354
DONDERDAG 27 NOVEMBER 1919.
ontnamen om geld te krijgen en door de Regeering aan de
gemeente steeds meer maatregelen ter uitvoering worden op
gedragen, waardoor de gemeente ten slotte in financieele
moeilijkheden zal geraken, dan moet van Rijkswege maar
worden gezorgd, dat het geld er komt.
Wij zullen er ons althans niet door laten weerhouden, om
die voorstellen te doen die noodig zijn, om verbetering te
brengen in de verschillende dingen die op het oogenblik nog
niet behoorlijk geregeld zijn.
Nu kom ik van zelf tot de «algemeene belangen" en haar
tegenstelling tot »de partijbelangen." Deze worden hier te
genover elkander gesteld. Dat is tot op zekere hoogte maar
juist. Wij gaan uit van een andere levensbeschouwing als de
heeren aan de overzijde. Het zal hun wel bekend zijn, dat wij
absoluut niets gevoelen voor de tegenwoordige »samenleving,"
wij gevoelen meer voor een socialistische samenleving. Ik
weet niet of het den heeren bekend is, maar dan weten zij
het nu en als wij dan door ons optreden ons partijbelang
dienen, dan zeg ik ja dat kan wel waar zijn, maar ons par
tijbelang is het algemeen belang. Wij meenen dat, als het
kan, zónder schokken; kan dit niet, dan met schokken wij
in een andere samenleving moeten trachten te komen. Hier
werd tegenover elkaar gesteld de vraag waarom wij geen
plaats als Wethouder wilden aanvaarden en waarom wel in
de raadscommissies. Daar is echter een beduidend onderscheid
tusschen. Aan de raadscommissies zit althans niet die verant
woordelijkheid vast voor den gang van zaken als aan het
aagelijksch bestuur der gemeente. In de raadscommissies ko
men wij er achter wat er eigenlijk gebeurt. Wij willen dat.
precies weten. Als Knuttel ons dan voorhoudt, dat dat niet
consequent is, dan vraag ik hem waar de consequentie blijft
bij zijn eigen partijgenooten. Wijnkoop is er tegen en van
Ravesteijn is er voor. Met dit voor oogen vind ik dus niet,
dat men het ons aan kan rekenen, dat een gedeelte van onze
partij eenigszins anders hier tegenover staat dan een ander
gedeelte. De partij is gelukkig zoo groot, dat het logisch is,
dat daarin verschillende schakeeringen voorkomen. Als de par
tij van Knuttel grooter wordt, zal dat ook daar wel komen.
Over de duurtecommissie is ons verweten, dat wij, en
daar zou ik ook wel eenigszins schuld aan hebben, want
ik ben er den laatsten tijd secretaris van geweest, aan
den Raad zouden hebben dingen gevraagd, ook al wisten wij
van te voren, dat de eischen die wij stelden, niet uitvoerbaar
waren. Ik meen dat het de heer Oostdam was die het zeide,
maar die weet dan misschien ook wel, dat wat wij vroegen,
wel in te willigen was en voor zoover het niet door het ge
meentebestuur kon uitgevoerd worden, was het, opdat het
gemeentebestuur bij het Rijk zijn invloed zou aanwenden.
De heer Oostdam. Het stond in »Het Volk" anders. Verdraai
Uw woorden maar niet.
De heer de la Rie. Ik ben misschien niet zoo beschaafd
als de heer Oostdam, maar
De Voorzitter. Mijne Heeren, ik verzoek U geene onder
linge gesprekken te voeren. U houdt Uw raadsvergaderingen
in het belang van de gemeente.
De heer de la Rie. De heer Oostdam kan gemeend hebben
te mogen spreken over het werk der Duurtecommissie, maar
ik zal er zelf ook nog wel iets van weten, ik, die als secreta
ris de Duurtecommissie heb medegemaakt en al die verschil
lende acties. Wat hij echter daar aan vast geknoopt heeft
vind ik prettig, n.l, waar hij zeide dat dit eigenlijk de con
sequentie is van het jarenlange optreden van onze partij. In
zooverre heeft de heer Oostdam gelijk. Wij zijn in de Duur
tecommissie consequent opgetreden volgens het optreden van
onze partij. Evenzoo consequent zijn wij opgetreden in den
Raad en het is ook een van de redenen waarom wij geen
wethouderszetel willen aanvaarden.
Wij willen geene plaats in het College van Burgemeester
en Wethouders, omdat wij daar onze denkbeelden toch niet
zullen kunnen verwezenlijken. Onze inzichten ten opzichte
van de maatschappelijke verhoudingen wijken zoozeer af van
de burgerlijke, dat wij als minderheid de verantwoordelijk
heid niet voor den gang van zaken kunnen dragen. Wat er
nog eens zal gebeuren Ik weet het niet. Misschien dat het
mogelijk zal zijn, dat er nog eens samenwerking mogelijk zal
zijn met andere partijen om onze plannen te kunnen uit
voeren. Wanneer wij eene meerderheid zouden vormen in
den Raad en wij dus verzekerd konden zijn, dat onze plannen
konden worden doorgevoerd, dan zou het wel mogelijk zijn,
dat wij zitting namen in het College van Burgemeester en
Wethouders. Zoolang dat niet het geval is, zullen wij de
verantwoordelijkheid niet kunnen dragen voor het tegen
woordig, kapitalistische stelsel. Wij willen de openbare lichamen
dringen in de richting van het Socialisme. Zoolang de meer
derheid staat op het standpunt, de kapitalistische samen
leving zoolang mogelijk in stand të houden, zoolang zullen
wij geen wethouderszetel aanvaarden. Ik meen dat deze ver
klaring niets aan duidelijkheid te wenschen overlaat.
