VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919. 405 Ik kan de motie in stemming brengen, ofschoon ik die thans geheel overbodig vind. De heer Groeneveld. Dan zal ik de motie intrekken. Als de zaak te lang uitblijft, zal ik op spoed aandringen. Volgnr 189 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 190 luidende: y>Kosten van de gemeente-apotheekf 20.260. De heer Dubbeldeman. Ik zou iets willen zeggen over onze gemeente-apotheek De kwestie is, of die kon worden opengesteld voor particu lieren en fondsen. Kan ik dat hier doen of bij de inkomsten? De heer van der Lip. Het staat in het verslag bij de inkomsten. De Voorzitter. Dan zou ik het liever doen bij de inkomsten. Volgnr 190 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs 191, 192 en 193 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 194 luidende: Onderstand aan behoef tigenf 77.000. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik heb er h'et vorige jaar bij de begrooting op gewezen en ik wil het hierbij herhalen. Burgemeester en Wethouders antwoorden op de gemaakte opmerking; maar dat antwoord heeft mij niet erg bevredigd, vooral nu door de opheffing van het Steuncomité en de in stelling van het Werkloozenfonds, een groot aantal menschen zijn toevlucht moet zoeken bij het Burgerlijk Armbestuur. Zoodoende wordt de toeloop naar het Burgerlijk Armbestuur grooter en uit verschillende feiten is gebleken, dat vele men schen, die in normalen tijd niet bij dit Comité terecht zouden komen, maar daarheen nu noodzakelijk worden verwezen, om dat zij geen andere bron van inkomsten hebben, waar zij werkeloos, niet-georganiseerd of ouder dan 6U jaar oud zijn. Die personen krijgen zeer lage uitkeeringen van dat Comité! Het kan zijn nut hebben van deze plaats er op aan te dringen, dat het Comité haar taak zoo opvat, dat een grootere uitkee- ring zal worden gegeven aan hen, die door de omstandigheden gedwongen zijn eenige weken van het Comité gebruik te moeten maken, met uitzondering, natuurlijk van hen, die van de liefdadigheid een soort sport maken en zich geregeld wenden tot die instellingen, waarvan wat te halen is zoo dat zij met hun gezin niet in de ergste ellende behoeven te verkeeren. De heer van Stralen. M. d. V. Ik kan onderschrijven wat de heer Heemskerk gezegd heeft. Misschien zijn wij op dit gebied deskundigen, als ik het zoo noemen mag. Ik heb bij de poging, die gedaan is, om een behoorlijke uitkeering te krijgen meermalen geconstateerd, dat door het Burgerlijk Armbestuur of geen of een zeer lage uitkeering werd gegeven. Het zal noodzakelijk zijn, om een soort tarief in te stellen, zoodat men weet, hoe groot de uitkeering zal moeten zijn, en dit dus niet overgelaten wordt aan het persoonlijk inzicht van de controleurs, die hier en daar op bezoek gaan en voor stellen tot ondersteuning doen. Zoo moet de zaak niet aangepakt worden. Mijns inziens is er geen bezwaar, dat er een vast tarief komt. Men zal moeten doen, zooals het Steuncomité gedaan heeft, dat menschen, die door werkloosheid in behoeftige omstandigheden verkeeren, een ondersteuning gaf naar een vasten maatstaf, naar een vaste klasse. Dan wil ik iets zeggen over de wijze, waarop het personeel van het Burgerlijk Armbestuur meent te moeten optreden. Het is voorgekomen, dat de menschen zich om ondersteu ning tot het Burgerlijk Armbestuur hebben gericht, maar door de personen, die hen te woord stonden, werden verwezen naar hun kerkgenootschap. Het is verkeerd dat het Burger lijk Armbestuur pressie uitoefent op de personen, die onder steuning vragen, teneinde hen te drijven naar het kerkelijke genootschap, waarbij zij misschien uit sleur nog zijn aan gesloten. Het is bekend, dat er door het Burgerlijk Armbestuur niet aan gedacht wordt, om een ondersteuning te geven, alvorens de betrokkene zich heeft gewend tot zijn kerkgenootschap, om van deze steun te vragen. Pas als die door het Kerkgenootschap wordt geweigerd, vindt het Burgerlijk Armbestuur aanleiding om de kwestie van ondersteuning in overweging te nemen. Ik vind dat verkeerd, omdat het Burgerlijk Armbestuur geheel onpartijdig moet zijn en niemand mag opdringen zich tegen zijn wil te vervoegen bij een Kerkgenootschap. Ik acht het zeer gewenscht, dat daarmede in het vervolg gebroken wordt. Burgemeester en Wethouders