400
VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919
het dat leerlingen betrekkingen krijgen, waarnaar menig
Raadslid zou watertanden. De opleiding tot amanuensis is
daar vooral zeer goed, dat er zoowel van de Hoogere Burger
scholen in Nederland, als van andere instellingen brieven
komen om te vragen of er ook amanuensissen in betrekking
willen komen.
Ik geloof, dat wij die school groot onrecht zouden doen,
wanneer wij zouden meenen, dat die school niet de subsidie
verdient, die zij thans krijgt. Het blijkt hieruit reeds, dat die
school wel steun verdient, omdat het Rijk ook een groote
subsidie geeft, terwijl die school buitendien door particulieren
gesteund wordt
Dat geschiedt omdat men ziet, dat het een school is, waar
voor jongelui, die geen middelen hebben, een goede opleiding
en positie in de maatschappij zal kunnen worden verkregen.
Er zijn om nog een speciale betrekking te noemen, zelfs
werkmeesters bij den-Staatsspoor uit voortgekomen.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik kan ondersteunen wat
de heer Sijtsma gezegd heeft. De inrichting onder leiding
van professor Kamerlingh Onnes, heeft een wereldvermaardheid.
Leiden wordt van verschillende zijden benijd, omdat zij die
mooie inrichting heeft, die zooveel kostelijke resultaten oplevert.
Ik geloof, dan ook, dat Mevrouw Dubbeldeman dwaalt,
wanneer zij meent, dat die inrichting niet voldoet aan de
groote behoeften, die er op dat gebied bestaan. Die school
verdient niet de blaam, die Mevrouw Dubbelman op haar
werpt.
Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Uit wat de heer van
Hamel zeide, blijkt, dat de vereeniging niet het subsidie ge
bruikt, waarvoor het wordt toegestaan. Ik zal mijn inlichtingen
nog eens nagaan, maar ik geloof niet, dat ik ongelijk heb.
Ik kan het lijstje laten zien, waarin staat, dat bijna géén
instrumentmakers afgeleverd worden. Waarom wordt dit
onderwijs niet gegeven aan de vakschool, zooals in andere
plaatsen het geval is? Daarop kan de gemeente toezicht uit
oefenen, wat hier niet kan. Die school staat onder toezicht
van een professor en dat is niet een gewenschte toestand.
De Voorzitter. Als wij zóó de begrooting behandelen, dan
komen wij er voor eerst niet mede klaar. In het eerst dacht
ik, dat Mevrouw Dubbeldeman volkomen gelijk had, maar ik
kan mij wel degelijk voorstellen, dat een amanuensis tevens
instrumentmaker is; wij zitten over die kwestie zoo lichtzinnig
te spreken, zonder er meer van te weten. Als Mevrouw
Dubbeldeman de zaak goed en grondig nagezien had, dan
zou zij tot het resultaat moeten zijn gekomen, dat een
amanuensis tevens instrumentmaker kan zijn. Die school
dus levert wel degelijk instrumentmakers af, alleen onder
een anderea titel.
U spreekt hierover wel wat erg oppervlakkig. Ik geloof,
dat het goed zal zijn, dat U eens goed informeert en dan zal
de heer van der Lip U verder die inlichtingen geven, die U
nog noodig heeft. Op die wijze kan deze kwestie grondiger
worden behandeld dan op het oogenblik het geval is.
De heer van Gruting. Ik wil hierover toch nog wel een
enkel woord zeggen. Mevrouw Dubbeldeman is verkeerd
ingelicht.
Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Het verslag liegt toch niet.
De heer van Gruting. M. d. V. Mevrouw Dubbeldeman
hecht te veel aan den naam instrumentmaker. Men kan even
wel geen amanuensis zijn zonder instrumentmaker te wezen.
Toen ik assistent was in de physiologie, was de amanuensis
tegelijkertijd instrumentmaker. Zij worden hier opgeleid door
Professor Kamerling Onnes, een onzer beroemdste mannen.
De instrumentmakers, die hier zijn opgeleid, behooren tot de
besten van de wereld. Het is onnoodig om nog meerdere
inlichtingen in te winnen, want zoo is het.
De Voorzitter. Ik wil vragen, of dit punt als afgehandeld
kan worden beschouwd en tevens of men voortaan geen
onderwerp ter sprake wil brengen, dat niet in de afdeelingen
is besproken geworden. Ik heb dit reeds herhaalde malen
verzocht; men heeft in de afdeelingen tijd genoeg gehad om
alles te bespreken. Ik stel dan ook voor, om geen onderwerpen
te behandelen, die niet in de afdeelingen zijn besproken anders
komen wij niet door de begrooting heen. Ik zal thans dit
voorstel in stemming brengen.
