DONDERDAG 4 DECEMBER 1919. 415 als onvoorbereid" staan tegenover hetgeen wij nu zeggen, maar daar kunnen wij weinig aan doen. Om dus te komen tot hetgeen ik wilde zeggen, zou ik een klein beetje moeten afwijken, en wil dan wijzen op de retri buties. Vele afschrijvingen hebben de strekking om de winst weg te cijferen en zoodoende te .naken dat Burgemeester en Wethouders den Raad kunnen zeggen: er is geen of bijna- geen winst, of wel een groot verlies, dus wij kunnen het gas niet goedkooper leveren. Het is natuurlijk niet te ont kennen, dat voor een behoorlijk commercieel bedrijf reserves moeten worden gemaakt en dat is ook logisch bij den toe stand zooals die op het oogenblik is, waar de zaken nu nog eenmaal worden behandeld in het raam van de tegenwoordige verhoudingen, maar met die retributies verdwijnen eventjes f 60000.uit de fabrieken die wel in de gemeentekas komen, maar tegen de wijze waarop zij in de gemeentekas komen, heb ik bezwaar. Door deze wijze van doen wordt de productie prijs van het artikel te hoog gemaakt en daardoor moeten de prijzen voor het publiek verhoogd worden. Het is onze bedoeling dat de kostprijs zoo zuiver mogelijk zal worden bere kend. Dergelijke extraatjes moeten er niet zijn. Wanneer het geld in de gemeentekas moet komen, moet dat gaan langs den eerlijken weg en niet langs een omweg. In dit geval wordt er onevenredige belasting geheven. Als de kostprijs van afschrijvingen ééri cent b.v. lager zou zijn, behoort tevens de verkoopprijs daarmede in overeenstemming te worden gebracht, zoodat men dus niet, door een te hoogen prijs, op een verkapte wijze belasting betaalt. Dat is onze groote grief. Wij willen dan ook naar aanleiding van dezen post voorstellen om in het vervolg van de gas- en electriciteitsfabrieken geen retributie meer te heffen. De heer van der Pot. M. d. V. Met een enkel woord wil ik den heer de la Rie beantwoorden en daarbij heb ik geen bezwaar om ook in te gaan op hetgeen hij bij de Uitgaven heeft gezegd over de afschrijvingen. Het verwondert mijeven wel, dat hij na het antwoord, dat hij op zijne vraag in de sectievergadering heeft ontvangen, er thans nog op terug komt. Hij kwam daar toch met verkeerde inlichtingen. Hij beweerde, dat de auto geheel was afgeschreven. Ik heb ge antwoord, dat dit niet juist was, omdat de eene auto in 3 jaar was afgeschreven, en van de andere nog slechts 46 Hij heeft de auto vermoedelijk verward met de fietsen, die wel in één jaar worden afgeschreven, maar dat gebeurt in iedere groote zaak. Daar worden de fietsen gebracht in de exploitatierekening en dus in één jaar afgeschreven. Ik kan verzekeren dat er niets wordt weggewerkt om het winstcijfer te verkleinen. De Directeur stelt zich op een zuiver commer cieel standpunt. Wat de retributie betreft kan ik mij de opmerking van den heer de la Rie heel goed begrijpen, omdat ik die ook eens als jong raadslid heb gemaakt. Destijds beter door den heer Aalberse, toen Commissaris van de Lichtfabrieken, ingelicht, heb ik later ingezien, dat mijn inzicht onjuist was geweest. De retributie is geen middel om winst weg te werken, maar1 is het gevolg van de zuiver commercieele afscheiding van het bedrijf der fabriek van de overige ontvangsten en uitgaven van de gemeente. De fabriek maakt gebruik van den ge meentegrond voor het leggen van kabels en buizen, en daar voor wordt eene zekere retributie geheven. Nu mag men deze hoog of laag vinden, dat is eene andere kwestie, die het principe niet raakt. Op het oogenblik ligt het bedrag trou wens vast in de beheersverordening der fabriek en die be- heersverordening kan niet 1, 2, 3 worden gewijzigd. Ik wijs slechts op de daarvoor noodige goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Zoolang deze bepaling bestaat, moet het bedrag, dat uit krachte daarvan kan geheven worden, natuurlijk voor komen op de begrooting. Daarom kan deze niet dadelijk wor den geschrapt. Het is het volkomen logisch uitvloeisel van het feit, dat het beheer' van de fabriek zuiver afgescheiden wordt gehouden van dat van de gemeente. Dit wordt niet ge daan om naar de gemeente toe te rekenen; bij de straatver lichting wordt immers hetzelfde gedaan, maar in omgekeerden zin. De gemeente betaalt het door de fabriek geleverde licht, ook al ware er wellicht iets voor te zeggen geweest om de fabriek voor de straatverlichting te laten zorgen, maar dit is een uitvloeisel van hetzelfde beginsel, n.l. van een zuivere commercieele boekhouding. Ik meen dat de door mij genoemde argumenten reeds vol doende zullen pleiten tegen het voorstel van den heer de la Rie om de retributie af te schaffen. Ik wil er echter nog dit aan toevoegen. Als argument haalt de heer de la Rie aan, dat men op deze wijze zou kunnen komen tot het vragen voor het gas van den zoo zuiver mogelijk berekenden kostprijs. Ik herinner den heer de la Rie er evenwel aan, dat de prijs van het gas thans beneden den kostprijs is. Wanneer er ooit een ongeschikter oogenblik is om