384
VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919.
ordening. Waarom stelt de Raad dan eene verordening vast,
wanneer men zich er toch niet aan houden wil? Een paar
jaar geleden is deze verordening in den Raad geweest met de
verschillende staten er bij. Men weet, dat er bijna overal
inspecteurs eerste, tweede en derde klasse zijn. Er zijn tegen
dat klassestelsel heel wat grieven naar voren gebracht; toeri
heb ik gezegddan moeten die klassen maar worden afgeschaft,
doch aan een inspecteur 1ste klasse eene bijzondere belooning
worden toegekend om den ijver te prikkelen. Naar analogie is
het evenzoo met de agenten gegaan. Daar zijn nu slechts twee
klassen behouden, maar het kan toch voorkomen, dat er agenten
eerste klasse zijn, die zich bijzonder verdienstelijk hebben ge
dragen, zoodat aan hen den rang van brigadier, gegeven kan
wordendat doe ik dus niet, om te maken, dat de menschen
mij achterna zullen loopen, maar evenzoo om den ijver te
prikkelen en lange diensten te beloonen.
De heeren kunnen uit de begrooting zien, dat voor 10 per
sonen een toeslag is uitgetrokken, terwijl slechts aan 3 per
sonen toeslagen zijn gegeven en die 3 hebben het gekregen,
omdat zij behooren tot de oude eerste klasse agenten. Toen
ik Burgemeëster werd, waren hier 10 agenten eerste klasse,
20 tweede klasse en 56 derde klasse.
Daarna zijn er slechts twee klassen ingevoerd; de tweede
klasse is eerste klasse geworden en naderhand is van het
restant van de het langst gediend hebbenden, dus van die
10 eerste-klassers, een 7-tal gepensionneerdde drie overge
blevenen zijn de eenigen, die den toeslag van mij krijgen.
Wanneer het mij dus waarlijk te doen was, om bij de
menschen in het gevlei te komen, dan zou ik zeker veel meer
brigadiers benoemd hebben. Ik meen dan ook te mogen
zeggen, dat de bezwaren, die door de heeren naar voren zijn
gebracht, zonder gewicht zijn te noemen, want ik maak niet
het minste misbruik van de bevoegdheid, die mij is gegeven.
Ik heb dat in de afdeelingen ook reeds weerlegd, zoodat het
mij hoogst verbaasd heelt, dat die kwestie hier weer aange
roerd wordt.
De Raad zal het amendement moeten verwerpen, want wat
Burgemeester en Wethouders willen, is een logisch gevolg
van de verordening.
De heer Dubbeldeman. Ik zal de motie dan intrekken en
ter zijner tijd met een ander komen, die beoogt herziening
van de verordeningen.
De Voorzitter. Ook dat zal ik verkeerd vindenwant dan
zoudt U de traktementsverhoging ontnemen aan de men
schen, die hem thans hebben.
De heer Dubbeldeman. Die blijven het houden, maar er
zyllen geen nieuwe bij moeten komen.
De heer Knuttel. Ik zou gaarne zien, dat U het amende
ment in stemming bracht.
De Voorzitter. Dat begrijp ik van U volkomen.
Ik zal dan volgnummer 107 in stemming brengen.
Volgnr 107 wordt in stemming gebracht en aangenomen
met 27 tegen 1 stem, die van den heer Knuttel tegen.
(De heer Pera had tijdelijk de vergadering verlaten.)
Beraadslaging over volgnr 108, luidende: Kleeding en uit
rusting der politie-dienaars en veldwachters f 20.553.
verhoogd met f6815.— wegens hoogere kosten voor kleeding
schoeisel en bewapening in verband met de aanstelling van
een 40-tal nieuwe politie-beambten.
De heer Heemskerk. M. d. V. Het antwoord van Burge
meester en Wethouders op eene vraag door mij in de sectie
vergadering gedaan, kan mij niet bevredigen. Burgemeester
en Wethouders zeggen, dat er in 1912 een proef is genomen,
om de levering van de uniformkleeding aan te besteden, maar
dat de proef toen mislukt is. Ik meen evenwel, dat er nu
juist alle reden voor is om die mislukte proef te herhalen,
vooral waar er een principieelen kant aan deze kwestie zit.
Wij moeten uitgaan van de gedachte, dat alle gemeentenaren,
die meenen hiervoor in aanmerking te kunnen komen, in de
gelegenheid worden gesteld in te schrijven voor de leverantie.
Dat kan alleen door eene openbare aanbesteding. Indertijd is
de proef mislukt, maar de oorzaak daarvan ligt, naar ik heb
gehoord, hierin, dat men- degenen, die voor de leverantie
in aanmerking wenschten te komeD, wilde dwingen dan
ook andere artikelen te leveren waartoe zij niet in staat
waren.
