368
DONDERDAG 27
NOVEMBER 1919.
tegenover de school waarop zij gaan en dat best is te verklaren.
Dan krijgen wij hetgeen gezegd is door den heer Pera, wat
ik best naast mij neer kan leggen, want wat daarop zou te
antwoorden zijn, komt nog wel naar voren bij wat de heer
van der Pot gezegd heeft.
De heer van der Pot sloot zich bij mij aan wat betreft het
stellen van aesthetische eischen. Welnu, ik hoop dat daarvoor
nog meerdere leden zullen te vinden zijn, maar de heer van
der Pot moet wel weten, hoe belangrijk ik deze dingen ook
in de toekomst voor de arbeidersklasse acht, dat ik waar
schijnlijk daaraan voorloopig toch niet zoo groote aandacht
zal kunnen wijden.
Ook is gesproken over het op weg zijn naar de nieuwe
maatschappij. De heer van der Pot meende, dat wij nu reeds
een heel eind op weg waren. Ik geloof, Mijnheer de Voor
zitter, dat wij nu reeds zijn.ingetreden de zoogenaamde revo-
lutionnaire periode, waarvan in de theorie van Marx sprake is.
Daar zijn wij reeds in en uit die periode komen wij niet,
totdat het Communisme volledig heeft gezegevierd. Inderdaad
de revolutie is al aan den gang, niet alleen in Rusland, maar
in zekeren zin in geheel Europa. Er heeft reeds een zekere
machtsverschuiving plaats gehad tusschen de arbeidersklasse
en het kapitaal en overal zullen de groote acties van de ar
beidersklasse toenemen in omvang. Inderdaad heeft de arbei
dersklasse de machtige kapitalistische klasse een hevige stoot
toegebracht. Iets anders is, of deze machtsverschuiving ook
tot uitdrukking is gekomen, hetzij in de eigendomsverhoudingen,
hetzij in de rechtsverhoudingen, en dan kan ik niet anders
zeggen dan, dat is nog niet gebeurd en dat zal juist door een
zeer grooten strijd moeten worden uitgevochten. Inderdaad
is de economische toestand van de arbeidersklasse nog in het
geheel niet beter geworden. Die is, na dezen oorlog, er
heel wat slechter aan toe dan zij vóór dien tijd was in geheel
West-Europa. Wij moeten bij de historische ontwikkeling
altijd in het oog houden, dat Nederland een ondergeschikte
rol speelt en dat wij waarschijnlijk zullen moeten volgen wat
in Duitschland en in Engeland gebeurt, waar de toestand
economisch veel hopeloozer is dan in Nederland.
Verder heeft de heer van der Pot er den heer Bonger bij
gehaald, om te toonen, dat de overgang tot een nieuwe
maatschappij geleidelijk zal kunnen plaats hebben. Welnu,
ik meen, dat de heer Bonger iemand is en dat heeft hij
gemeen met al zijn partijgenooten tegenwoordig die van
elke neiging tot revolutie heelt afgezien en die van het Com
munisme niets anders maakt dan toekomstmuziek. Dat de
heer van der Pot zich met zoo iemand kan vereenigen, dat
verwondert mij niet, maar ik zou alleen willen vragen, of
men menschen zooals de heer Bonger, die volstrekt niet aan
revolutie denken en die in werkelijkheid niet tot de afschaffing
van het privaat-bezit willen overgaan, nog wel Socialisten
noemen kan.
Voorts heeft de heer van der Pot gezegd, dat de Commu
nisten niet reëel waren en te ver van de werkelijkheid afstaan
en hij had nog een qualificatie die hij niet wilde uitspreken.
Hij zal waarschijnlijk onnoozelheid hebben bedoeld. Dit
woord kwam mij tenminste voor den geest. Het deed mij
genoegen, dat na de verschillende pluimen, die ik heb ge
kregen, ook een dergelijke qualificatie aan mij is gegeven
geworden, want anders zou ik bang zijn, dat ik op den ver
keerden weg was. Het compliment waarmede de heer van
der Pot begon was echter van een anderen aard dan dat van
den heer Wilmer. De heer van der Pot heeft daarmede be
doeld, dat ik mij een goed spreker heb betoond en tegen het
uitspreken van zulk een oordeel kan geen bezwaar bestaan.
