DONDERDAG 27 NOVEMBER 1919.
355
keur aandient als de vertegenwoordigster van de arbeiders.
Ik moet constateeren, dat wanneer er eene opschuiving
heeft plaats gehad in den Raad, deze niet is geschied ten
koste van de christelijke partijen, maar ten koste van de
liberale partij. Dat de S. D. A. P. thans met een groot aantal
leden intrede heeft gedaan in den Raad, vindt mijns inziens
voor een groot deel zijn oorzaak in de buitengewone om
standigheden, waarin wij tal van jaren hebben verkeerd. De
jaren, die achter ons liggen hebben heel wat ontevredenheid
gewekt onder de arbeidersklasse en niet ten onrechte. Zij
zijn de dupe geworden van den oorlogstoestand. Nu wij lang
zamerhand weer zullen terugkeeren tot normale toestanden,
nu geloof ik, dat èn door de verbetering van de omstandig
heden èn door het optreden van de S. D. A. P. in den Raad,
de menschen zullen komen tot het besef, dat de belangen
van de arbeiders niet veilig zijn bij deze partij. Het zal eene
illusie blijken te zijn, wat door een van de leden van de
S. D. A. P. is opgemerkt: wij zullen er wel voor zorgen, dat
er nog meer roode rakkers in den Raad zullen komen. Ik
zie juist het tegendeel gebeuren. De arbeiders zullen inzien,
dat hunne belangen niet veilig zijn bij de S. D. A.P., die de
verantwoordelijkheid niet op zich durft te nemen, maar slechts
obstructie, in den goeden zin van het woord, wenscht te
voeren tegen Burgemeester en Wethouders. De arbeiders
zullen hieruit afleiden, dat de S. D. A. P. niets voor hen
wenscht te doen en er zullen er velen afzakken naar de meest
linksche groep. Ik zie dan ook eerder eene versterking van
de Communisten dan van de Socialisten, in dezen Raad. Ik
geloof, dat de Communistische partij gesterkt zal worden
door de ontevredenheid der arbeiders over de S. D. A. P.
Een enkel woord over de circulaire van Gedeputeerde Staten
om de gemeentebesturen onder het oog te brengen, dat bij het
nemen van besluiten van groote financieële gevolgen, goed
moet worden overwogen, welke middelen men heeft ter dekking
van deze uitgaven. Ik kan dan ook niet het standpunt deelen
van den heer de la Rie, dat men eerst maar moet uitgeven
en dat men eerst daarna zal moeten gaan vragen, waar het
geld vandaan zal moeten komen.
Wij moeten rekening houden met de fouten der kapitalis
tische maatschappij, en wij moeten die fouten trachten weg
te nemen, en wij moeten er toe medewerken om aan de
menschen een menschwaardig bestaan te verschaffen, maar
wij kunnen er niet toe medewerken deze kapitalistische maat
schappij omver te werpen.
Alleen ééne uitdrukking acht ik in deze circulaire minder
gewenscht, n.l. dat de tegenwoordige toestand het gevolg zou
zijn van de hooge loonen der werklieden. Ik acht dit geen
gelukkige uitdrukking, al kan ik mij geheel vereenigen met
de strekking van de circulaire.
Wij moeten toch hier in de eerste plaats beschouwen, en
dan kom ik tot de groote lijn, dat de Christelijke arbeiders
beweging is genoemd in tegenstelling met die van de Sociaal-
Democraten. Wij zullen natuurlijk trachten iedereen een
menschwaardig bestaan in deze maatschappij te geven; wij
zullen mede helpen, om de loonen te verhoogen en om maat
regelen te nemen in het belang der minst-bedeelden, maar
wij hebben ook in de rechterzijde de Christelijke solidariteit,
het begrip van de standen, onderlinge waardeering, waarbij
de katholiek en de man van Christelijken huize zich op het
zelfde hooge standpunt geplaatst kan beschouwen, evenals de
minderbedeelden. Voor de groote geestelijke zaken kunnen
wij een gemeenschappelijke gedragslijn volgen, maar ook ten
opzichte van de economische maatregen, zullen wij trachten
datgene te bereiken, waardoor aan iedereen een mensch
waardig bestaan kan worden gegeven. Daarin ligt de groote
tegenstelling tusschen de Sociaal-democratische en de Christe
lijke opvatting; daarin openbaart zich de zedelijke en
Christelijke opvatting van de maatschappij en ik geloof, dat,
wanneer wij dat toepassen op de geheele maatschappij, dat
wij dan geheel zullen ondervangen de denkbeelden van den
heer Knuttel, die meent dat alleen revolutie uitkomst brengen kan.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou in overweging
willen geven, om nu te stoppen. Wij hebben hier gezeten
van een tot vijf en dat is lang genoeg in deze atmosfeer.
De Voorzitter. Ik meen dat het beter is, om door te gaan
tot halfzes. Wij kunnen dan van avond terugkomen om 8
uur of halfnegen. Mij dunkt, dat het nu nog geen tijd is om
te stoppen, zoo een lange zitting is het nog niet. Als U dat
wenscht, kunt U echter een voorstel doen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Dat voorstel wil ik doen.
Ik zou willen voorstellen om nu uit te scheiden en om dan
vanavond om 8 uur terug te komen. Langer dan 4 uur hier te
zitten is niet zoo aangenaam, ten minste het is mij al lang genoeg.
Het voorstel van den heer Dubbeldeman, om over te gaan
tot schorsing van de vergadering in stemming gebracht, wordt
aangenomen met 16 tegen 14 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Dubbeldeman, van der Zeeuw,
mevr. DubbeldemanTrago, mevr. BaartBraggaar, de
heeren van Stralen, Groeneveld, Bots, Van der Lip, A. Mulder,
de la Rie, Oostveen, J. P. Mulder, Knuttel, van Gruting. v.
Weeren en Eikerbout.
Tegèn stemmen de heerenKuivenhoven, Sijtsma, Bisschop,
Stijnman, Splinter, Pera, van der Pot, Huges, Heemskerk, de
Lange, van Hamel, Wilmer, van Tol en Oostdam.
(Tijdens de algemeene beschouwingen waren de heeren
v. Weeren en Eikerbout ter vergadering gekomen).
De voorzitter schorst daarop de vergadering tot des avonds
8 uur.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.