418
DONDERDAG 4 DECEMBER 1919.
zaak, meen ik, verkeerd begrepen. Hij heeft gevraagd of wij
ons er nu over hebben uitgesproken, op welke wijze de be
lasting zal worden géind. l)at is reeds vóór Mei gedaan. Op
het oogenblik is daar dus niets meer aan te veranderen.
Wanneer op het oogenblik eene wijziging in de belastingver
ordening aan de orde zou komen, dan zou deze wijziging
eerst gelden voor het volgend belastingjaar.
De heer Heemskerk. De opmerking van den heer Sijtsma
was niet juist. Ik weet zeer goed dat er aanvragen bij Bur
gemeester en Wethouders zijn ingekomen om den belasting
aftrek te verruimen. Mijne bedoeling'is geweest deze zaak zoo
technisch mogelijk-te doen behandelen. Wanneer Burgemees
ter en Wethouders, zullen komen met een praeadvies waarin
wordt gezegd, dat naar het oordeel van Burgemeester en Wet
houders de verhooging van den aftrek niet mogelijk is, dan
kan de Raad dat advies aannemen of verwerpen, maar uaar-
mede wordt niet gezegd, dat de Raad dan een ander systeem
wenscht. Ik wil dit doen uitkomen, dat naar mijne meening
verruiming van den aftrek noodzakelijk is en ik geloof niet
dat dit precies hetzelfde is als deze motie te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders om praeadvies, tenzij
ik de zekerheid zou hebben dat Burgemeester en Wethouders
het met mij eens zijn.
De Voorzitter. Ik vind het wel wat voorbarig over dit
onderwerp thans een principieel débat te gaan houden; wan
neer Burgemeester en Wethouders met een voorstel komen,
dan is de Raad in de gelegenheid amendementen in te dienen.
De zaak komt dus op het zelfde neer. Nu heeft de heer de
la Rie gezegd, dat hij zal voorstellen den aftrek te bepalen
op ƒ1200.De heer de la Rie kan zijn voorstel dan
indienen bij wijze van amendement op het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders. Ik weet niet wat ik met Uwe
motie moet doenik zou deze liever niet in stemming willen
brengen. Velen zullen zeggen: wij kunnen er op het oogen
blik niet over oordeelen; en indien de motie wordt verwor
pen, welke consequentie moeten Burgemeester en Wethou
ders dan hier dan uit trekken? Laten wij er over spreken
als de tijd daar zal zijn; ik weet niet hoe de omstandigheden
dan zullen zijn. Wij zitten hier om de belangen van alle ge
meentenaren en dus ook die van de menschen met een
klein inkomen te behartigenik zou U derhalve aanraden
Uwe motie in te trekken. Nu is er kans dat de motie wordt
verworpen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Op de gronden door U aange
geven, geloof ik ook dat het beter is, dat de heer Heemskerk
zijne motie intrekt. Ook ik acht het zeer wenschelijk dat de
aftrek wordt verhoogd, maar ik zou op dit oogenblik toch
niet voorde motie durven stemmen. Ik wensch eerst gegevens
van Burgemeester en Wethouders te ontvangen. Wanneer
daaruit blijkt dat de verhooging ondoenlijk is, dan kan misschien
de heer Knuttel zeggen: dat kan mij niets schelen, maar dat
zal de heer Heemskerk niet zeggen en daarom zou ik eerst
een praeadvies van Burgemeester en Wethouders willen
afwachten.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik trek mijne motie in.
De heer Sijtsma. De motie weggepraat. Ik dank U, Mijn
heer de Voorzitter.
De heer van der Pot. M. d V. Ik zou den Raad willen
verzoeken, wanneer men voorstellen deze kwestie betreffende
zou willen doen, dit tijdig te doen, omdat aan dergelijke
voorstellen zoovele technische moeilijkheden zijn verbonden
en het van belaag is dat Burgemeester en Wethouders die
voorstellen goed kunnen overwegen. Laat men de voorstellen
minstens vóór 1 Maart in zenden, dan kunnen zij behoor lijk
worden overwogen. Ik ben bereid alle mogelijke inlichtingen
te verschaffen. Ik wil er nog de aandacht op vestigen; dat
dit niet een maatregel is, dien wij op eigen gezag kunnen
nemen, maar waarvoor wij de goedkeuring van de Kroon
noodig hebben.
De beraadslaging wordt gesloten en het verhoogde volgnr
34 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Groeneveld. M. d. V. Deze begooting bevat nuttige
en noodzakelijke posten, die wij goedkeuren, maar ook
posten, waarmede wij ons niet kunnen vereenigen, van welke
meening wij trouwens voldoende hebben doen blijken.
Aangezien de gemeente toch moet functionneeren zullen wij
voor deze begrooting stemmen. Dit wil echter niet zeggen,
dat in hoofdzaak deze begrooting onze instemming heeft.
Nu ik toch aan het woord ben, wensch ik aan het eind
van deze begrootingsdebatten nog iets te zeggen.
