227 gestipuleerd, dat de 40 bewijzen van kosteloos vervoer, waarop de gemeente voor hare ambtenaren ingevolge artikel 30 der concessie recbt heeft, benevens het kosteloos vervoer voor de beambten van politie in uniform, tot aan de nieuwe grens der gemeente gelden. Overigens behoeft het nieuwe tarief geen toelichting. Het traject StationWarmonderweg mag uit den aard der zaak ten hoogste 10 cent bedragen, terwijl tenslotte overeenkomstig het voorstel der maatschappij voor twee ritten op denzelfden dag, mits genomen vóór 8 uur des voormiddags, slechts 15 cent verschuldigd zal zijn. Onder mededeeiing, dat de maatschappij met de dezerzijds voorgestelde voorwaarden accoord gaat, en onder verwijzing naar de ter visie liggende stukken, geven wij U alsnu in overweging: a. tot wederopzeggens goed te keuren, dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 29 der voorwaarden, waaronder aan de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij vergun ning is verleend tot het hebben en exploiteeren van een tram verbinding met bovengrondsche electrische beweegkracht binnen de gemeente Leiden, de vrachtprijs voor het vervoer van reizigers tusschen het eindpunt aan den Hoogen Rijndijk en het station der H. IJ, S. M. van af 1 Januari 1920 ten hoogste zal bedragen 10 cent per rit, echter onder de navol gende voorwaarden 1°. dat de vrachtprijs voor één rit op het traject station H. IJ. S. M.-Warmonderweg (Pomona) niet hooger zij dan 10 cent per rit; 2°. dat voor het traject Hooge RijndijkWarmonderweg (Pomona) tienrittenkaarten van f 1.25 in de tramwagens verkrijgbaar zijn; 3°. dat de bewijzen van kosteloos vervoer, bedoeld in artikel 30 der concessie, geldig zijn vanaf het eindpunt aan den Hoogen Rijndijk tot aan den Warmonderweg (Pomona), en ook de beambten van politie mits gekleed in uniform, over dat traject kosteloos worden vervoerd 4°. dat vóór 8 uur des voormiddags zoogenaamde vroeg- tweerittenkaarten van 15 cent voor het traject Hooge Rijndijk Station H. IJ. S. M. in de tramwagens verkrijgbaar zijn, waarbij de gebruiker voor den tweeden rit vrij is in het tijdstip, waarop hij daarvan op den dag van afgifte der kaart gebruik wil maken; b. met ingang van 1 Januari 1920 in te trekken Uw be sluit van 14 Maart 1918 in zake de tijdelijke afwijking van artikel 29 der concessie. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 357. Leiden, 13 December 1919. Wij hebben de eer U de volgende voordracht aan te bieden voor de benoeming van eene onderwijzeres-plaatsvervangend hoofd aan de openbare Meisjesschool le klasse alhier, ter voorziening in de vacature, welke den len Januari a.s. zal ontstaan, tengevolge van het met ingang van dien datum verleend eervol ontslag aan Mej. G. D. M. van 'tHaaff. De voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondis- sements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het Hoofd der school. 1°. Mej. H. M. POELMAN; 2°. Mej. G. ZINDEL; 30. Mej. A. M. E. DE LEEUW; allen onderwijzeres aan de openbare Meisjesschool le klasse, te Leiden. Met verwijzing naar de desbetreffende, in de Leeskamer ter inzage liggende stukken, verzoeken wij U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 358. Leiden, 13 December 1919. Tot nu toe werd het onderwijs in het teekenen aan de openbare Jongensschool 2e klasse, voor zooveel het personeel der school zelf daarmede niet kon worden belast, krachtens artikel 6 der verordening van den 28en September 1916 en vóór dien krachtens artikel 4 der verordening van den 2en October 1902, regelende het onderwijs in het teekenen, o.a., aan de openbare lagere scholen in deze gemeente, gegeven door een door ons College tijdelijk aangesteld bevoegd persoon. Het