VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919. 399 motie in te trekken, zou ik gaarne van den Wethouder ver nemen, hoe lang hij meent, dat het nog zal duren voor dat de instructie zal worden herzien. De heer van der Lip. Het was mijn plan zooals ik reeds heb medegedeeld, de instructie te herzien, wanneer de nieuwe lager onderwijswet zal zijn tot stand gekomen. Wij moeten dan toch nagaan in hoeverre de instructie in overeenstemming met de wet is. De heer Knuttel. Dat kan nog heel lang duren. Ik geloof dat het maar beter is om mijne motie te handhaven. De heer de Lange. Volgens den inhoud van het wets ontwerp treedt de wet met 1 Januari 1920 in werking. De heer Knuttel. Als het werkelijk een kwestie van een zoo korten termijn is, dan wil ik mijn motie wel intrekken. De motie van den heer Knuttel wordt ingetrokken. De heer Wilmer. Ik zou den Wethouder willen vragen, of hij, nu de eerste motie verworpen is, handhaaft, wat hij in eerste instantie gezegd heeft, dat hij namelijk aan de hoofden een circulaire zal zenden, waarin een nadere verklaring zal worden gegeven, van wat in de hier besproken circulaire wordt bedoeld. De heer van der Lip. Die vraag moet ik bevestigend be antwoorden, want ik moet aannemen, dat enkele leden hebben tegengestemd, omdat ik die toezegging gedaan heb. De heer de Lange. M. d. V. Wij hebben eenige malen over de komende wet gesproken. In dat wetsontwerp, dat, naar wij verwachten en hopen, spoedig wet zal zijn, komen zeer belangrijke onderwerpen voor het onderwijs, zoowel openbaar als bijzonder, ter sprake. Daarin staat onder andere, over genomen uit de reeds in werking zijnde Wet van 14 Juli 1919, dat de besturen van de bijzondere scholen het recht hebben om aan hun scholen evenveel onderwijzers te verbinden als verbonden zijn aan de overeenkomstige gemeentescholen. Nu zijn aan de gemeentescholen behalve de 149 verplichte en onverplichte onderwijzers, die door het Rijk worden be taald, 72 onderwijzers die niet door het Rijk worden betaald, die door de gemeente uit eigen kas betaald worden. Daarvoor is een bedrag van ƒ109050.noodig. Ik zou Burgemeester en Wethouders willen vragen, of zij bereid zijn om aan den Raad, als het kan, spoedig mede te deelen, of zij voornemens zijn voorstellen te doen, om wijziging te brengen in het aantal onverplichte onderwijzers aan elke school verbonden, dan wel, of zij dat voornemen niet hebben. Dat is noodig voor de besturen van de bijzondere scholen, zoodat die met kennis van zaken er over kunnen oordeelen, of zij gebruik zullen maken voor hun scholen van de ruimte, die de wet hun biedt, om het onderwijzend personeel uit te breiden met onverplichte onderwijzers, die uit de gemeentekas moeten worden bezoldigd. Dit is ook voor de gemeentefinanciën van verstrekkenden invloed. De heer van der Lip, De vraag, die hier gedaan is, is niet in het sectieverslag opgenomen, zoodat het moeilijk is daarop in te gaan. Het onderwerp heeft mijn aandacht gehad, en de inlichtingen, die de heer de Lange heeft gevraagd, wil ik gaarne aan den Raad verstrekken. De heer de Lange. M. d. V. Mag ik even refuteeren het zacht verwijt van den Wethouder mij gemaakt. Ik heb in de sectievergadering gevraagd, of Burgemeester en Wethouders ook zouden willen mededeelen, welke gevolgen de nieuwe wet op het lager onderwijs zal hebben op het lager onderwijs in deze gemeente. De heer van der Lip. Die vraag is zoo algemeen. Maar te zijner tijd zal ik U gaarne de gevraagde inlichtingen geven. De beraadslaging wordt gesloten en volgnr 151 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr 152, verhoogd met ƒ1000.—, tengevolge van nadere raming der kosten, voortvloeiende uit de op 28 Augustus 1919 door den Raad vastgestelde salarisregeling voor de leeraren aan de Kweekschool, wordt zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming aangenomen. De volgnrs 153 en 154, verhoogd met 4690.in verband met de nieuwe Rijks-salarisregeling voor de onderwijzers, belast met het geven van herhalingsonderwijs, worden achtereen volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs 155, 156 en 157 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr 158, verhoogd met 75.