386
VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919.
wacht en daarvan zal eventueel de bewuste mattenfabriek de
nadeelige gevolgen moeten dragen.
Op de kwestie van de Schoonheidscommissie zal ik niet
diep ingaan, men weet hoe ik daarover denk. Met den ouden
Raad heb ik het in dit opzicht tegen den heer Huurman
verloren; misschien dat ik het met den nieuwen Raad nog
eens van hem zal winnen.
Wat de kwestie betreft van de verordening, die verbiedt
woningen aan hare bestemming te onttrekken, kan ik mede-
deelen,.dat nog zeer onlangs door Burgemeester en Wethouders
is bepaald, dat, zoo de absolute noodzakelijkheid van de ont
trekking niet wordt aangetoond, er geene vergunning krachtens
deze verordening meer zal worden gegeven, althans voor
zoolang de woningschaarschte zoo groot is als nu. Wanneer
men weet, dat de verordening wordt overtreden, dan zal men
Burgemeester en Wethouders verplichten daarvan mededeeling
te doen. Wat de kwestie van het opzettelijk doen leegstaan van
woningen betreft, komt het mij voor, vooral waar wij, zooals de
heer Knuttel reeds heeft opgemerkt, een Rijkswet op dit punt
wachtende zijn, dat deze verordening in deze aangelegenheid
reeds voldoende voorziet. Wanneer een eigenaar met opzet
eene woning leeg laat staan, onttrekt bij deze woning aan
hare bestemming.
Ik geloof dat wel degelijk zulk een eigenaar kan worden
vervolgd. Alleen, en dit is het moeilijke, er zal moeten worden
bewezen, dat er opzet in het spel is.
De heer van Stralen. Dan zullen, er vele huiseigenaren de
kast ingaan.
De heer van der Pot. Men zal wellicht ontduiking krijgen,
doordat een eigenaar het zal doen voorkomen, dat hij de
woning voor eigen gebruik benut. Het bewijs zal derhalve
moeten worden geleverd, dat de woning met opzet aan hare
bestemming wordt onttrokken en dat zal niet altijd zoo ge
makkelijk zijn. Met een aanvullende redactie zal men hierin
evenwel geen enkele verbetering kunnen aanbrengen. Die
zelfde moeilijkheid blijft ook dan bestaan.
De heer van Stralen heeft herinnerd aan het geval, dat
door Burgemeester en Wethouders vergunning zou zijn ge
geven voor het sloopen van huizen in de Duivelshoornpoort.
Men had vroeger daarvoor evenwel geene vergunning noodig.
Het was voldoende, als men daarvan aan Burgemeester en
Wethouders kennis gaf. Vandaar juist dat deze verordening
gekomen is.
De Voorzitter. Wij hebben geen recht om het afbreken
van een huis te verbiedendaarom kon men bij het conci-
piëeren van de verordening volstaan met het vorderen van
eene kennisgeving. Door een verbod van afbraak zou het
eigendomsrecht al te zeer zijn belemmerd geworden, volgens
de uitspraak van de hoogste autoriteit; daarom is de veror
dening toen zoo gemaakt, dat men alleen van het afbreken
kennis moest geven. Burgemeester en Wethouders bepalen
dan de voorwaarden met het oog op de publieke veiligheid.
Wij kunnen er evenwel niets aan doen, wanneer men een huis
wil afbreken.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik wil ter aanvulling aan
hetgeen ik zoo straks zeide over de wenschelijkheid van de
aanvulling van de verordening enkele feiten noemen, omdat
mij door enkele huiseigenaren is medegedeeld, dat zij van
Burgemeester en Wethouders vergunning hebben ontvangen
om hunne woningen aan hare bestemming te onttrekken. Men
heeft mij verzekerd, dat iedere eigenaar, die daartoe een ver
zoek doet, daartoe vergunning krijgt. Dat gaf mij aanleiding
bij den heer Nijk, die mij verzekerde, dat slechts zeer spora
disch een dergelijke toestemming wordt gegeven, te infor-
meeren wat er van waar was. Maar ik wijs er op, dat de
idee bij de eigenaren bestaat, dat, wanneer de een of andere
eigenaar er voordeel in ziet, om zijn pand van bestemming
te doen veranderen, hij daartoe op zeer gemakkelijke wijze in
staat gesteld wordt door het College. Wanneer dat toch ge-'
schiedt, gebeurt dat door een beroep te doen op andere
dergelijke gelegenheden, die zich bij de gemeente zelf hebben
voorgedaan, namelijk op het geval, dat verschillende panden,
die de gemeente heeft, aan hun bestemming worden onttrok
ken. Dat is wel niet dezelfde zaak, maar de eigenaren meenen
daaraan toch het recht te kunnen ontleenen, om voor hun
panden ook vergunning te vragen en die aan de bestem
ming te onttrekken.
In ieder geval, het gevolg is, dat de huur aan de huurders
opgezegd is en dat woningen aan hun bestemming onttrokken
zijn. Dat is onder andere het geval bij het pand van firma
Le Poole aan het Levendaal, die het thans gebruikt als brand
stofbergplaats. Daarin wordt niet meer gewoond.
