404 VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919. Het amendement van den heer Knuttel wordt in stemming gebracht en verworpen met 20 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Kuivenhoven, Sijtsma, Bisschop, Stijnman, Splinter, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, A. Mulder, Huges, Heemskerk, de Lange, van Hamel, J. P. Mul der, Wilmer, van Tol, van Gruting, Oostdam en Huurman. Vóór stemmen de heeren: Dubbeldeman, van der Zeeuw, de dames Dubbeldeman—Trago en Baart—Braggaar, de heeren van Stralen, Groeneveld, de la Rie, Oostveeri, Knuttel en van Weeren. Volgnr 186 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over volgnr '187 luidendeSubsidie aan de »Ver- eeniging tot verzorging van kleine kinderente Leiden" f 250. Mevrouw DubbeldemanTrago. M. d. V. Die vereeniging heeft de subsidie van f 750 noodig. Krijgt zij dat bedrag niet, dan zal ze nu direct nog dezen winter moeten beginnen met een hulp te bedanken en dus de verzorging van de jon gere èn de oudere kinderen aan ééne helpster moeten over laten. Ik zou daarom willen vragen, of wij de behandeling van het praeadvies heel spoedig tegemoet kunnen zien, anders zou ik met een voorstel willen komen, om de subsidie tot f 750.— te verhoogen. De Voorzitter. Wij zullen zeer zeker er spoedig mede komen. De heer van der Pot. M. d. V. Ik wil nog even mede- deelen, waarom niet tegelijk met de begrooting over de sub siedie-aanvrage een voorstel werd gedaan. Beide vereenigingen, die genoemd worden in de volgnum mers 187 en 188, hebben een aanmerkelijk hoogere subsidie gevraagd dan zij vroeger gehad hebben. Bij informatie is nu evenwel gebleken, dat de belangstelling in het bestaan van beide vereenigingen bij degenen, die daarvan tot nu toe profiteerden, aan het afnemen is, en dat een aantal moeders daarvan nu geen gebruik meer maakt. Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Ik heb het tegendeel gehoord. De heer van der Pot. Aan Burgemeester en Wethouders werd medegedeeld, dat de besturen van beide inrichtingen aan het overwegen zijn, of de beide inrichtingen niet gecom bineerd kunnen worden. Zoolang nu die onderhandelingen gaande zijn, willen wij natuurlijk niet met een praeadvies komen, omtrent de subsidie-aanvrage. Wij zullen moeten afwachten, hoe deze onderhandelingen zullen verloopen en dan daarnaar kunnen handelen bij het praeadvies over de beide ingediende subsidie-aanvragen. Bij hetgeen thans voorgesteld wordt, beslist de Raad dus nog niet over het al of niet verleenen van een hoogere subsidie. Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Ik heb mijn vraag voorname lijk hierom gesteld, omdat een van de bestuursleden van die vereeniging mij verzocht had voor die subsidie-aanvrage te pleiten, daar zij dat geld zoo dringend noodig heeft. De Voorzitter. Ik geloof niet, dat de fusie er zal komen. Wat de heer van der Pot gezegd heeft, is volkomen juist, want ik weet het van relaties, die ik in beide besturen heb. Wanneer de fusie er niét komt, dan zullen wij natuurlijk zoo spoedig mogelijk met een voorstel komen. Verder kunnen wij er thans niets aan doen. Volgnr 187 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Volgnr 188 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 189, luidende: Belooningen van doctoren heelmeesters, vroedmeesters, vroedvrouwen enzƒ7400.-". De heer Groeneveld. M. d. V. In de secties is gevraagd, om die zaak zóó te regelen, dat bij den geneeskundigen armen- dienst ik zal dat leelijke woord maar gebruiken de vrije artsenkeuze wordt ingevoerd, Tot mijn groote verwondering antwoorden Burgemeester en Wethouders daarop, dat dat bij de bestaande organisatie niet mogelijk is. Ik begrijp dat niet goed. Wanneer één der leden vraagt iets te reorganiseeren en men krijgt ten antwoordbij de bestaande organisatie is dat niet mogelijk, dan lijkt het veel, alsof Burgemeester en Wethouders dat lid in de maling nemen. Het verzoek had de strekking om de bestaande organisatie te veranderen. Thans is de vrije artsenkeus niet mogelijk en ik zie niet in, waarom dat onmogelijk zal moeten blijven bij een reorganisatie van den dienst. Het is zoo geregeld dat elke arts