Het is bij de behandeling van deze begrooting telkens ge
bleken dat onze fractie in den Raad zoo goed als alleen staat.
Met uitzondering vori den heer Knuttel die meestal naast ons
heeft gestaan, hebben wij bijna bij elk punt alle burgerlijke
raadsleden tegenover ons gevonden.
Men kan haast zeggen dat deze Raad slechts bestaat uit
twee groepen en dat als het ware tegenover onze fractie
staat eene andere fractie van 21 burgerlijke raadsleden. Mis
schien dat men nu begrijpt dat onder deze verhouding, in
den Leidschen Raad geen plaats is voor een Sociaal-Demo
cratisch Wethouder.
De heer Knuttel. Na deze verklaring van de S. D. A.P. is
het mij voldoende wanneer ik aangeteekend wordt als tegen
deze begrooting te stemmen.
De Voorzitter. Hoewel ik in het algemeen niet van der
gelijk stemmen houd, zal ik om de vergadering niet langer
op te houden hiermede thans maar genoegen nemen. De
begrooting is dus met algemeene stemmen aangenomen met
uitzondering van die van den heer Knuttel.
De begrooting van Uitgaven en die van Inkomsten worden
daarop zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
Ten slotte wordt de geheele begrooting tot een bedrag
van f 6.062.604 in ontvang en uitgaaf zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
De Voorzitter. Alvorens tot de rondvraag over te gaan
zou ik den Raad toestemming willen vragen om spoedeischend
een voorstel te behandelen tot landaankoop.
Vindt de Raad dat goed? Zoo ja, dan verzoek ik den heer
van der Pot om het voorstel namens Burgemeester en Wet
houders nog even toe te lichten.
De heer van der Pot. M. d. V. De gemeente heeft voor
korten tijd in handen een stuk grond gelegen dicht bij den
Haagweg. De gemeente heeft reeds geruimen tijd ik geloof
al 100 jaar in die buurt een stuk land in bezit. Wij hebben
dat onlangs uitgebreid met een strook grond, die er naast ligt, die
aangekocht is in publieke veiling. Nu kan de gemeente koopen
een stuk grond dat ligt tusschen dezen grond die de gemeente
al heelt en de bestaande bebouwing. Het is dus wel van be
lang om het bezit aan die zijde af te ronden.
Het perceel is groot 1803 c.A. en de prijs is 2.75 per M2.
De prijs is niet heel goedkoop, maar toch aannemelijk, gegeven
de omstandigheid, dat het terrein is opgehoogde grond, zoodat
het onmiddellijk kan worden bebouwd en er dus geen kostbare
ophooging noodig is.
Op die gronden achten Burgemeester en Wethouders den
aankoop raadzaam.
Wat het achterliggende terrein betreft is het niet zeker
dat wij dit in zijn geheel uit de huur zullen kunnen krijgen.
Wanneer dit niet mocht gelukken, dan is het vooral van
zeergroot belang dat wij dit terrein voor bebouwing kunnen
benutten. Waar tot Kerstmis gelegenheid is gegeven om dit
terrein te koopen, daar hebben wij gemeend dit voorstel thans
bij den Raad aanhangig te moeten maken. Bij verkoop kan
het land uit de huur worden genomen met vergoeding van
de te veld staande vruchten. Wanneer wij dit niet doen dan
kunnen wij het terrein ook tegen het volgend jaar Kerstmis
opzeggen. Het zal er evenwel van afhangen of wij het noodig
zullen hebben. De huurwaarde is f 825.Dat is nog wel
niet ten volle 4%, maar dat is geen overwegend bezwaar
omdat het terrein toch spoedig voor bebouwing in aanmer
king komt.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt daarop
besloten
a. tot den aankoop, ten behoeve van de volkshuisvesting,
van de perceelen bouwgrond onder de gemeente Zoeterwoude,
kadastraal bekend onder sectie A dier gemeente, nis 4579,
4597, 4598, en 4599, groot respectievelijk +3130, +78,
1100 en +2495 M2, te zamen 6803 M2 voor f 2,75 per M2
b. tot vaststelling van den suppletoiren begrootingsstaat,
groot, met inbegrip van de overdrachtskosten ƒ18.850.
De heer de Lange. M. d. V. Ik heb U bereids medegedeeld,
dat ik in deze vergadeiing de volgende vraag zou stellen:
Volgens artikel XI eerste lid der wet van 14 Juli 1919 moest
vóór 1 October j.l., ter vervanging van de verordening tot
regeling van de jaarwedden der onderwijzers aan de openbare
lagere scholen, door den Raad worden vastgesteld eene rege
ling overeenkomstig de bepalingen dier wet. Kunnen Burge
meester en Wethouders mij ook mededeelen wanneer een
voorstel daartoe den Raad zal bereiken?
De heer van der Lip. Ik kan den heer de Lange het vol
gende antwoorden. Volgens artikel XI, lid 1, der Wet van 14
6