, de openingsduur
van het Slachthuis van 1 October tot 1 April met één uur,
en van 1 April tot 1 October met 2 uur te verkorten. De
slagersorganisatie's zijn omtrent deze wijziging gehoord en
hebben daartegen geen bezwaar. Gelijk uit het concept blijkt,
zal bij aanneming van het voorstel de inrichting op Maandag,
Dinsdag, Woensdag en Donderdag dagelijks 8 uur geopend
zijn, wat overeenkomt met den in te voeren werktijd van het
personeel. Voor den Vrijdag evenwel kan de inkrimping van
den tijd, gedurende welken het Slachthuis voor de gebruikers
toegankelijk is, niet verder worden doorgevoerd dan tot 10
uur (thans is de inrichting gedurende de zomermaanden 12
uur en gedurende den overigen tijd van het jaar 11 uur
geopend), wat verband houdt met den marktdag, als gevolg
waarvan op dien dag veel wordt geslacht. Óp Vrijdag is
echter invoering van den achturendag mogelijk, indien het
aantal werklieden met één wordt uitgebreid en een andere
arbeidsverdeeling wordt gevolgd."
»Op Zaterdagmorgen is het Slachthuis 2 uur opengesteld
voor het slachten van vee, terwijl bovendien gedurende de
zomermaanden nog gedurende 3| uur gelegenheid wordt
gegeven om vleesch af te halen uit het koelhuis. Met het oog
op den achturigen werkdag geeft de Zaterdagmorgen geen
bezwaar, daar niet langer dan 5 uur door het personeel
behoeft te worden gewerkt."
Behalve echter de wijzigingen, die de artikelen 3 en 53
doör de invoering van den verkorten arbeidsduur zouden
ondergaan, behooren naar onze meening, welke door de Com
missie voor het Slachthuis gedeeld wordt, ook enkele andere
artikelen aan een herziening te worden onderworpen en wij
zouden daartoe van deze gelegenheid gebruik willen maken.
Met name is dit noodig voor die bepalingen, welke meer in
het bijzonder betrekking hebben op het gebruik van het
koelhuis. In de wijze toch, waarop voortaan de rechten voor
het gebruik van het koelhuis geheven worden, is een belang
rijke wijziging gebracht doordien krachtens Uw besluit van 28
Augustus 1919 (zie Ing; Stukken No. 240) het voor het koel
huis verschuldigde tarief is ondergebracht onder de zooge
naamde slachtrechten, met het gevolg, dat de koelcellen in
den regel niet meer afzonderlijk worden verhuurd. De des
betreffende bepalingen moeten dus worden herzien en in over
eenstemming gebracht met den nieuw geschapen toestand.
Bovendien zouden nog enkele andere bepalingen, waarvan de
redactie te wenschen overlaat of die een nadere aanvulling
behoeven, in deze wijziging kunnen worden begrepen. Een
nadere toelichting van een en ander is opgenomen in meer
genoemd advies van de Slachthuiscommissie, waarmede wij
ons ook op dit punt geheel kunnen vereenigen en dat wij dus
hier grootendeels laten volgen.
«De voorgestelde aanvulling van art. 12 lid 3 komt ons ge-
wenscht voor in verband met het afzonderlijke tarief voor het
verblijven van voorwerpen op het abattoir, opgenomen in art.
2 onder XVI van de bij Uw besluit van 28 Augustus j.l. her
ziene verordening, regelende de heffing van belasting voor
het gebruik der inrichting.
Het tiende lid van art. 15 moet worden gewijzigd, omdat
de rijwielen niet meer worden ondergebracht in de wagen
remise, maar in de rijwielloods, terwijl ook op andere plaatsen
rijwielrekken zijn aangebracht. De verandering van het laatste
lid houdt verband met het tarief, vastgesteld voor het ver
blijven van rijwielen en wagens.
Daar het voorkomt, dat het stalvee in plaats van hooi, gras
als voeder ontvangt, wordt een wijziging van art. 28 lid 1
voorgesteld. Ook in de belastingverordening werd, in art. 2
sub 1, onder voeder gras opgenomen.
Het bepaalde in het eerste en in het laatste lid van art.