dit voorstel uit het oogpunt van den zuiveren kostprijs te doen, dan is bet dus wel dit. Wij houden ons op het oogenblik niet angstvallig aan den kostprijs, maar wij hebben er ons uit commercieele over wegingen van losgemaakt. Ook van dit standpunt bezien, is er dan ook geen reden om de retributie af te schaffen. Maar, Mijnheer de Voorzitter, ik eindig met nog eens te onderstreepen het formeele bezwaar. De retributie ligt vast in artikel 25 van de Beheersverordening van de Fabrieken, goed gekeurd door Gedeputeerde Staten, zoodat het niet mogelijk is daar en passant bij de begrooting wijzigingen in te brengen. De heer de la Rie. M. d. V. Ik heb niet beweerd, of althans er niet den nadruk op gelegd, of het gas al of niet beneden den kostprijs zou worden geleverd, maar mijne be zwaren waren, dat er bij het vaststellen van den prijs niet voldoende rekening zou worden gehouden met den werkelijken kostprijs. Wat betreft de zaak, dat er eene bepaling is in de Beheers verordening, zou ik willen opmerken, dat wij dan een voorstel zullen moeten indienen, dat de Raad de wenschelijkheid uit- spreke, dat er in den aangegeven zin alsnog eene wijziging worde gebracht. Wat betreft de afschrijvingen haalt de heer van der Pot speciaal de auto's aan, maar hij was in dezelfde sectieverga dering, waarin ik die vraag heb gesteld en toen heb ik nog enkele andere zaken naar voren gebracht. Men begrijpe dat ik hier niet alles naar voren heb kunnen brengen; dergelijke zaken zullen wij dan ook wel bij gelegenheid in de Commissie naar voren brengen. Maar ik heb die argumenten hier terloops bij gehaald, omdat ik juist de opmerking heb gemaakt, dat er in het algemeen te veel wordt weggewerkt, en juist dat is een van de hoofdpunten, die wij gaarne principieel zouden zien uitgemaakt, dat men voortaan in deze eene andere rich ting uit zal gaan. De heer van der Pot. Dat zijn toch twee zaken, n.l. de afschrijvingen en de retributies. Ten aanzien van de afschrijvingen heb ik mij beroepen op het sectieverslag en ik herinner mij niet, dat de heer de la Rie andere voorbeelden heeft genoemd, maar ik zou, wat dat betreft, nog dit willen zeggen. De heer de la Rie is Commis saris van de Lichtfabrieken en kan bij het opmaken van den eerstvolgenden balans die zaken ter sprake brengen in de vergadering van de Commissie. Dan kan hij daar eventueel met een voorstel komen om het anders te doen en dat kan dan worden overwogen. Dat is de eenige plaats daarvoor. Maar ik wil toch even hier opmerken, dat de afschrijvingen maar niet zoo willekeurig gaan met het doel om het een of ander of om eene winst weg te werken, maar eenvoudig volgens behoorlijk comptabele regelen, die weder door Gede puteerden zijn goedgekeurd; dus daar is niets willekeurig in. Wil men nu eene wijziging van die voorschriften, dan kan men daarover in de commissie spreken, maar ik geloof niet dat wij in dit opzicht aan den royalen kant zijn. En wat de quaestie van de retributies betreft, behoef ik niet veel meer te zeggen. De heer de la Rie heeft toch geen enkele van mijne argumenten weerlegd. Hij heeft gezegd, dat ik ook gesproken heb over den kostprijs en dat hij dat niet doet, maar dat heb ik er aan vast geknoopt, met de opmerking, dat, waar wij op het oogenblik dalen beneden den kostprijs, er ook geen reden is om op dien grond tot afschaffing van de letributies te komen. Was dat wel het geval en hadden wij ons altijd angstvallig aan den kostprijs vastgehouden, dan was het iets anders. Nu staan die twee zaken los van elkaar. Wat belet echter den heer de la Rie, wanneer wij spreken over het resultaat van de Lichtfabrieken en wij hebben het over het winst- of verliescijfer, daarbij ook in aanmerking te nemen wat de gemeente krijgt uit de retributies? Wanneer er winst werd «weggewerkt", zou ik dat zeker niet goed keuren, maar hier geschiedt toch alles openlijk, üf men nu zegt: het jaar sluit met een saldo winst of verlies van zoo veel en dan is er nog een post: retributie, van zooveel of meer, voegt die twee tezamen, daartusschen zie ik geen wezenlijk verschil. De heer de la Rie. M. d. V. De heer van der Pot spreekt over afschrijvingen, die ik niet genoemd zou hebben. Hij zal zich evenwel herinneren dat ik gesproken heb over de vervoer middelen, vernieuwingsmateriaal en machinedeelen, over de oorlogswinst, die verleden jaar is gemaakt en die weg is ge stopt. Hierop heb ik evenwel geen antwoord ontvangen. Ik ben het met den heer van der Pot eens, dat er verschil bestaat tusschen afschrijving en retributie, maar dat is geen motief om de retributie niet af te schaffen, want beiden wer ken ze mede om de prijzen hoog te houden. Ik kan mij niet begrijpen, waarom een dergelijk bedrog noodzakelijk is om eene commercieele scheiding te maken tusschen publiek en gemeente. Het geldt hier een bron van inkomsten, die niet mag bestaan. Ik zal dan ook eene motie tot afschaffing der retributie voorstellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 9