406 VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919. Dat maakt toch geen verschil! Hier is een ondersteuning van menschen, die steun noodig hebben. Het Rijk geelt een vergoeding aan gezinnen van menschen, die in militairen dienst zijn en daarbij gaat het ook naar vaste regelen. Dan is er niets tegen, dat een dergelijk systeem door het Burgerlijk Armbestuur wordt toegepast. Als elk geval zoo behandeld werd, dat wij zeker konden zijn, dat elk gezin, dat steun noodig heeft, ook genoeg krijgt, dan zou ik er niet over gesproken hebben, maar de heer Heemskerk zal het met mij eens zijn, dat vaak ondersteuningen worden gegeven, die veel te laag zijn. De heer Bots. In het algemeen is het heel moeilijk te zeggen, of de ondersteuningen te laag of te hoog zijn. Toch zijn er eenige kenteekenen, welke er op wijzen dat ze hier behoorlijk zijn. Voor 1919 was ƒ27900.— begroot. Wij zijn gekomen met ƒ40.000.verhooging en voor het volgend jaar wordt voor gesteld 77000. Dat duidt aan, dat er iets omgaat. Wanneer wij de uitgaven dezer gemeente vergelijken met die van andere gemeenten, dan maatt Leiden een zeer goed figuur. De talrijke dankbetuigingen die inkomen, om zoo te zeggen hartelijke, van menschen die geholpen zijn, somwijlen zelfs vóórdat de onderstandstermijn afgeloopen is, het Burgerlijk Armbestuur mag hoogstens 3 maanden ondersteuning in één termijn toestaan geven zeer zeker te kennen, dat men met de ondersteuning tevreden was. Dit betreft veelal menschen die tijdelijk bij het Burgerlijk Armbestuur aankloppen, terwijl zij waarschijnlijk binnenkort weer werk hebben. Nog een goed teeken is, dat er betrekkelijk weinig aan vragen om verhooging inkomen. Meent iemand, dat hij te weinig krijgt, dan wordt een verzoek, om meer te ontvangen, altijd ernstig overwogen. Worden bij zoo'n verzoek behoorlijke argumenten aangevoerd dat bijvoorbeeld een kind van een vrouw, die uit werken gaat, ziek is geworden, zoodat zij niet meer weg kan, dan zal dat een geldig argument zijn, om meer te krijgen. Wat het verwijzen naar de kerkelijke genootschappen betreft, ik meen er op te mogen wijzen, dat de voorschriften van de Armenwet ons daartoe dwingen. Daaraan kunnen wij niets veranderen. Het is in de Armenwet den gemeenten verboden, om onderstand door het Burgerlijk Armbestuur te geven, zonder dat getracht is eerst steun van de kerkelijke gezindte, waartoe de aanvrager behoort, te verkrijgdn. Wanneer iemand zijne plichten als zoodanig niet meer waarneemt en daardoor voor onderstand bij die gezindte niet in aanmerking komt, of daarvan niet voldoenden steun erlangt, dan wordt hij door het Burgerlijk Armbestuur geholpen. De heer van Stralen. Dan sturen ze die persoon naar de kerk. De heer Bots. Het kan natuurlijk onder de honderden gevallen voorkomen, dat er misverstand plaats heeft. Mochten er gevallen voorkomen, aan een der heeren be kend en waarvan men meent dat meer moet worden gegeven, dan wordt die zaak ernstig onderzocht, maar dan zal ook dikwijls blijken, dat er misleiding in het spel is. Het komt wel voor, dat er- van de een of andere organisatie een brief komt, waarin gezegd wordt, dat een zeker persoon zonder eenig werk is. Als daarna een onderzoek plaats heeft, dan blijkt het, dat de man wel degelijk gedeeltelijk werkzaam is. Dat ondersteuning van het Burgelijk Armbestuur nog zoo kwaad niet is, blijkt ten slotte ook hieruit dat er vele per sonen zijn, die van elders komen en niet te bewegen zijn naar hunne vorige woonplaats terug te keeren. Die gevallen komen werkelijk niet zoo weinig voor en dat draagt er zeer zeker toe bij, dat de post hooger wordt. Het volgnr 194 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het volgnr 195 wordt zonder beraadslaging of zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging volgnr 196: Schadeloosstelling aan arm besturen en godshuizen voor het verlies dat zij door de onheffinq der armbakkerij als stedelijke inrichting kunnen lijden.f2050.