laatst was tijdelijk met dat onderwijs belast Mevr. G. Pannekoekvan Bemmel, leerares in het teekenen aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en aan de openbare Meisjesschool 2e klasse alhier. Mevr. Pannekoekvan Bemmel werd echter met ingang van 15 September 1919, op haar verzoek, van het geven der lessen aan de Jongensschool 2e klasse eervol ontheven. Inmiddels is, bij verordening van 28 Augustus 1919, de verordening van den 19en December 1918 (Gemeenteblad No. 46), regelende, o.a., den bijstand aan de hoofden der O. L. scholen te verleenen, aangevuld met eenige bepalingen betreffende de leeraren en leeraressen in het teekenen bij het lager onderwijs, en zijn bij die verordening bepalingen, voorkomende in de speciale verordening voor het teekenen, vervallen verklaard. Thans bepaalt artikel 86is der verordening van 19 Decem ber 1918 (Gemeenteblad No. 46), dat in de behoefte aan teekenonderwijs aan de O. L. scholen, voor zooveel het per soneel daarmede niet kan worden belast, voorzien wordt door aanstelling van bevoegde personen. Deze aanstelling zal dan door Uwe Vergadering behooren te geschieden. Waar wij het nu in het belang van het onderwijs achten, dat aan de Jongensschool 2e klasse het onderwijs in het teekenen aan een vakonderwijzer blijft opgedragen, hebben wij, ter vervanging van Mevr. Pannekoekvan Bemmel, sol licitanten opgeroepen naar de betrekking van onderwijzer in het teekenen aan genoemde school. Ter benoeming van dien onderwijzer hebben wij thans de eer U, in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener en na ingewonnen bericht van het Hoofd der school, voor te dragen den heer B. Merema, aan wien, voor eene behoorlijke voortzetting van het onderwijs na het vertrek van Mevr. Panijekoekvan Bemmel, tijdelijk de teekenlessen zijn opge dragen. Overeenkomstig het advies van den Arrondissements School opziener wordt, in afwijking vari het bepaalde bij artikel 29, sub 8, der wet op het Lager Onderwijs, sléchts één sollicitant ter benoeming voorgedragen. Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage lig gende stukken, noodigen wij II uit thans tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 359. Leiden, 13 December 1919. Ter vervulling van de vacature van onderwijzeres aan de openbare Meisjesschool 2e klasse alhier, welke vacature den len Januari 1920 zal ontstaan door het aan Mej. B. A. Greeve verleend eervol ontslag, hebben wij de eer U de navolgende voordracht aan te bieden 1°. Mej. H. H. M. BERKELJON, onderwijzeres aan de O. L. school der 3e klasse, No. 5, te Leiden; 2°. Mej. G. J. J. ANTONIJ, onderwijzeres aan de O. L. school der 4e klasse, No. 2, te Leiden; 3°. Mej. S. M. GRONLOH, onderwijzeres aan de O. L. school der 3e klasse, No. 7, te Leiden. Onder mededeeiing, dat deze voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na inge wonnen bericht van het Hoofd der school, en dat de hierop betrekking hebbende stukken in de Leeskamer ter inzage zijn nedergelegd, verzoeken wij U thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 360. Leiden, 13 December 1919. Wij hebben de eer U de volgende voordrachten aan te bieden voor de benoeming van eene onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse, No. 8, ter vervulling van de vacature, welke zal ontstaan door het met ingang van 1 Januari 1920 verleend eervol ontslag aan Mej. M. J. A. Weijers, en van eene onderwijzeres aan de openbare school der 4e klasse, No. 2, in de plaats van Mej. J. P. W. Groen, die in raadszitting van den 20en November jl. werd benoemd tot onderwijzeres aan de openbare school der 2e klasse voor jongens en meisjes, No. 3, alhier.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 3