DONDERDAG 27 NOVEMBER 1919. 371 wij er thans nog over. Waarom de S. D. A. P. met de burgerlijke partijen nooit samen de wethouderszetels zullen kunnen ver- deelen, zit in hoofdzaak hierin, dat de burgerlijke partijen onbetrouwbaar zijn. Ik neem U dat nu niet kwalijk, maar als U een voorbeeld wilt hebben, kijkt U dan eens naar den Haag. Daar was, wat men noemt een accoord, en als men nu leest welke obstructie er gevoerd is, niettegenstaande dat vaste accoord, behoel ik daarvan verder niets mede te deelen De heer Knuttel. Hebben de heeren Albarda en Drees daar bedankt als Wethouder? De heer Dubbeldeman. Dat is thans niet aan de orde. Ik trek eenvoudig een conclusie, en als wij in het vervolg nog eens zouden twijfelen, of wij al dan niet een wethouders zetel zouden kunnen aanvaarden, zal de geschiedenis bij mij een rol spelen. En als die geschiedenis ons leert, dat de heeren onbetrouwbaar zijn, dan passen wij daarvoor.... De heer Sijtsma. Dat is weer wat nieuws. De heer Dubbedeman. Dat kan voor U wel wat nieuws zijn, mijnheer Sijtsma, maar het is zoo. Het blijkt mij, dat de heer de Lange, wanneer hij Kerk geschiedenis studeert, een boek bestudeert, dat niet juist is, een boek, dat veel overeenkomst heeft met de geschiedenis boekjes van de lagere school, waar wel in staan de slagen, die. wij gewonnen, maar niet de slagen, welke wij verloren hebben. Het deed mij genoegen, dat de heer Knuttel, die meer geschiedenis heeft kunnen studeeren, dan waartoe ik in de gelegenheid ben geweest, mjj is bijgevallen. Ook de kerk- revolutie had een economischen ondergrond. Als die er niet was geweest, dan was de geestelijke kerkrevolutie nooit ge komen. Wanneer de heer de Lange daarover eens wat litte ratuur wil lezen, zal ik hem gaarne verschillende schrijvers opnoemen. De heeren vinden het niet prettig, dat de strop, die ons is aangeboden door ons niet is geaccepteerd. De heer Knuttel is wel ongelukkig geweest met het kiezen van zijn argumenten. Hij heeft politieke munt trachten te slaan voor zijn partij, door te bewerende heer Dubbeldeman heeft ge zegd, dat zijne partij geen wethouderszetel zal aanvaarden, maar daarnaast heeft hij beweerd: wanneer er maar jonge menschen waren gekozen in het College van Burgemeester en Wethouders, dan zouden wij wel eene benoeming hebben aangenomen. Zoo heb ik het niet bedoeld. Ik heb tegen den heer Wilmer gezegd: wanneer het U ernst was geweest om met ons samen te werken, dan had U moeten zorgen, dat er jonge menschen zitting namen in het College van Burgemeester en Wethouders. Wij als jonge menschen zouden er voor be danken in een dergelijke muffe atmosfeer te gaan zitten. De heer Wilmer. U kon toen nog niet weten, wie tot Wethouder zou worden gekozen. De heer Dubbeldeman. Dat wisten wij al lang. Het zou bovendien voor de Socialisten een dwaasheid zijn geweest een dergelijk compagnonschap aan te gaan. Tijdens den gods vrede gedurende de oorlogsjaren hebben wij gezien, dat die burgerlijke partijen den klassenstrijd zijn blijven strijden en het eind van de geschiedenis is geweest, dat de kapitalistische klasse zich heeft verrijkt ten koste van de arbeidersklasse. Dat was het resultaat van den godsvrede. Wij hebben hieruit dus wel iets kunnen leeren. Ik wil nog iets zeggen over den angst, dien men heeft voor eene revolutie. De heeren behoeven niet zoo angstig te zijn. De S. D. A. P. en de N. V. V. hadden immers besloten om den wettelijken weg niet te verlaten. En toen werd de revolutie door de Partij van den heer Knuttel ook afgelast. De heeren behoeven niet bang te zijn, want er is immers niets gebeurd en er zal niets gebeuren. Op ons congres is besloten den wettelijken weg niet te ver laten, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht. De heer Heemskerk. Omdat het niet kon. De heer Dubbeldeman. Wanneer wij er de kans toe zien, zullen wij het zeker niet laten. Dat wil ik wel eerlijk be kennen en wanneer wij er kans toe zien om het binnen 24 uur klaar te spelen, dan zullen wij het zeker niet laten. Een paar menschen maken evenwel geen revolutie. Eene revolutie komt van onder op en wij zullen er midden in zitten, voordat wij het weten. Ik heb daar van avond reeds met een enkel woord op gewezen. De heer Knuttel. Dat heeft Troelstra den nek omgedraaid. De heer Dubbeldeman. Wanneer wij gedacht hadden, dat er revolutie zou komen, dan meenden wij niet, dat deze zou komen door onze partij, maar van buiten af. Men kan er evenwel van verzekerd zijn, dat de Communistische Partij nog niet, aan eene revolutie