398
VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919.
De heer van der Pot. M. d. V. Er zijn een tweetal punten
in het debat gebracht, die men wel uiteen moet houden en
nu zou het mij ten zeerste spijten, als over het verreweg
minst belangrijke punt gestemd zou worden, terwijl er verder
geen enkel woord zou worden gezegd over het punt, dat naar
mijne meening toch van wel grooter beteekenis is. Ik bedoel
de kwestie, door den heer Knuttel ter sprake gebracht, over
het niet bevoegd zijn van de klasseonderwijzers om te spreken
met de ouders van hunne leerlingen. Ik heb heden voor het
eerst gehoord, dat volgens hun instructie de klasseondervvijzers
niet eens met de ouders van hunne leerlingen zouden mogen
spreken over de resultaten van het onderwijs. De heer Dubbelde-
man heefteen voorbeeld aangehaald, waaruit blijkt, hoe verkeerd
eene dergelijke bepaling kan werken. Mocht er door middel
van eene motie worden aangedrongen om deze bepaling te
doen vervallen, dan zou ik daar zeker mijne stem aan geven.
Ik acht eene dergelijke bepaling beslist overdreven, in elk
geval niet meer in overeenstemming met onze tegenwoordige
opvatting omtrent de positie van de klasseonderwijzers.
Over de circulaire betreffende het verbod om ambtelijke
inlichtingen te verschaffen is reeds veel gesproken. Ik ben
het niet geheel eens met den heer van der Lip, die mijns inziens
door hetgeen hij het laatst gezegd heeft, blijkt de bedoeling
van de circulaire ruimer op te vatten dan uit de woorden
is af te leiden. Ik zal daarom mijne stem niet kunnen geven
aan de nu voorgestelde motie, omdat door het intrekken van
deze circulaire, waarin ik niets anders lees dan wat de ver
plichting is van eiken ambtenaar, aan de onderwijzers eene
bevoegdheid zou worden gegeven, die hun mijns inziens niet
behoort toe te komen. Ik zou willen adviseeren, dat men
afwachtte, of deze besprekingen niet zullen leiden tot eene
meer vrijzinnige interpretatie van de circulaire dan tot nog
toe het geval schijnt te zijn geweest.
De heer van der Lip. M. d. Y. Het zou mij spijten, wanneer
de motie werd aangenomen. Daarom wil ik trachten een
oplossing aan de hand te doen en wel deze, dat door Burge
meester en Wethouders eene nieuwe circulaire aan de hoofden
van de scholen zal worden gericht, waarin de juiste bedoeling
van de circulaire van 8 Juni 1917 uiteengezet wordt. Wij
kunnen ons dan nog eens precies rekenschap geven van
hetgeen ons inziens moet worden verboden
Wat de instructie betreftdie ook mijns inziens verouderd
is deze zullen wij herzien zoodra de nieuwe Lageronderwijs-
wet tot stand is gekomen. Er zullen nog wel meer dingen moeten
veranderd worden.
De heer de Lange. M. d. V. Ik neem dankbaar acte van
de verklaring van den heer van der Lip. Ik zie in, dat de
intrekking van de circulaire verder strekkende gevolgen zou
hebben, dan ik bedoel door het geven van mijne stem aan
de motie van den heer Groeneveld, ik kom dus terug op mijn
voornemen om daaraan mijne stem te geven.
De heer Groeneveld. M, d. V. De heer van der Lip zegt
eene toelichtende circulaire te zullen zenden aangaande de
bedoeling van de eerste circulaire aan de hoofden der scholen.
Het komt mij voor beter te zijn, wanneer deze nieuwe circulaire
werd gericht aan de onderwijzers.
De heer van der Lip. De circulaire wordt gericht aan de
hoofden met het verzoek deze mede te deelen aan de onderwijzers.
De heer Groeneveld. Dan ben ik bereid de motie in te
trekken en dan zullen wij afwachten, hoe het stuk er uit
zal zien.
De heer Knuttel. Dan wil ik toch eerst de toezegging van
den Wethouder hebben, dat het concrete geval, dat hij
heeft genoemd, niet gehandhaafd wordt, dat wil zeggen, dat
het volgens die circulaire aan die onderwijzers niet verboden
wordt inlichtingen te geven over het aantal uren, dat het
hoofd voor de klasse staat enz. Om dit geval gaat het.
De heer van der Lip. Ik kan niet verder gaan dan ik
gegaan ben.
De heer Knuttel. Dan neem ik de motie van den heer
Groeneveld over.
De heer Sijtsma. De Wethouder zegt, dat hij aan de hoofden
zal mededeelen wat wel en wat niet onder die circulaire ver
staan moet worden. Wanneer de heer van der Lip kan mede
deelen, wat hij aan de hoofden wenscht te schrijven, dan
kunnen wij weten, hoever de circulaire gaat en dan kunnen
wij er voor of tegen zijn.
