382
VRIJDAG 28 NOVEMBER 1919.
de politie als organisatie tot nu toe uitgesloten is van het
georganiseerd overleg.
Ik wil bij dezen post de gelegenheid te baat nemen, om een
uitspraak van den Raad te verkrijgen, dat de desbetreffende
verordening van het georganiseerd overleg zoodanig zal worden
gewijzigd, dat de politieorganisaties in die Commissie zullen
worden opgenomen.
Wij hebben in het antwoord van Burgemeester en Wet
houders daaromtrent wel iets gevonden, namelijk, dat, wanneer
een zaak behandeld wordt, die de vereeniging van politie
agenten aangaat, die vereeniging dan in de gelegenheid wordt
gesteld om te worden gehoord. Mij is bijvoorbeeld een geval
bekend, dat dat niet geschied is. Toen de organisatie van
de politieagenten aan den Burgemeester een onderhoud ver
zocht, werd dat geweigerd. Daaruit blijkt, dat het zeker noodig
zal zijn, om een regeling te maken, waardoor vaststaat, dat
de organisatie van het politiepersoneel in de gelegenheid zal
worden gesteld precies als de andere organisaties hun bezwaren
en grieven mede te deelen bij de autoriteiten.
Er bestaat mijns inziens geen enkele aanleiding, om de
organisatie van de agenten niet diè rechten te geven, die de
andere organisaties hebben en haar van het georganiseerd
overleg uit te sluiten.
Als het gaat, om het bepalen van het salaris der politie
dienaren, dan is hel niet meer dan billijk, dat zij dezelfde
gelegenheid hebben, om hun belangen te verdedigen als de
andere organisaties.
Ik wil er daarom bij deze op aandringen, dat die gelegen
heid ook voor de organisatie van de politie wordt geschapen.
Ik heb een voorstel op schrift, en hoop, dat de Raad het
billijke er van zal inzien en zal goedmaken de fout, die bij
de samenstelling van de Commissie voor het georganiseerd
overleg is gemaakt.
Dat voorstel luidt: »Ondergeteekende stelt voor Burgemeester
en Wethouders uit te noodigen, om de verordening op het
georganiseerd overleg zoodanig te wijzigen, dat de opname
van de afgevaardigden van de politievereenigingen in de
Commissie van het georganiseerd overleg wordt mogelijk
gemaakt."
De Voorzitter. Gisteren zijn de algemeene beschouwingen
gehouden, waarin deze zaak méér dan breed uitgemeten is,
zoodat het mij thans niet noodig lijkt over de politie nog
veel te zeggen. Een principieel debat zou ons ook te ver
voeren; het spijt mij evenwel, dat de heer Dubbeldeman
gesproken heeft over »politierekels", die uitdrukking vind ik
verkeerd.
Ik zal niet ontkennen, dat de mogelijkheid bestaat, dat er
een politie-ambtenaar of beambte is, die zich niet gedraagt,
zooals hij zich moet gedragen, maar de heer Dubbeldeman
zal niet kunnen ontkennen, dat zoo iets ook in een ander
corps kan voorkomen.
De heeren zullen mij wel zooveel kennen, dat zij weten,
dat ik geen ruw optreden van de zijde van de politie duld;
integendeel, ik ben zelf een vijand van dergelijk optreden.
Dat een politieorganisatie gericht zou zijn tegen de
arbeiders, zie ik niet in; ik geloof, dat het juist in het be
lang van hen is, dat de politie zoo goed mogelijk georgani
seerd is.
Wat betreft het georganiseerd overleg, dit is een zaak,
die den Burgemeester aangaat. Men zal erkennen, dat het
van belang kan zijn, dat Burgemeester en Wethouders instellen
een georganiseerd overleg tusschen de werklieden en ambte
naren en de verschillende hoofden van takken van dienst. Bij
de politie is echter geen dwang tot invoering van het overleg
mogelijkik ben het, die dit instel en dit is dus eene zaak, waar
over niet te spreken valt. Ik wil wel zeggen, dat de Commis
saris op mijn verzoek, wanneer binnenkort eene regeling van de
diensturen moet worden ingevoerd, in verband met den 8-urigen
werkdag, overleg zal plegen met de 2 organisaties, die er
zijn. Nu kan de Raad aan Burgemeester en Wethouders wel
iets opleggen, maar het is toch moeilijk zich zelf' iets op
te gaan leggen. Ik zie in het geheel niet in, waartoe dat
noodig zou zijn; ik zou den Raad dan ook willen adviseeren
de motie te verwerpen, omdat voor het georganiseerd overleg
alleen in aanmerking komen algemeene vereenigingen.
De zaak is nu bij de politie aldus geregeld, dat, wanneer
er algemeene zaken worden behandeld als bijvoorbeeld eene
loonregeling, de Commissaris afgevaardigden van de politie-
vereeniging uitnoodigt om met hem die regeling te bespreken.