De heer Heemskerk. M. d. Y. Toen verleden jaar de al-
gemeene beschouwingen aan de orde waren, heeft de Voor
zitter opgemerkt, dat wij er dankbaar voor mochten zijn, dat
de wapenstilstand was gesloten en de oorlog achter den rug
was, maar dat hij daarom niet geloofde, dat wij reeds de
moeilijkheden achter den rug zouden hebben, maar dat hij
in tegendeel verwachtte, dat de moeilijkheden nog grooter
zouden worden. In de oorlogsjaren zijn de moeilijkheden groot
geweest. Wij hebben te kampen gehad met de gevolgen van
den oorlog, de distributiemaatregelen onder anderen, waarvan
ik kan constateeren, dat Burgemeester en Wethouders in dat
opzicht hebben gedaan, wat zij konden doen. De moeilijk
heden zijn op het oogenblik ook nog groot. Ik heb vooral
het oog op de duurte der waren, die na den oorlog niet is
verminderd. Het is voor de gemeente zeer moeilijk hierin
den juisten weg te vinden. De gemeente heeft te vragen wat
het algemeen belang is en dan hebben wij toe te juichen de
maatregelen, die genomen zijn om prijsopdrijving te voor
komen en om prijsvermindering te bewerkstelligen. Het is
evenwel moeilijk om den juisten weg te bepalen, die is in
het algemeen belang, vooral om hetgeen wij heden middag
hebben gehoord over het drijven van de gemeente in socialis
tische richting. Er is gesproken over de oprichting van een
permament levensmiddenbedrijf. Ik wil een enkel woord
spreken over de maatregelen, die de gemeente in de afge-
loopen jaren gemeend heeft te moeten treffen.
De Voorzitter. Dat onderwerp is niet in de secties be
sproken. U zult derhalve hierop van Burgemeester en Wet
houders geen antwoord ontvangen.
De heer Heemskerk. Ik meen toch, dat, waar men van
middag heeft gezegd: wij willen de gemeente drijven in so
cialistische richting, een wederwoord dient gesproken te wor
den. In dat opzicht lijkt het mij ook toe, dat wij werkelijk
in den laatsten tijd een aantal maatregelen hebben getroffen
in het belang van de gemeente, die ik ook toejuich, maar
die er toch toe kunnen medewerken, dat wij krijgen verschil
lende vormen van gemeentelijke exploitatie in socialistischen
geest, en dat zou ik betreuren.
Enkele woorden, om eerst even de kleine zaken te behan
delen, wil ik wijden aan de besprekingen die zijn gevoerd in
zake de Zondagswet. Ook in dat opzicht lijkt het mij toe,
dat het voor het gemeentebestuur oon moeilijke taak is, om
hier den juisten weg in te vinden. Er is hier wel met enkele
woorden gezegd: laten Burgemeester en Wethouders hun
meening omtrent het toelaten van publieke vermakelijkheden
eenigszins wijzigen, want anders gaan de menschen naar an
dere plaatsen, waar zij natuurlijk wel publieke vermakelijk
heden zullen vinden en dat is niet in het belang van de ge
meente Leiden. Wanneer men dat in het algemeen huldigt,
wanneer men alleen kijkt naar de materieele zijde van het
vraagstuk omtrent de belasting op de publieke vermakelijk
heden, dan zou ik geheel staart aan de zijde van de menschen,
die die stelling verkondigd hebben, maar wij moeten niet ver
geten dat ei' ten opzichte van de Zondagswet zich ook nog
andere meeningen naar voren dringen en dat men moet vra
gen: wat is nu het meeste in het belang van de burgerij
zelve. Daar bedoel ik ook mede, dat zooveel mogelijk het
vieren van den Zondag op Christelijke wijze moet worden
gehandhaafd. Ik geloof dat het zeer moeilijk is den juisten
weg te vinden, om niet in strijd te komen met de Christe
lijke opvatting omtrent de Zondagsviering, die ik wil gehand
haafd zien en om te voorkomen dat wij zouden komen te
staan tegenover een royale opvatting van de Zondagswet.
Een enkel woord is ook door den heer Sijtsma. gesproken,
over het feit dat hij meent, dat de teekenen der tijden niet
zijn begrepen door de liberale partij. Terecht heeft de heer
Sijtsma gewezen op de handelingen van enkele Christelijke
raadsleden van vroeger, maar de heer Sijtsma is wel zoo wijs
geweest om terug te gaan tot een tijdvak van ontelbare ja
ren herwaarts, toen wij Wethouders hadden van Christelijke
richting, toen men niet kon voorzien de teekenen der tij
den en zij niet vergeleken konden worden met de leden die
later zitting namen in de verschillende Gemeenteraden. Wan
neer in het sectieverslag wordt gesproken over het begrijpen
van de teekenen der tijden door de Christelijke partijen, dan
geloof ik dat wij het zoo moeten opvatten, dat de Christelijke
partijen, in tegenstelling met de liberale partijen, vertegen
woordigers van de arbeiderskringen in verschillende Christe
lijke lichamen hebben toegelaten niet alleen, maar dat zij
zelfs in verschillende lichamen een overwegend deel uitmaak
ten van de Christelijke partijen in de Gemeenteraden. Juist
de Christelijke partijen hebben de teekenen der tijden wel
begrepen en ik geloof dan ook, dat de arbeiders niet alleen
vertrouwen zullen hebben in die partij, die zich bij voor-