33 is thans met elkaar in strijd; zooals de redactie thans
luidt toch zou het slachten niet wel mogelijk zijn; vandaar
de door ons voorgestelde wijziging.
Bij de herziening van art. 48 lid 1 worde er op gewezen,
dat, gelijk bekend is, in de heffing van rechten voor het
gebruik van het koelhuis verandering is gebracht in dier
voege, dat iedere slager, die slacht tegen betaling van het
tarief, recht heeft op het gebruik van het koelhuis. Onder
gewone omstandigheden worden dus niet, zooals voorheen, de
cellen verhuurd, doch zal de Directeur aan de slagers de te
gebruiken koelruimte aanwijzen. Daar het aantal koelcellen
beperkt is, moet de mogelijkheid opengesteld worden, dat aan
twee slagers één cel voor gezamenlijk gebruik wordt aange
wezen. Dit betreft uit den aard der zaak de kleine slagers,
die ook thans gewoonlijk in combinatie van het koelhuis
gebruik maken.
Het laten vervallen van het eerste lid van art. 49 volgt
uit de geheel andere, hierboven omschreven, wijze waarop
het koelhuis in het vervolg aan de slagers ten gebruike wordt
afgestaan.
Ten slotte is wijziging van art. 50 noodig, omdat voortaan
de slager zelf niet meer de keuze van zijn koelcel kan bepalen,
maar dit aan den Directeur is opgedragen."
Wij geven U thans in overweging over te gaan tot vast
stelling van de navolgende
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van den 23sten April 1903 (Gemeenteblad No. 23)
op het gebruik van het Openbaar Slachthuis, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 18 Januari 1917
(Gemeenteblad No. 3):
Artikel 1.
Artikel 3 sub a van bovengenoemde verordening wordt
gelezen als volgt:
»tot het aanvoeren, ten onderzoek aanbieden en slachten
van vee en tot het afhalen van vleesch uit de slachthallen
op Maandag, Dinsdag, Woensdag en Donderdag:
van des voormiddags 7 uur tot des middags 12 uur en van
des namiddags 2 tot 5 uur;
op Vrijdag van des voormiddags 7 uur tot des namiddags
5 uur;
op Zaterdag van des voormiddags 7 tot 9 uur;
en bovendien tot het afhalen van vleesch uit de slachthallen
van 1 April tot 1 October:
op Zaterdag van des voormiddags 6 tot 7 uur.
Art. II.
In artikel 12 lid 3 vervalt achter het woord «opgeborgen"
de punt en daarachter worden toegevoegd de woorden «tegen
betaling van het daarvoor vastgestelde tarief."
Art. III.
Artikel 15 lid 10 wordt gelezen als volgt:
«Rijwielen moeten aanstonds op de daarvoor aangewezen
plaats in de rijwielloods worden gebracht."
Het laatste lid wordt gelezen als volgt:
«Wagens, rijwielen, honden, niet tot slachting bestemde
paarden, ezels, muildieren en muilezels mogen niet op het
Slachthuis aanwezig zijn in de uren, waarop het gesloten is,
tenzij met vergunning van den Directeur en, voorzoover
betreft wagens en rijwielen, tegen betaling van het daarvoor
vastgestelde recht."
Art. IV.
In artikel 28 lid 1 worden na het woord «hooi" ingevoegd
de woorden «of gras".
Art. V.
In artikel 33 laatste lid worden na het woord «slachtvee"
ingevoegd de woorden «na de bloedsonttrekking".
Art. VI.
Artikel 48 lid 1 wordt gelezen als volgt:
«Van het koelhuis en het voorkoelhuis mag alleen gebruik
gemaakt worden door personen, die de daarvoor verschuldigde
rechten hebben betaald. De verdeeling der aanwezige koel
ruimte geschiedt door den Directeur. Indien de omstandig
heden dit noodzakelijk maken, kan één koelcel aan twee personen
ten gebruike worden gegeven".
Art. VII.
Artikel 49 lid 1 vervalt.
Lid 2 wordt gelezen als volgt:
«Door den Directeur kan in den loop der koelperiode aan
een gebruiker het verdere gebruik van koelhuis en voor
koelhuis worden ontzegd, indien hij of zijn ondergeschikten
zich bij herhaling aan overtreding der voorschriften schuldig
maakt of maken."