Wanneer de heer Wilmer evenwel komt vertellen, dat ik mij
hier betoond heb een fatsoenlijk man te zijn, dan vind ik
dit een zeer dubieus compliment, want hierin ligt opgesloten,
dat bij iets anders van mij had verwacht. Wat de werkelijk
heid betreft, ben ik van meening, dat er toch nog eene
andere werkelijkheid bestaat dan die de heer van der Pot
zich voorstelt. Voor den heer van der Pot is er slechts één
werkelijkheid, namelijk de kapitalistische. Ik meen evenwel,
dat er nog een andere is, namelijk de revolutionaire wèrke-
lijkhëid, die er evenwel eenigszins anders uitziet dan de
kapitalistische.
De heer van der Pot heeft aangaande Rusland gezegd, dat
de gruwelen niet alleen bedreven zijn geworden door de
rechtsche partijen. Hij heeft zich daarbij beroepen op Kautsky,
die evenwel gegevéns heeft gebruikt van onbetrouwbare per
sonen. Moeilijk te wraken zijn echter de getuigenissen van
Liberale Entente-Journalisten als Price, Ransome en Goode,
die de gruwelen, die door de Bolsjewisten zouden zijn bedreven,
tegenspreken. Zooals men weet, is Price evenals de Fransche
Kapitein Sadoul in Rusland tot het Boljewisme bekeerd. Hunne
mededeelingen zijn van dien aard, dat zij als absoluut juist
moeten worden erkend. Ik herinner er bovendien aan, dat
Lenin zich in zijn ballingschap in het bijzonder heeft bezig
gehouden met de bestudeering en met de bestrijding van de
vivisectie. Het is in hqt geheel geen bloeddorstig man, maar
integendeel een zeer zachtzinnig man, terwijl men misschien
tegen Trotzky zou kunnen aanvoeren, dat hij te veel een
aestheticus is. Dit zijn dus in werkelijkheid geen bloeddorstige
menschen. Wij kennen deze menschen reeds sedert jaren. De
gegevens van de Bolsjewiki zijn trouwens achteraf steeds
juist gebleken. Ik wil daarmede evenwel niet zeggen, dat bij
de hevige botsingen, die er hebben plaats gehad, er ook geen
wraaknemingen zouden hebben plaats gegrepen, welke ik
ten zeerste betreur en die ook worden afgekeurd door hen, die
aan de revolutie hebben deelgenomen. ïk durf evenwel de ver
zekering te geven, dat dergelijke dingen nooit zijn gebeurd
onder de leiding en op gezag van de Sovjet-Regeering. Derge
lijke gruwelen, die nog niet 1 uitmaken van wat daar
omtrent wordt verteld, bewijzen slechts, dat de Sovjet-Regeering
niet van den aanvang af, geheel den toestand is meester
geweest. Zij hebben hun macht moeten grondvesten en natuur
lijk hebben inmiddels allerlei onregelmatigheden plaatsgehad,
die niet konden worden voorkomen, maar die zij met alle
kracht hebben trachten tegen te gaan. Men kan hen dan ook
geen verwijt maken van wat er is gebeurd; waar zij kon,
heeft zij er ook dadelijk een einde aan gemaakt. Ik wil ten
overvloede wijzen op de gruwelen, die zijn gepleegd door de
legers van Denikin en Koltsjak. Ik ontken beslist, dat er in
ons land iets broeit en men kan dan ook niet van de Regeering
zeggen, dat zij overdreven voorzichtig is geweest. Er was
niet de minste reden, dat een aantal Raadhuizen en Banken
door de militairen zijn bezet geworden.