een wijk heeft. Alle ingeschrevenen, die in die wijk wonen, worden door een bepaalden arts behandeld, en door geen anderen. Dat is een zeer onaangename toestand krijgen de menschen eens kwestie met den arts, dan is er niets aan te doen,, dan moeten zij bij dien arts blijven. De arts heeft er geen belang bij, om die menschen te houden. Gaan zij van hem weg, dan geeft hem dat minder werk. Ik wil de artsen in dit opzicht niet be schuldigen, maar het komt voor, dat iemand geen vertrouwen stelt in een bepaalden arts, misschien ten onrechte, maar de noodzakelijkheid bestaat toch en daarover zijn de artsen zelf het eens dat een zieke vertrouwen moet stellen in zijn arts. 'Dat is de eerste stap op den weg van genezing. Volgens het bedrag, dat uitgetrokken wordt, en de onvolledige cijfers van het Gemeenteverslag, meen ik te kunnen opmaken, dat de Gemeenteartsen niet slechter worden betaald dan de fondsarten, en bij de fondsen bestaat toch wel vrije artsenkeuze. Ik zou dus niet weten, waarom dat bij de armenverzorging niet kan. Ik wil ook nog even verklaren dat door mij het vreemde woord »fraudeeren" niet is gebruikt in de sectie. Er is hier natuurlijk geen sprake van fraude. Ik meen dat de kosten geen beletsel mogen zijn voor de gemeente, om aan de armen vrije artsenkeuze te geven. Daarom stel ik de volgende motie voor: »De Raad spreekt uit, dat de Geneeskundige armendienst behoort te worden gereorganiseerd, zoodanig, dat de bij dien dienst ingeschrevenen, recht hebben op vrije artsenkeuze uit de stadsgeneesheeren." De heer van der Lip. M. d. V. Er is natuurlijk veel te zeggen voor het systeem, dat door den heer Groeneveld verdedigd is. Er zijn echter ook vele bezwaren tegen. Ik wil ze wel noemen, maar ik wil op den voorgrond stellen, wat wij in ons antwoord hebben medegedeeld, dat die zaak vanzelf aan de orde zal komen bij de op handen zijnde reorganisatie van den geneeskundigen dienst. Wanneer die dienst herzien wordt, zal ook dit onder de oogen gezien worden. Ik wil den heer Groeneveld dan ook in overweging geven, om zijn motie in te trekken; wanneer hij dat niet wenscht, dan zou het goed zijn, om die in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies te stellen. Als ik nu argumenten ga noemen tegen de vrije artsenkeuze en déze zaak komt thans niet in behandeling, dan is dat monnikenwerk. Vindt de heer Groeneveld het niet verstandiger, om te wachten tot de voorstellen tot reorganisatie van den geneeskundigen dienst in behandeling komen? De Voorzitter. Wordt de motie-Groeneveld voldoende ondersteund? De motie wordt voldoende ondersteund, zoodat zij een onder werp van een beraadslaging en stemming kan uitmaken. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik zou den heer van dér Lip willen vragen, wat hij onder binnenkort verstaat. De heer van der Lip. Ik kan natuurlijk geen bepaalden datum noemen, maar ik heb vanmiddag reeds gezegd, dat het advies van de Commissie ad hoe binnen enkele dagen bij Burgemeester en Wethouders zal worden ingediend. Meer kan ik er niet van zeggen, ik kan natuurlijk nog niet mededeelen, wanneer die aangelegenheid in den Raad zal worden behandeld. De heer Groeneveld. Dan wil ik Burgemeester en Wethouders verzoeken over mijn motie praeadvies uit te brengen. De Voorzitter. Dat komt op hetzelfde neer. Het invoeren van die vrije artsenkeuze zal ook tijd kosten; het gaat hier niet zoo eenvoudig als bij de fondspatiënten, dat de arts betaald wordt volgens het aantal door hem behandelde patiënten; de Stadsgeneesheeren zijn evenwel benoemd opeen vast traktement. Men kan daarom niet zoo in eens tegen hen zeggen: Morgen zult U betaald worden over het maximum van zooveel patiënten; dat is niet in één dag klaar te spelen. Waarom moet die motie nu gehandhaafd worden Hadden wij gezegd, dat Burgemeester en Wethouders geen vrije artsen keuze wenschen, dan kan ik begrijpen, dat de motie gehand haafd werd; werd deze dan aangenomen, dan zouden Burge meesters en Wethouders bij de reorganisatie van den genees kundigen dienst op het verzoek van den Raad de vrije artsen keuze invoeren; thans is het overbodig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 32