-". De heer Dubbeldeman. Is het geoorloofd hierover enkele opmerkingen te maken? Toen deze kwestie in de secties behandeld werd, was mij dat niet bekend, maar nadien zijn mij eenige belangrijke zaken medegedeeld. Als U echter meent, dat het hierbij niet te pas komt, dan wil ik er wel mede wachten. De Voorzitter. Als het een novum is, dan kunt U Uw gang wel gaan. Maar het moet geen gewoonte worden, om zaken, die in de secties niet besproken zijn, bij de openbare behandeling naar voren te brengen. De heer Dubbeldeman. Ik zou U willen vragen, in hoe verre de gemeente verantwoordelijk is voor daden, die in de gestichten voorkomen. De Voorzitter. Dat heeft hiermede niets te maken; het betreft hier een gewone geldelijke uitkeering. Deze post betreft de gewone schadeloosstelling, die de gemeente verplicht is aan die huizen te geven. Volgnr 196 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgr 197 wordt de begrooting der Stedelijke Werk inrichting zondei beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd, waarna dit volgnr eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs 198 tot en met 200 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr 201 wordt de begrooting van den Armenraad zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit volgnr eveneens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming wordt aangenomen. De heer Dubbeldeman. Het is nu elf uur; zouden wij nu niet naar huis toe kunnen gaan, te meer, waar wij aan een nieuw hoofdstuk beginnen? Wij hebben morgen nog iets anders te doen. Ik ben, als ik uit mijn bed kom, gaarne frisch, om weer geschikt tot nieuwen arbeid te zijn. De Voorzitter. Het beste is dan, om in stemming te brengen het voorstel van den heer Dubbeldeman om de ver gadering te schorsen. De heeren, die met de behandeling der uftgaven voort willen gaan, zullen dan tegen dat voorstel moeten stemmen. Het voorstel van den heer Dubbeldeman wordt in stemming gebracht en aangenomen met 19 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Dubbeldeman, Kuivenhoven, Mevrouw Dubbeldeman—Trago, de heerenBisschop, Stijnman, Splinter, Mevrouw BaartBraggaar, de heeren van Stralen, Groeneveld, van der Lip, A. Mulder, Heemskerk, de la Rie, Wilmer, van Tol, van Gruting, Knuttel, Oostdam en van Weeren. Tegen stemmen de heeren: Sijtsrna, Pera, Bots, van der Pot, Huges, de Lange, üostveen, van Hamel, J. P. Mulder en Huurman. (De heer van der Zeeuw had de vergadering inmiddels verlaten). De Voorzitter. Dan stel ik voor Donderdag aanstaande om '1 uur met de begrooting voort te gaan. De heer Dubbeldeman. Kan het niet op een anderen dag, want ik weet, dat drie leden aanstaande Donderdag niet aan wezig zullen kunnen zijn. Ik heb veel voor de gemeenschap over, maar ik meen toch, dat ik mijn eigen zaken niet mag laten verloopen. De Voorzitter. Dinsdag en Woensdag kan ik onmogelijk; misschien Maandag, maar dan moeten de heeren niet zooveel herhalen, dan waren wij al klaar geweest. De heer Dubbeldeman. De kiezers zullen toch zeker mogen weten, wat zij aan ons hebben Bovendien heeft men ons zóó lang uit den Raad gehouden, dat bij de behandeling van deze éérste begrooting wel eens door ons gezegd mag worden, wat wij meenen te moeten zeggen. De Voorzitter. De leden moeten er toch ook aan denken, dat het voor de gemeenschap van belang is, wanneer de be grooting op tijd klaar is. Wanneer de leden bezwaar hebben Maandag te vergaderen, dan stel ik voor de vergadering te schorsen tot Donderdag aanstaande om 1 uur. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 34