denkt, zoolang de S. D. A.P. en de N. V. V. er niet over denken. De heer Knuttel. Jullie blijven niet de groote partij. Wij doen het nooit met jullie. De heer Dubbeldeman. Men 'kan dus gerust beginnen met die burgerwacht op zolder te zetten, want ik geloof dat dat, om een veilige rust in Nederland te krijgen, noodzakelijk zal zijn. De heer Pera. M. d. Y. Ik moet een enkele rectificatie geven, naar aanleiding van het gesprokene door den heer Groeneveld. De Zaandamsche courant heeft onlangs, omtrent de geschiedenis van het bestuur van Socialistische zijde ge durende zes jaren, dit medegedeeld »In 1913 is de gemeentekas van het burgerlijk bewind door het Socialistisch bestuur over genomen met een tekort van f 87.000.Nu, na zes jaren, wordt de gemeentekas achtergelaten door genoemd bestuur met een tekort van f 1.065.000.voor 1920. Dit reuzencijler 'is een scherpe veroordeeling van het roode bestuur, dat alle waarschuwingen ten spijt, geldsommen voor allerlei doeleinden beschikbaar stelde, zonder te vragen naar de middelen ter dekking. Dit schandaal wordt te sprekender, wanneer wij letten op de gunstige belasting opbrengst door de burgerij gedurende de jaren van het Socialistisch bestuur. In 1913 brachten, de belastingen naar het tegenwoordig percentage f 245.000.— op. Van 1914 tot 1919 is door de burgerij opgebracht aan belasting f 2.893.500.dat is ƒ1.423.500. meer dan het gemiddelde berekend naar de opbrengst in 1913, toen ons roode bestuur aan het bewind kwam. De achter uitgang gedurende de zes jaren van het roode bestuur bedraagt dus feitelijk f 2.401 500.—. Dit is het noodlottig gevolg van onze zwaar beproefde gemeente. Met tonnen is daarenboven de schuldenlast dei- gemeente toegenomen". Ik heb daarstraks gesproken over het resultaat van het beheer van Socialistische besturen, doch daarbij niet aan Zaandam gedacht. Ik heb aan verschillende gemeenten ge dacht en wat zich daarbij voordoet. Het is voorgekomen in Friesland, in Overijssel, dat de Socialisten in gemeenten de meerderheid hadden en het is overal op hetzelfde uitgeloopen. Men heeft financieel de gemeente in moeilijkheden gebracht, doordat de schulden zoozeer werden verhoogd. Nog een enkel woord wil ik zeggen naar aanleiding van een uitdrukking van den heer Knuttel. Ik heb tot mijn leed wezen bij mij u eerste spreken dat vergeten op te merken, en, zooals ik reeds heb gezegd het is ons om waarheid te doen. Nu heeft de heer Knuttel in den beginne gezegd, dat men in Rusland een toestand heeft gekregen, die voor de toekomst de schoonste vooruitzichten geelt, en dat ook in het buiten land vertrouwen werd gesteld in die toekomst, omdat gebleken is, dat Rusland zelfs gesteund wordt met Engelsch en Ame- rikaanscb kapitaal. De heer Knuttel. Dat heb ik heelemaal niet gezegd. Precies het omgekeerde. Ik heb gezegd dat Rusland daardoor be streden wordt. De legers die tegen de Sovjet-Republiek op trekken, worden gesteund door Engelsch kapitaal. De heer Pera. Laat ik echter even opmerken, dat het geld, door de voorwaarden waarop het door Rusland ont vangen wordt, dat land volkomen in boeien slaat en ketent, zoodat de zelfstandigheid heelemaal verloren gaat. Overigens zijn in de laatste dagen ons nog mededeelingen geworden omtrent die heerlijke vrijheid aldaar. Ik ontken natuurlijk niet de noodzakelijkheid van orde in de samenleving, maar in Rusland worden op het oogenblik zelfs de stakingen ver boden. Men eischt van iederen arbeider een minimum-productie, op straffe van hongerlijdenmen verlengt en verkort de wei kuren naar welgevallen, en op industrieel gebied is er een militaire organisatie toegepast De heer Knuttel. Gelooft U dat nu allemaal? De heer Pera. Dat is op het oogenblik medegedeeld ge worden door iemand, die er pas vandaan komt. Ik wil er echter alleen mede zeggen, dat men ook daar zoo langzamer hand komt in de toestanden die ook onder het zoogenaamde kapitalistische beheer bestaan hebben. De heer Dubbeldeman. Dat is niet erg, als het maar voor de arbeiders is. De heer Pera. Nu heelt de heer Dubbeldeman er mij een verwijt van gemaakt en dat deed ik vaker, zeide hij, maar- die bewering laat ik voor zijn rekening en laat mij zoo koud als ijs dat ik mij beroepen had op Duitschland en wat wij daar zien gebeuren. Laat ik hem zeggen, dat ik er straks op gewezen heb en dat is in Duitschland zelf ook reeds gezegd geworden, en wel door Marx dat men in dit jaar nog geen enkel nieuw voortbrengsel heeft gezien van het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 33