VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919. 379 gemeentelijke verordeningen, dan zou men desnoods kunnen zeggenwij laten in bet «Leidsch Dagblad" deze voortaan niet meer publiceeren, maar alleen aanplakken. U vergeet evenwel, dat er zooveel dingen zijn, die noodzakelijk moeten worden gepubliceerd; de Onteigeningswet en de Woningwet bijvoorbeeld verplichten de gemeentebesturen tot publiceering in een plaatselijk blad. Men zal dan deze moeilijkheid krijgen, dat er telkens moet worden nagezien wat er wel en wat er niet in het plaatselijk dagblad moet worden gepubliceerd. Nu zou men de andere, niet door de wet gevorderde, mededee- lingen kunnen aanplakken, maar weet, dat zij dan nog veel minder zullen worden gelezen. Nu kan de heer Knut tel wel zeggen, dat men de mededeelingen ter beschik king moet stellen van de verschillende bladenmaar wanneer er dan eens geen enkel blad is, dat ze wil opne men? Dan zou zulk eene mededeeling, welker publicatie door de wet gevorderd wordt, niet gepubliceerd worden. Ik geloof dan ook, dat wij ons zullen moeten houden aan één Dagblad, waarin de verschillende berichten van de gemeente worden gepubliceerd; nu is dat tot heden geweest het «Leidsch Dagblad". De dames en heeren zullen wel begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders zonder eenige partijdigheid ten deze zijn. Na den dood van de oude «Leidsche Courant" was het »Leidsch Dag blad'.' de eenige hier ter stede verschijnende courant. Burge meester en Wethouders vinden het onnoodig, verordeningen, die om formeele redenen, slechts in één courant moeten ge plaatst worden in meerdere te publiceeren. Ik sta niet op het standpunt, dat wij alle dagbladen moeten bevoordeelende gemeente moet zorgen voor de bekendmaking van de verorde ningen en dat kan in één courant geschieden. Het is in het belang van de zuinigheid, dat één courant die bekendma kingen opneemt. Wanneer er verordeningen zijn, die niet gepubliceerd be hoeven te worden, dan kunnen die aangeplakt worden, maar dat neemt niet weg, dat iedere gemeente één officieele courant heeft, waarin de verordeningen worden gepubliceerd. Ik zou het iets dorpsachtig vinden, wanneer wij nu zouden overgaan tot het aanplakken van alle verordeningen en ze niet boven dien in de officieele courant publiceerden. In Rotterdam bijvoorbeeld wordt in de «Nieuwe Rotterdammer" alles medegedeeld en in andere plaatsen zijn het andere bladen. Wanneer de heeren zich stellen op het standpunt van het Gemeentebestuur, dan zullen zij moeten toegeven, dat het in het gemeentebelang is om de mededeelingen in slechts één courant te plaatsen. Wat betreft het verzoek, om ook in de weekbladen even- tueele mededeelingen te zetten, ik meen te mogen zeggen, dat ik zulks onnoodig vind. Dat kan voor de Redacties natuur lijk pleizierig zijn, maar daartoe zal de gemeente niet moeten overgaan. Wanneer iets van zuiver vakbelang gepubliceerd moet worden, dan kan het noodig zijn, om dat in een desbe treffend vakblad te doen zetten; is er een vacature voor ingenieur, dan zal een daartoe strekkende mededeeling in het vakblad geplaatst worden. Ik wil daarom verzoeken, om de motie üostdam niet aan te nemen, omdat ik het wel een klein beetje benepen vind, daartoe over te gaan. Burgemeester en Wethouders hebben toch niet de bedoeling om partijdig te zijn, maar te voldoen aan de verplichtingen van de wet. Het kan ons, wat de meeste officieele mededeelingen betreft, die volgens de wet gedaan moeten worden, absoluut niets schelen, of die mededeelingen gelezen worden of niet; als wij echter aan een zekere mede deeling waarde hechten, dan wordt die geplaatst in meer dere bladen. Het is nu, zoolang ik hier zit, ongeveer de tiende keer, dat wij over die zaak spreken. De heer de Lange. M. d. V. Ik sluit mij geheel bij Uw betoog aan, omdat ik meen, dat wanneer zelfs 99% der publi- catiën achterwege zou kunnen blijven, ze toch allen geplaatst zullen moeten worden om het ééne percent waaraan de inge zetenen behoefte hebben, omdat men niet weet waar dat eene procent schuilt. Ik ben van meening, dat het belang van de gemeentenaren op den voorgrond moet staan. Aanvragen krachtens de Hinder wet behoeven krachtens die wet niet in een dagblad te worden gepubliceerd, maar het is in het belang van het publiek noodig. Wanneer het niet in de courant staat, weet het publiek het niet. Men zou hierdoor schade kunnen lijden. Hoezeer ik het ook betreur, dat deze aangelegenheid zooveel geld kost, toch geloof i^, dat wij mede zullen moeten gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders en de gewoonte handhaven. De