De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den
Voorzitter wordt in stemming gebracht en aangenomen met
22 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heerenKuivenhoven, Sijtsma, Bisschop,
Stijnman, Splinter, mevrouw Baart-Braggaar, de heeren Pera,
Bots, van der Lip, van der Pot, A. Mulder, Huges, Heemskerk,
de Lange, Oostveen, van Hamel, J. P. Mulder, Wilmer, van
Tol, van Gruting, Oostdam en Huurman.
Tegen stemmen de heeren: Dubbeldeman, van der Zeeuw,
mevrouw Dubbeldeman-Trago, de heeren van Stralen, Groene-
veld, de la Rie, Knuttel en van Weeren.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik stel voor dit volgnr te
verlagen met f 1015.—. Ik wensch nl. in te trekken de
subsidiën, die gegeven worden aan de teekenschool van den
Roomsch Katholieken Volksbond, aan de teekenschool van den
Nederlandschen Protestantenbond en aan de vakschool van de
Zitavereeniging. Ik wensch niet mede te werken aan het geven
van subsidie aan vereenigingen, die zich stellen op confessio-
neelen grondslag.
De Voorzitter. Wij hebben zooeven aangenomen, dat onder
werpen, die niet in de secties behandeld zijn, Lier niet meer
aan de orde zullen komen.
De heer van der Lip. Het staat bij de bewaarscholen.
De Voorzitter. Ik zie niet, dat het bij dit volgnr behandeld is.
De heer Knuttel. Ik heb dit in het algemeen gezegd, dat
ik het niet bij elke subsidie behoeft te zeggen.
De Voorzitter. Ik wil niemand muilkorven, maar U hebt
het bij volgnr 175 gezegd, zoodat het beter is de zaak daarbij
te behandelen.
De heer Knuttel. Het is mogelijk dat ik het daar gezegd
heb, maar ik ben mij daarvan niet bewust.
De Voorzitter. Dan komt hetzelfde principe aan de orde.
Volgnr '168 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgnrs 169 tot en met 173 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 174 luidende: y>Subsidie aan de
vereeniging y>Schoolkindervoedingf i500.
Mevrouw DubbeldemanTrago. M. d. V. Gaarne zou ik
van U vernemen welke subsidie «Schoolkindervoeding" ge
vraagd heeft, want volgens onze meening is de regeling van
het particulier initiatief niet voldoende en wordt het boog
tijd dat de gemeente zelf de voeding van schoolkinderen, die
daaraan behoefte hebben, ter hand neemt.
Ik heb alle waardeering, Mijnheer de Voorzitter, voor de
menschen, die deze vereeniging oprichtten en evenzoo voor
de leden, die elk jaar weer hun bijdrage gaven, maar dit
systeem van voedsel verstrekken wekt valsche schaamte,
wordt gevoeld als een gunst, als een soort armenzorg en dit
is het, waar wij met kracht tegen op komen. Het mag niet
zijn een gunstdoch het moet zijn een recht.
Daarom zal het noodig zijn dat de gemeente zelf de organisatie
op zich neemt.
De gemeenschap is verantwoordelijk voor de ellende en
ondervoeding die in de volksklasse onder de kinderen
heerscht.
Het is niet voldoende dat een gedeePe van het jaar voedsel
wordt verstrekt, maar het zal noodzakelijk zijn, dat dit het
geheele jaar door gebeurt en dan aan alle kinderen, die het
volgens den schoolarts noodig hebben. Vele gemeenten gingen
ons reeds in een gemeentelijke voorziening voor en overal
kan men op prachtige resultaten wijzen.
Verder is alleen voeding niet voldoende en ik vertrouw dat
het niet noodig zal zijn er hier nog even aan te herinneren,
dat een kind, dat niet behoorlijk gekleed is, geen warme
kousen aan de voeten heeft enz. enz. ook niet in staat is vol
doende van het onderwijs op te steken.
Schoolkleeding is dus even noodzakelijk als school voeding.
Ook schoolóaSen zouden hier zeer zeker op hun plaats zijn.
Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp zeer goed, dat het
systeem zooals wij dat zouden wenschen, niet in één of twee
maanden is te verwezenlijken, dat zal natuurlijk eenigen tijd
vorderen, daarom zal ik in de eerste plaats een voorstel in
dienen, waardoor de Raad in de gelegenheid wordt gesteld
zich uit te spreken vóór of tegen gemeentelijke voorziening
en in de tweede plaats een voorstel om als overgangsmaatregel
aan de bestaande vereeniging «Schoolkindervoeding" een
subsidie van ten hoogste f5000.toe te wijzen, onder voor
waarde dat het geheele jaar door goede en degelijke voeding
wordt verstrekt en een aanvang wordt gemaakt met uit
reiking van schoolkleeding aan hen, die dat noodig zullen
blijken te hebben.