Op den Oude Singel is aan de huurders van een huis de
huur opgezegd, welke opzegging door de Huurcommissie
goedgekeurd is. De bedoeling is, om de zagerij, die aan den
anderen kant van de straat is, daarin over te brengen.
Zoo zijn er andere gevallen, waarmede ik kan demonstreeren,
dat vele woningen aan hun bestemming onttrokken worden.
Mijns inzijns is er een weg te vinden, waardoor het Ge
meentebestuur op de hoogte kan komen van alle gevallen
van huuropzegging, waarbij de bedoeling voorzit, om het huis
aan zijn bestemming te onttrekken.
In de Huurcommissie heb ik getracht gedaan te krijgen,
dat, wanneer dergelijke gevallen ter kennis van de Huurcom
missie kwamen, de leden daarvan dan naar buiten uit ge
bruik mochten maken.
Zooals men weet, is alles wat in de Huurcommissie ge
schiedt, geheim, zoodat men daarvan niets mag openbaar
maken. Wanneer ik dus had kunnen verkrijgen, dat ik van
mijn kennis als lid van de Huurcommissie gebruik mocht
maken in den Raad, dan zou ik op die feiten hier de aandacht
van Burgemeester en Wethouders kunnen vestigen. Maar in
de Commissie is vastgesteld, dat het geheim van die verga
deringen niet mocht worden geschonden.
Het komt mij dan ook voor. dat Burgemeester en Wet
houders, maatregelen moeten treffen, waardoor zij op de hoogte
worden gehouden van de gevallen, waarin den huurder de
huur opgezegd wordt, waarbij de bedoeling voorzit, om de
woning aan haar bestemming te onttrekken. Dat kan, wanneer
zij aan de Huurcommissie verzoeken, om in kennis te worden
gesteld van de gevallen van huuropzegging, waarbij men
meent, dat de huizen zullen worden onttrokken aan hun be
stemming. Wanneer dat geschiedt, dan kan daarop de aan
dacht der Bouwpolitie gevestigd worden, die daar dan scherpe
controle op heeft te houden.
De heer Bots. M. d. V. Ik kan hierbij mededeelen, dat
Burgemeester en Wethouders zoo goed als nimmer toestemming
geven voor het onttrekken van woningruimte aan haar be
stemming, wanneer daarvoor geen andere woningruimte in
de plaats komt.
het verzoek, om een kuiperij in een woning te mogen in
richten, is gisteren bij Burgemeester en Wethouders in be
handeling gekomen en in gunstigen zin beantwoord, doch dan
onder de voorwaarde, dat voor de bewoners een ander huis
in orde wordt gemaakt.
De heer van Stralen. Het huis, dat hij als woning in
richt, heeft hij ook aan zijn bestemming onttrokken.
De heer Bots. Bij andere gevallen komt de Directeur van
het Bouw- en Woningtoezicht bij mij. Als er verzoeken zijn
om een bewoond perceel aan zijne bestemming te onttrekken
zonder dat daarbij eene andere woning wordt geleverd, dan
komen die verzoeken in den regel niet eens bij Burgemeester
en Wethouders, want dan wordt bevorderd dat ze worden
teruggenomen, voordat zij bij Burgemeester en Wethouders
zijn geweest.
De heer Oostdam. De heer Huurman heeft mij een oude
steen voor de voeten geworpen en mij verweten, dat ik altijd
met gekke voorbeelden kom.
De heer Huurman. U bent toch niet boos?
De heer Oostdam. Wel neen, ik vind het een vriendelijk
heid van U en daarop wil ik met een vriendelijk woord
antwoorden. De manier, waarop de heer Huurman die zaak
besproken heeft, doet mij namelijk twijfelen, of hij wel weet,
waarom het gaat, zoowel wat de steen als het hek betreft.
Meer wil ik er niet van zeggen, maar ik raad Burgemeester
en Wethouders toch wel aan, wanneer zij het plan hebben
eene Schoonheidscommissie in te stellen, met een zoo duidelijk
praeadvies te komen, dat ook de heer Huurman goed weet,
hoe de vork in den steel zit.
De heer Huurman. Ik heb de zaak heel goed begrepen,
maar de heer Oostdam ziet mij blijkbaar voor zoo onnoozel
aan, dat ik zijne geleerde woorden niet kan vatten. Ik heb
alleen gesproken van het hek en over niets anders.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr 120 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr 121 verhoogd met f 41755.in verband met de
Koninklijke Besluiten van 1 Augustus 1919 No. 87 en 2
September 1919 No. 120, in zake het bedrag der Rijksvoor
schotten aan de woningbouwvereenigingen «Eensgezindheid"
en »De Eendracht" wordt zonder beraadslaging of zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 122 luidende: DBijdragen aan
Woningbouwvereenigingen in de betaling der door deze ver
schuldigde annuïteiten wegens aflossing van verstrekte voor
schotten ingevolge de bepalingen der Woningwet f 49619.