heer Oostdam. M. d. V. Ik aarzel wel eenigszins om op deze zaak nog eens terug te komen, omdat U mijn voorstel benepen heeft genoemd. U heeft evenwel zelf erkend, dat er dingen worden gepubliceerd, die U niet kunnen schelen. Nu, dan kunnen zij mij nog veel minder schelen. Het kan mij echter wel schelen, dat dit aan de gemeente geld kost. Dat men in het «Leidsch Dagblad" dingen gaat publiceeren, die ons niet schelen kunnen en daarvoor nog geld betaalt, dat noem ik niet benepen, maar toch wel eenigszins vreemd. Ik zal hier niet meer van zeggen, want wij hebben nog zooveel te doen. De tijdsomstandigheden zijn evenwel eenigszins ver anderd en er worden tegenwoordig nog meer dagbladen ge lezen dan het «Leidsch Dagblad". Ik wil wel zeggen, dat ik het «Leidsch Dagblad" zelf nooit lees en zoo zijn er duizenden, die dus met mij niets hebben aan de de goede zorgen van den heer de Lange. Wijl de tijdsomstandigheden zoo ver anderd zijn, geloof ik, dat het tijd wordt, dat wij de verordening eens gaan herzien en eene schifting maken tusschen wat wel en wat niet moet worden gepubliceerd. De Commissie voor de huishoudelijke aangelegenheden kan hier wel eens een middag aan wijden. Ik trek mijne motie dus niet in. De Voorzitter. Ik herhaal dat ik den Raad zou willen ad vi- seeren de motie niet aan te nemen, omdat men anders ter secretarie allerlei moeilijkheden zal krijgen. Ik geloof, dat wij er goed mede doen de officieele stukken in één dagblad te publiceeren; ik geef toe, dat er dingen bij zijn, waar de menschen niets aan hebben, maar het Rijk heeft ook te Staats courant en ik geloof toch wel niet, dat er iemand is, die dat blad bij zijn ontbijt zal lezen. En toch moeten de officieele stukken daarin worden opgenomen; het betreft eene forma liteit, waaraan moet worden voldaan. Ik meen, dat het tot verwarring aanleiding zou geven wanneer wij het officieel orgaan zouden afschaffen, al geloof ik wel, dat de heer üost dam gerust zal kunnen ontbijten zonder de officieele mede deelingen te lezen. De motie wordt voldoende ondersteunden kan derhalve een onderwerp van beraadslaging en stemming uitmaken. Ik zal thans de motie in stemming brengen. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Oostdam wordt in stemming ge bracht en verworpen met 22 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen de heerenDubbeldeman, van der Zeeuw, Kuivenhoven, Sijtsma, mevr. Dubbeldeman—Trago, de heer Splinter, mevr. BaartBraggaar, de heeren van Stralen, Groeneveld, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, Huges, de Lange, de la Rie. van Hamel, Wilmer, van Tol, Knuttel, van Gruting en van Weeren. Vóór stemmen de heeren: Bisschop, Stijnman, A. Mulder, Heemskerk, J. P. Mulder, Oostdam en Huurman. Volgnr 84 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs 85 tot en met 91 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 92 luidende: Bijdrage der gemeente in de kosten van uitgifte van een adresboek der gemeente LeidenMemorie. De heer van Stralen. M. d. V. Over de kwestie van het uitgeven van een adresboek is in de secties een opmerking gemaakt. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders, hoewel het blijk geeft, dat inderdaad de klachten omtrent het Leidsch adresboek niet ongegrond zijn, geeft niet voldoende, om ons daarbij neer te leggen. Wij meenen, dat de uitgave van een dergelijk boek een taak is, die de gemeente zelf ter hand dient te nemen, omdat reeds gebleken is, dat er niets van terecht komt, wanneer dat werk aan particulieren is opgedragen. Ons jongste adresboek is thans vijf a zes jaren oud, zoodat het geheel en al verouderd is. Dat er toch nog enkele adressen in worden gevonden die juist zijn, komt misschien door den woningnood, tengevolge waarvan bijna geen verhuizingen plaats hebben. In dit opzicht heeft de woningnood toch nog iets goeds gedaan. Wanneer waarlijk blijkt, dat de firma IJdo aan een nieuw adresboek niet binnenkort kan beginnen, dan zal het beter zijn, om den knoop door te hakken en het maken vanwege de gemeente op te dragen aan die of een andere firma. De drukkerij heeft behalve het uitgeven van een adresboek, nog andere zaken te doen. Die zullen voorgaan, zoodat het adresboek blijft liggen. Als de gemeente regelmatig zoo'n boek uitgeeft, kan zij de bepaling maken, dat het binnen zekeren tijd klaar en opgeleverd moet zijn. Dan heb ik nog een nieuw argument, waaruit blijkt, dat het wenschelijk is, om spoedig over te gaan tot de uitgave van een adresboek. Tot nu toe werd de kiezerslijst altijd als adresboek gebruikt,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 7