De Voorzitter. Hoe kunt U nu verlangen dat in eene
omgeving als deze een circulaire wordt opgemaakt?
De heer van der Lip. Ik kan thans toch geen circulaire
redigeeren.
De heer Sijtsma. Dat behoeft ook niet, maar U kunt toch
wel zeggen, wat U er mede bedoelt.
De Voorzitter. Wenscht de heer Knuttel de motie over
te nemen?
De heer Knuttel. Ja, Mijnheer de Voorzitter!
De heer van der Pot. Ik zou dat niet doen, want als U
dat verliest, dan komt er niets.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Knuttel wordt in stemming ge
bracht en verworpen met 18 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen de heerenKuivenhoven, Bisschop, Stijnman,
Splinter, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, A. Mulder,
Huges, Heemskerk, de Lange, van Hamel, J. P. Mulder,
Wilmer, van Tol, Oostdam en Huurman.
Vóór stemmen de heeren: Dubbeldeman, van der Zeeuw,
Sijtsma, de dames DubbeldemanTrago en Baart—Braggaar,
van Stralen, Groeneveld, de la Rie, üostveen, Knuttel, van
Gruting en van Weeren.
De heer Knuttel. Dan wil ik de volgende motie voorstellen
»De Raad der gemeente Leiden spreekt als zijne meening
uit, dat de instructie voor onderwijzers in dier voege gewijzigd
dient te worden, dat het aan de onderwijzers van bijstand
niet langer verboden is buiten de lesuren zich in verbinding
te stellen met de ouders van leerlingen".
De Voorzitter. Dat staat gelijk met de wenschelijkheid
uitspreken.
De heer Knuttel. Als U dat liever hebt, dan wil ik de
motie wel wijzigen.
De Voorzitter. Dat is niet noodig.
Wordt de motie voldoende ondersteund?
De motie wordt voldoende ondersteund, en kan derhalve
een onderwerp van beraadslaging en stemming uitmaken.
De heer de Lange. M. d. V. Ik gevoel met den heer
Dubbeldeman het bezwaar, dat verbonden is aan het absoluut
verbod voor den onderwijzer om in connectie te treden met
de ouders der leerlingen. Ik gevoel evenwel evenzeer de be
zwaren tegen het voorstel van den heer Knuttel. Het voorstel
van den heer Knuttel is te vaag. Daaraan kan ik onmogelijk
mijne stem geven. Ik mag het contact tusschen ouders en
klasse-onderwijzers niet afsnijden. In sommige gevallen kan
dit noodzakelijk zijn, maar ik kan aan den anderen kant ook
weer niet goed vinden, dat de klasse-onderwijzer ten allen
tijde het recht zou hebben zich in verbinding te stellen met
de ouders. Dat zou verkeerd werken. Daar zou het onderwijs
schade van hebben. De klasse-onderwijzer moet in den schooltijd
onderwijs geven maar geen audiëntie verleenen. Wanneer dat
bezwaar wordt weggenomen, dan zou ik er geen bezwaar tegen
hebben, dat er relatie bestaat tusschen den onderwijzer en de
ouders van de leerlingen.
De heer Knuttel. M. d. V. Het lijkt mij voor den goeden
gang van het onderwijs wenschelijk, dat de klasse-onderwijzer
de ouders niet mag ontvangen tijdens de schooluren.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik begrijp niet, waarvoor
deze motie noodig is. Ik heb toch gezegd, dat de instructie
voor de onderwijzers zal worden herzien, dan zullen wij dit
onderwerp, dat niet zoo heel gemakkelijk is, ook onder de
oogen zien. Men moet niet vergeten, dat het hoofd van de
school verantwoordelijk is voor den goeden gang van zaken
en dat het dus niet aangaat, dat men met den klasse-onder
wijzer buiten hem om besprekingen gaat houden, terwijl aan
den anderen kant weer niet mag worden verhinderd, dat de
ouders met den klasse-onderwijzer spreken over hunne kin
deren. Op het oogenblik weet ik niet precies, hoe deze zaak
moet worden geregeld, maar zooals ik heb gezegd, komt deze
kwestie van zelf aan de orde. Op het oogenblik zou men eene
onzuivere stemming krijgen. De heer de Lange heeft gezegd,
bang te zijn zijne stem aan de motie te geven, omdat deze
te algemeen is. Ik zou daarom in overweging willen geven
de motie te verwerpen. Naderhand komt deze zaak weer van
zelf aan de orde.
De heer Knuttel. Alvorens er toe over te gaan om mijne
t