Dat is niet alleen, omdat ik zeg. dat het onmogelijk zou
zijn, dat ik er niets van geweten zou hebben, als er maar
iets in de lucht gehangen had in die dagen, maar ook omdat
het onmogelijk is geweest, dat er iets kon zijn, omdat het
in strijd zou zijn met de tactiek van elke richting in de
arbeidersbeweging. Er is geen enkele richting in de Neder-
landsche arbeidersbeweging die heil verwacht van iets derge
lijks. Het is alleen misschien mogelijk van de zijde van zeer
kleine anarchistische groepjes, die geen invloed hebben en
die absoluut geen massa in beweging kunnen brengen, maar
in de serieuse arbeidersbeweging is er geen arbeider die heil
verwacht van een «putsch" en ik kan U wel zeggen, dat U,
wanneer U onze bladen volgdet, zoudt hebben gezien, dat ook
in «De Tribune", voortdurend den arbeiders datzelfde voor oogen
wordt gehouden. En dit niet naar aanleiding van hetgeen in
ons land gebeurde, maar in artikelen overgenomen uit onze
Duitsche partijbladen die daar telkens en telkens weer ten
scherpste voor gewaarschuwd hebben. Tegen den wil der leiders
hebben daar telkens putschen plaats gehad, waarin zij juist
den ondergang der beweging zien. Het is zelfs zoo sterk, dat
de putschen in Bremen en München de besliste afkeuring
der partij hebben gehad. Hier kan dat echter niet gebeuren
en de Regeering moest dergelijke geruchten niet uitstrooien
of er moesten menschen zijn, die dat wel voorstaan en die
waren er niet. Waar er nu geen enkel feit was, dat dat alles
zou kunnen rechtvaardigen en waar men niet aan ons ver
langen heeft voldaan, om met feiten voor den dag te komen,
blijf ik met volle recht zeggen, dat de Regeering dat niet
deed uit overdreven voorzichtigheid, maar om bij de ver
kiezingen invloed uit te oefenen.
Men begrijpe mij goed. Ik wil niet zeggen, dat, wanneer
wij meenen, dat werkelijk de meerderheid van het proletariaat
of liever desnoods de beslissende macht uit het proletariaat
achter ons staat en in beweging komt, wij dan niet bereid
zijn, om naar de macht te grijpen. Net zoo goed als alle
mogelijke klassen dat gedaan hebben, zooals het in de wereld
geschiedenis altijd gebeurd is, maar dat is heel iets anders
dan een putsch, een onzinnige aanslag op een bank, op een
stadhuis, of zoo iets, op het oogenblik, dat er niets is in de
arbeidersbeweging dat de vrees daarvoor rechtvaardigt. Het
is ondenkbaar, dat zij zoo iets zouden doen.
Thans kom ik tot. de financieele kwestie. De heer van der Pot
heeft genoeg met cijfers gewerkt om mijn financieele onnoozel
heid aan den dag te leggen. Nu wil ik wel zeggen, dat hij
daarmee niet veel indruk op mij gemaakt heeft. Ik zal eens
zeggen hoe ik de zaak beschouw. Dat ik zou zijn tegen alle
belastingen behalve tegen de inkomstenbelasting is misschien
door den heer van der Pot wat te sterk uitgedrukt. Misschien
heeft de manier waarop ik mij heb uitgelaten den heer van
der Pot het recht gegeven om dat te zeggen, maar ik be
doelde alleen maar te zeggen, dat ik vind dat in hoofdzaak,
de hoofdelijke omslag de eenige belasting moest zijn, maar
dat ik uit practische overwegingen, b.v. omdat men alleen
daardoor ook niet-ingezetenen kan laten medebetalen, daarop
niet zoo onverzettelijk wil blijven staan.
- Daarom kan ik mij wel indenken, dat er ter aanvulling
nog andere belastingen noodig zullen zijn. Alleen de groote
massa zou ik willen samenvatten in een hoofdelijken omslag.
Wat opgebracht moet worden, dat moet worden opgebracht
en of dit nu geschied onder den naam van eene belasting op
de publieke vermakelijkheden of onder den naam van hoofde
lijken omslag, dat komt in zooverre op hetzelfde neer, dat het