VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919. 391 van te voren te zeggen, hoeveel het loon moet zijn, maar wij zijn er voor, dat er een behoorlijk loon wordt betaald. Mevrouw Baart—Braggaar. U kunt niet zeggen dat ƒ0.40 een behoorlijk loon is. De Voorzitter. Hoe weet U dat? Mevrouw Baart—Braggaar. Men kan van 0.40 niet bestaan. De Voorzitter. Dan zullen ze niet in dienst komen. Wij weten thans nog niet wat betaald zal moeten worden aan de eventueele sneeuwopruimers; de heer van Stralen zegt zelf, dat de menschen voor het thans geldende bedrag niet in dienst zullen willen komen. Wanneer dat werkelijk het geval is, dan krijgen wij hier ook niemand. Als wij menschen moeten hebben, dan zullen wij natuurlijk moeten betalen een loon, dat behoorlijk is. Daarom kan thans niet gezegd worden, hoeveel betaald zal moeten worden. De heer van Stralen. Het sneeuwopruimen is tot dusverre door de autoriteiten als een soort minderwaardig werk op gevat, wat uitgedrukt werd in een zeer laag loon. Wanneer de menschen, die de sneeuw opruimen, worden gelijk gesteld met losse arbeiders, dan zullen zij meer moeten verdienen, dan zullen zij meer moeten verdienen dan ƒ0.60 per uur. Ik kan mij met de toezegging van Burgemeester en Wet houders vereenigen, dat wanneer het geval zich voordoet, Burgemeester en Wethouders zullen overwegen, welke loonen uitbetaald zullen worden, wanneer ik tegelijkertijd de toe zegging krijg, dat overleg zal worden gepleegd met de vak- vereeniging van de losse arbeiders, opdat zij zullen weten, wat voor loon zij zullen krijgen. Wanneer ik èen dergelijke toezegging krijg, dan zal ik ge heel bevredigd zijn. Wordt de post voor sneeuwopruiming verhoogd, dan ben ik eenigszins zeker, dat, als de loonen voor de sneeuwop ruiming verhoogd moeten worden, dat dan zal kunnen ge schieden uit dezen post. De Voorzitter. Ik zie niet in wanneer die post met ƒ1009. verhoogd is, dat dit beteekent, dat het bedrag, in ieder geval uitgekeerd zal worden. Ik kan mij verbeelden, dat gezegd wordt: Wanneer het sneeuwopruimen zoo duur wordt, dan zullen wij, wanneer er weinig sneeuw is gevallen, niet laten overgaan tot het op ruimen en het aan de natuur zelf overlaten, om die sneeuw te doen verdwijnen. Ik wil daarom den Raad aanraden, om dit amendement te verwerpen. De heer A. Mulder. Wat Burgemeester en Wethouders hier voorgesteld hebben is een raming. Ik kan mij voorstellen, dat er een dubbele hoeveelheid sneeuw zal vallen, dan waarop gerekend is. Dan zullen Bur gemeester en Wethouders toch fiiet zeggen: Wij hebben niet meer, het is dwaas om nu te bepalen, dat er 5900.— of 1000.bij moeten komen. Er kan net zoo goed 1000. af. Het is lood om oud ijzer. De heer van Stralen. Dat is een principieele kwestie. De heer A. Mulder. Neen, tenzij gezegd wordt: Dat en dat loon zal worden uitbetaald. De heer Heemskerk. Omdat moeilijk is te zeggen, wat be taald moet worden, zal ik niet voor het voorstel van den heer van Stralen stemmen, hoewel ik overtuigd ben, dat een be hoorlijk loon voor die menschen moet worden gegeven. De heer van Stralen hoopt, dat de gemeente in overleg zal treden met de vakvereeniging van de losse arbeiders. Ik geloof niet, dat dat de goede weg is. De menschen, die sneeuw opruimen, zijn geen losse arbeiders, maar zij verrichten, ge durende het geheele jaar door verschillende soorten werk. Wanneer zij niets anders te doen hebben, dan nemen zij de gelegenheid aan, om sneeuw te ruimen, als dat noodig is. Wanneer de gemeente in overleg wenscht te treden met hen, die sneeuw opruimen, dan zal men met alle vereenigingen overleg moeten plegen en aan allen moeten vragen, of dat loon goed is voor die menschen. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen natuur lijk een behoorlijk loon voor het werk moeten uitbetalen. Ik weet natuurlijk niet, of datgene, wat de heer Heemskerk hier medegedeeld heeft, volkomen juist is, ik kan het thans niet beoordeelen, maar wanneer wij alle vakvereenigingen zouden moeten gaan raadplegen als er sneeuw gevallen is om te weten, hoeveel wij moeten betalen, dan is de sneeuw al weg, vóór wij daarmede klaar zijn en er een prijs is bepaald. De Directeur van de Gemeentereiniging moet er zich van op de hoogte stellen, wat een behoorlijk loon is. Daar over kan men niet gaan beraadslagen op den dag, waarop sneeuw is gevallen. Van gemeentewege moet nooit anders dan een goed loon betaald worden. Ik acht het amendement van den heer van Stralen dan ook geheel onnoodig; krijgen wij veel sneeuw, dan zullen wij veel moeten betalenkrijgen wij geen sneeuw, dan betalen wij niets uit. Het amendement van den heer van Stralen luidt «Ondergeteekende stelt voor den post 145 der begróoting voor sneeuwopruiming te verhoogen tot 4000.ten einde eene verhooging van het loon der sneeuwopruimers mogelijk te maken." De heer van Stralen. M. d. V. Waar ik begrijp, dat er toch geens kans is, dat mijn voorstel zal worden aangenomen, geloof ik, dat het beter is mijn voorstel in te trekken. Volgnr 145 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. (De heer J. P. Mulder was inmiddels weer ter vergadering gekomen.) De Voorzitter. Ik stel voor, nu wij gekomen zijn aan volgnr 140, om de vergadering te schorsen tot van avond 8 uur. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 19