Nu spreekt het van zelf, dat ik voor de politie geene uit
zondering kan maken wat betreft de algemeene Commissies;
ik zie het gewicht hiervan dan ook volstrekt niet in. Met
de Commissies van het georganiseerd overleg heeft de Bur
gemeester niets te maken; de vergaderingen worden gepre
sideerd door den heer Pera en ik geloof niet, dat hij er iets
op tegen zal hebben, dat de politie aldaar een voorstel tot
salarisverbetering indient. Wat mij persoonlijk betreft, is daar
niet het minste bezwaar tegen.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik ben het in het geheel
niet met U eens. U zegt, dat er voor politie geen plaats is
in het georganiseerd overleg, omdat besloten is alleen de al
gemeene bonden toe te laten. Dat mag oppervlakkig juist zijn,
maar men moet niet vergeten, dat.wanneer men de algemeene
werkliedenvereenigingen toelaat, dan weet men, dat in die
vereeniging plaats is voor alle groepen van werklieden. Met
de politie is het een geheel ander geval, want de politie kan
niet' worden opgenomen in een of andere algemeene vakver-
eeniging. Wanneer Uwe opvatting juist is en deze door den
Raad wordt gehuldigd, dan staat de politie geheel buiten het
recht, dat de andere gemeenteambtenaren hebben gekregen,
omdat er voor hen een aparte oganisatb bestaat en het niet'
mogelijk is -zich in eene andere vereeniging op te lossen.
Het komt mij voor, dat wat ik zeg, voor geen tegenspraak
vatbaar is.
Men kan niet zeggen, dat, wanneer de politievereeniging
in die Commissie opgenomen zal worden, de vereeniging van
straatmakers ook opgenomen zal moeten worden, want daar
voor is plaats in den Gemeentewerkliedenbond en voor de
politie niet. Daaruit blijkt de billijkheid, om voor de categorie
van de politie een uitzondering te maken.
U hebt gezegd, dat voor die menschen overleg mogelijk is
en dat, wanneer een salarisherziening aan de orde is, zij in
de gelegenheid zullen worden gesteld, om te worden gehoord,
teneinde hun grieven en wenschen kenbaar te maken.
Dat willen wij niet, want die toestand hadden wij, voordat
dat georganiseerd overleg was ingesteld. Toen bestond er geen
georganiseerd overleg, maar toch werden de verschillende
organisaties, wanneer er salarisherzieningen aan de orde waren,
door de Commissie gehoord. Wij zijn tot de overtuiging ge
komen, dat een dergelijke vorm niet gewenscht is; waarom
zullen wij die dan voor de politie handhaven?
Wij hebben uit het antwoord van Burgemeester en Wet
houders in de stukken begrepen, dat voor de politie het vol
gende zal geschiedenals een salarisregeling aan de orde is,
waarbij die agenten betrokken zijn, zullen zij door de Com
missie gehoord worden, zooals vroeger alle andere werklieden
vereenigingen werden opgeroepen om gehoord te worden.
Dan zullen zij daar gedurende een uur of 1 uur hun wen
schen en verlangens kenbaar kunnen maken en later zullen
zij uit het verslag van den Raad vernemen, dat een geheel
andere beslissing dan zij gewenscht hadden, genomen is.
Het komt mij voor dat die zaak anders moet worden opgelost.
De Commissie voor georganiseerd overleg moet zijn een
commissie, waarin de vertegenwoordigers van de verschillende
organisaties tegenover Burgemeester en Wethouders hun
grieven en wenschen kunnen uitspreken, zonder dat zij zich
zullen behoeven te bepalen tot het alleen uiten van hun wen
schen en verlangens. In de Commissie moeten de léden tot
zekere overeenstemming komen, zoodat men weet, welke rich
ting gevolgd wordt.
Dat overleg moet geschieden op voet van volkomen gelijk
heid; de commissie moet zoo mogelijk eenstemmig en anders
met meerderheid van stemmen besluiten in een of andere
richting nemen. Zoo zou ik dat ook willen voor de politie.
De agentenvereeniging moet niet opgeroepen worden, een
uur gehoord worden, om daarna weer weg te gaan, maar zy
moet daar zitting hebben, met volle medezeggenschap en als
er gestemd moet worden, haar stem kunnen uitbrengen.
De Voorzitter. Ik meen te mogen zeggen, dat de heer
van Stralen dwaalt. Wanneer hij zegt, dat de politie niet in
een werklieden- of ambtenarenbond kan worden opgenomen,
dan zullen die Bonden hunne statuten moeten veranderen,
teneinde mogelijk te maken, dat ook die menschen opgenomen
kunnen worden.
Wat het overleg betreft, ik kan wel zeggen, dat ik er geen
bezwaar tegen heb, om de afgevaardigden van de politie
bonden, wanneer er zaken behandeld worden, die hun orga-
nisatie's betreffen, voor dien avond uit te noodigen, de zitting
der commissie bij te wonen. Zij zullen dus niet gedurende
een uur gehoord worden, maar zij kunnen daar blijven ge
durende de geheele zitting.
U stelt misschien zeer veel prijs op het hebben van een
vertegenwoordiging van eene politieagenten-vereeniging in die
Commissie, omdat U met den een of anderen Bond ver
bonden bent, maar de leden van den Gemeenteraad moeten
in alle opzichten onpartijdig zijn. Wij moeten niet, omdat
U een zaak prettig vindt, daartoe overgaan.
De heer Heemskerk. Uw antwoord aan den heer van Stralen
heeft mij niet geheel en al kunnen bevredigen.
Velen van de argumenten van den heer van Stralen kan
ik onderschrijven. Waar deze tot moeilijkheid aanleiding kan
geven, omdat wij zoo'n korten tijd de werking van de Com
missie voor georganiseerd overleg hebben ondervonden, wil ik
U in overweging geven, om deze zaak onder de oogen te zien
en daarover praeadvies uit te brengen. Wanneer datjgesch'iedt,