Ik acht dat niet in het belang van de gemeente te zijn
geweest noch uit een financieel oogpunt noch wat betreft het
wekken van belangstelling voor dergelijke aanbestedingen.
Ik zou dan ook in overweging willen geven die proef nog
eens te herhalen en bij de eerstvolgende gelegenheid over te
gaan tot eene publieke aanbesteding. Wanneer dit voldoet,
dan hoop ik, dat men op dien weg zal blijven voortgaan.
De Voorzitter. Ik wil met genoegen onderzoeken of de
toestand anders is geworden. Wij hebben ook met andere
artikelen de proef genomen, onder andere met de leverantie
van petten. Indertijd is er besloten tot publieke aanbesteding
de zaak is toen evenwel spaak geloopen, omdat er niemand
wenschte in te schrijven. .Wij zullen deze kwestie evenwel
nader onder de oogen zien; U kunt er derhalve bij de vol
gende begrooting weer op terugkomen.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr 108 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs 109 tot en met 118 worden zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 119, luidende: vToelage aan de
Gezondheidscommissief 1385.—
De Voorzitter. Bij volgnummer 119 komt in behandeling
de begrooting der Gezondheidscommissie.
De heer van Weeren. M. d. V. In de afdeelingen is de
wenschelijkheid uitgesproken om enkele stadsgrachten te
dempen. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders
luidt, dat zij de noodzakelijkheid van het dempen der grachten
niet inzien. Ik zou evenwel wilen wijzen op het Levendaal.
Dat komt toch zeer zeker voor demping in aanmerking. Het
is eene smerige gracht, die mijns inziens reeds lang gedempt
had moeten zijn. Ik wensch dit even in het midden te
brengen, al zal onzerzijds een voorstel daartoe niet worden
gedaan.
De heer van der Zeeuw. M. d. V. Hetzelfde geldt voor de
Anna Paulownastraat.; daar verkeert een gedeelte van de
sloot in een zoodanigen toestand, dat verschillende soorten
ongedierte bij de menschen in de huizen komen. Het kan
zijn, dat binnenkort een voorstel te verwachten is, maar ik
wil dan op spoed aandringen, omdat een bestendiging van
den tegenwoordigen toestand voor de volksgezondheid niet
aanbevelenswaardig is.
De heer van der Pot. Mij is niet bekend, dat die sloot
veroorzaakt, wat de heer van der Zeeuw zooeven medegedeeld
heeft. Ik wil echter wel toezeggen, dat de opmerkingen van
den heer vari der Zeeuw aanleiding zullen zijn, om nog meer
spoed te betrachten met deze zaak, dan reeds in het voor
nemen lag.
De begrooting der Gezondheidscommissie wordt zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit
volgnr zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 120, luidende: vKosten van de
bouwpolitie en het woningonderzoek. f 12910.—".
De heer Oostdam. M. d. Y. Burgemeester en Wethouders
verwijzen in hun memorie van antwoord naar hetgeen gezegd
is in de vergadering van 25 September; zie Handelingen blz.
151 tweede kolom enz. Dat heeft betrekking op de mattenfabriek.
Ik lees in die kolom en ik wist dat al »dat de directie
van die fabriek herhaaldelijk gewaarschuwd is door de bouw
politie. Telkens is gezegdDenk er om, gij bouwt op eigen
risico en hebt geen vergunning." De bouwpolitie had zich
echter mijns inziens niet moeten bepalen tot waarschuwingen.
Wanneer in de gemeente een of andere verordening over
treden wordt, volgt, wanneer men aan de waarschuwingen
geen gehoor geeft, proces-verbaal. De bouwpolitie heeft even
wel toegelaten den bouw van het ketelhuis; zij heeft wel
eenige malen gewaarschuwd, maar de mattenfabriek stoorde
zich daar niet aan. Ik kan niet vinden, dat zulks in orde is,
maar meen dat proces-verbaal had moeten worden opgemaakt,
met al de gevolgen daarvan.
Ik zal geen motie of iets dergelijks voorstellen, om afkeuring
over het optieden van de bouwpolitie uit te spreken, maar
ik kan niet nalaten, op die zonderlinge handelwijze de aan
dacht te vestigen, in de hoop, dat de bouwpolitie voortaan
nauwkeuriger zal toezien en proces-verbaal zal laten opmaken,
wanneer er menschen zijn, die zich niet storen aan herhaalde
lijke waarschuwingen.
Dan zou ik nog iets willen zeggen over het mijns inziens
leelijke hek aan den Morschsingel, bij den ingang van de
stad. Wanneer men zulk een hek heeft aan den buitenkant
van de gemeente, dan zou dat niet zoo in het oog vallen,
maar nu het staat bij de entree van de stad, meen ik te
mogen zeggen, dat het daar niet thuis hoort.
Burgemeester en Wethouders zeggen, dat zij den eigenaar