— voor aanschaffing van leermiddelen voor de vervolgklasse van de school 3de klasse n°. 4 aan de Duivenbodestraat en volgnr. 159, verhoogd met 3030.in verband met de met ingang van 1 Juli 1919 ingevoerde nieuwe uniforme loonregeling voor het schoon houden der schoollokalen, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 160 luidende: ^Kosten van het 'plaatselijk schooltoezicht400. De Voorzitter. Hierbij komt tevens in behandeling de be grooting der Plaatselijke Schoolcommissie. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou in overweging willen geven de vergadering van de Schoolcommissie openbaar te doen zijn. In andere plaatsen is dat ook het geval b.v. in Rotterdam, den Haag en Amsterdam. De Voorzitter. U hadt hierover in de sectievergadering moeten spreken. De heer Sijtsma. Ik meen, dat ik dat ook heb gedaan. De heer van der Lip. Dat is niet zoo. De heer Sijtsma. Men heeft het laten zwemmen. Ik behoef echter geen antwoord te hebben. Ik geef dit denkbeeld slechts aan Burgemeester en Wethouders in overweging. De heer van der Lip. In dat geval zal de verordening moeten worden gewijzigd. De beraadslaging wordt gesloten. De begrooting der Plaatselijke Schoolcommissie wordt daarop zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit vlgnr. eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De vlgnrs. 161 tot en met 166 en 167 verhoogd met ƒ156.— in verband met de met ingang van 1 Juli 1919 ingevoerde nieuwe, uniforme loonregeling voor het schoonhouden der schoollokalen, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 168 luidende: Kosten voor vakscholen19355.—". Mevrouw Dubbeldeman—Trago. M. d. V. Ik heb dit punt niet ter sprake gebracht in de sectievergadering en ik verwacht daarom ook geen antwoord van Burgemeester en Wethouders Wat ik zeggen wil betreft de Vereeniging tot bevordering van de opleiding tot instrumentmaker. Ik weet niet, of Burgemeester en Wethouders altijd toezien dat de subsidies, die gegeven worden, wel altijd worden besteed voor het doel waarvoor zij worden gegeven, want het schijnt, dat er in dit geval weinig of geen instrumentmakers worden afgeleverd. Ik heb hier voor mij het verslag over 1915 en daaruit blijkt, dat er zoo goed als geen instrumentmaker is afgeleverd. Enkele jongelui worden opzichter-teekenaar, anderen directeur van een gasfabriek, monteur, zelfs metercontroleur, kortom de meest uiteenloopende baantjes. Wie nog iets goeds worden, hebben dat te danken aan wat zij op Mathesis hebben geleerd. Slechts een betrekkelijk klein aantal jongelui kunnen er geplaatst worden. Het eerste jaar zijn zij dan loopjongen en dan worden zij op eene willekeurige afdeeling geplaatst op de instrumentmakerij, hetzij op de glasblazerij, al naarmate er gebrek aan iemand op een dezer afdeelingen bestaat Dat lijkt mij niet de bedoeling van het geven van de subsidie. De Voorzitter. Het' lijkt rrij het beste, wanneer U er met den Wethouder van Onderwijs over spreekt. Mevrouw DubbeldemanTrago. Ik heb het niet geweten toen het in de secties werd besproken, anders had ik het daar wel naar voren gebracht. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof, dat Mevrouw Dubbelde man een groot onrecht aan die school doet. Ik heb de jaar vergaderingen van die school gedurende een reeks van jaren bijgewoond en heb de jaarverslagen altijd ontvangen, maar daaruit heb ik den indruk gekregen, dat de school uitstekend werkt. Er zijn op het oogenblik leerlingen dezer school in Amerika, Duitschland, Zweden en elders geplaatst die er een uitstekende positie hebben, om van ons land niet eens te spreken. Doordat prof. Kamerlingh Onnes aan het hoofd staat, heeft de school naam gekregen in binnen- en buitenland en komt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 27