antwoorden, dat zij binnen kort zullen komen met voorstellen tot instelling van een Commissie. Wij zien inderdaad dat voorstel met belangstelling tegemoet en hopen, dat Burgemeester en Wethouders daarmede niet te lang zullen uitblijven en dat, wanneer de zaak aan de orde komt, ook een vaste regeling in het leven wordt geroepen, aan de hand van welke het Burgerlijk Armbestuur zich verder te gedragen zal hebben. De heer J. P. Mulder. M d. V. In antwoord op hetgeen de heer van Stralen gezegd heeft, wil ik opmerken, dat, wanneer iemand eenigszins verstand heeft van armenzorg, hij dan niet voorstellen zal, om een tarief te nemen. Ieder geval zal toch op zichzelve behandeld en beschouwd moeten worden, omdat het voorkomen kan, dat dan weinig wordt gegeven, waar veel noodig is. Wanneer het Burgerlijk Armbestuur iemand verwijst naar de betrekkelijke instelling van het kerkelijke genootschap, dan is dat niet, omdat wij dat willen, maar dan is dat een gevolg van de Armenwet, die voorschrijft, dat, als de parti culiere liefdadigheid tekort schiet, eerst dan de gemeentelijke armenzorg helpt. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik kan onderschrijven wat mijn naamgenoot heeft gezegd. Het is wel een klein beetje lichtvaardig wat misschien niet zoo bedoeld is wanneer hij zegt, dat de menschen gaven krijgen uit sleur. Er wordt wel degelijk een ernstig onderzoek ingesteld. Wat waren de grieven tegen het comité steeds geweest? Ik zeg niet dat het waarheid was, maar er werd gezegd, dat men te weinig, of te veel of niet genoeg gaf, omdat een degelijk onderzoek ontbrak. Hoe de heer van Stralen er toe kan komen, om te zeggen, dat naar een vast tarief moet worden gegeven, begrijp ik niet. Waar dat heen moet, is een raadsel. Bij nader indenken, zal de heer van Stralen moeten toegeven, dat dat eigenlijk een onmogelijk en zeer verderfelijk stelsel is. Ik geloof, dat het juist de goede weg is, zooals het thans gaat; ik zeg ook niet, dat het Burgerlijk Armbestuur volmaakt werk levert, maar ik kan niet ontkennen, dat het Burgerlijk .Armbestuur in den tegenwoprdigen tijd zeer goed werk verricht. Wanneer menschen steun noodig hebben, dan worden zij eerst naar hun Kerkgenootschap verwezen. Kan door dat genootschap niet meer gedaan worden, dan kan het Burgerlijk Armbestuur helpen. Dat is geen schande voor de menschen. Die komen niet bij de kerk als om een fooi, of een aalmoes, maar de kerk, zoo beschouwen wij het althans, is zedelijk en christelijk verplicht de menschen, die het noodig hebben, te steunen. Daarvoor behoeven zij zich niet te schamen. Als zij wat scrupuleus zijn, dan zullen zij zonder blikken of blozen bij hun Kerkgenootschap om hulp komen vragen. Meestal wordt gesteund in den meest bedekten vorm. Er zijn ondersteunden, die niet van elkaar weten, dat zij ondersteund worden, zoo bedekt wordt er gehandeld. De heer van Stralen. M. d. V. De heeren hebben mij ver keerd begrepen, want ik heb niet gezegd, noch de be doeling gehad, dat de kerk hulp of steun geeft uit sleur. Ik heb gezegd, dat er menschen zijn, die uit sleur nog tot een kerkelijk genootschap behooren, zonder daaraan wat te doen. De menschen, die officieel als lid van het Kerkgenootschap staan ingeschreven, worden door het Burgerlijk Armbestuur naar het Kerkgenootschap verwezen. Dat komt mij verkeerd voor. Menschen die met hun kerk niets te doen willen hebben, moet men er niet toe drijven om tot hun kerk te gaan. Wat de heer J. P. Mulder zegt over de kwestie van niet kunnen uitvoeren van een vast tarief, geloof ik, dat, als de zaak zoo staat, dat de menschen om ondersteuning bij het Burgerlijk Armbestuur komen, zij dan steun zullen moeten hebben naar de behoefte van hun gezinnen. De steun van het Burgerlijk Armbestuur wordt thans op zeer schrale wijze ge geven, zoodat de menschen, die vragen, niet krijgen wat zij noodig hebben. Daarom is het beter, om een vaste norm te makenzoodat men weet, hoe veel de ondersteuning bedragen zal. Het is geen nieuwigheid, om naar vaste regelen te steunen, want het Steuncommité heeft dat ook gedaan, wat de heer J. P. Mulder, misschien ook goedvindt. De heer J. P. Mulder. Dat is geen armenzorg. De heer van Stralen. Moet dat etiket van armenzorg er dan noodzakelijk opzitten?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 33