„DONDERDAG 20
NOVEMBER 1919.
337
Ik ben evenwel van meening, dat dit bezwaar in dit geval
niet zoo heel zwaar behoeft te wegen, omdat in dit voorstel
weinig nieuws zit. De grond voor dit derde bouwplan van
»de Eendracht" is onmiddellijk gelegen naast den grond voor
het tweede bouwplan, en werd vroeger reeds bestemd voor
een uitbreiding daarvan met woningen van iets lager huur-
type. Het bouwen zelf vindt zeker bij niemand bestrijding en
wat de voorwaarden betreft, daarin is ook weinig nieuws,
omdat het hier de gewone voorwaarden zijn die gesteld
worden bij de uitvoering van zulke bouwplannen. Umdat in
dit voorstel dus zoo weinig nieuws zit, meen ik, dat de
Raad er wel in zou kunnen toestemmen om toch dit punt
thans nog te behandelen.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik acht mij niet verantwoor
delijk mijne stem te geven aan het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders en zal dan ook aanhouding van dit punt
verzoeken. Ik hoor nu, dat de teekeningen er waren. Wan
neer ik als Raadslid wat meer ervaring had, dan zou ik wel
licht geweten hebben, dat ze toch te krijgen waren.
De heer de Lange. M. d. V. Ik hoop, dat de Raad niet
met het voorstel van den heer Knuttel mede zal gaan, want
al hadden wij de teekeningen gezien, dan zouden wij daaraan
toch nooit den moed ontleenen, zelfs al zouden de plannen
niet voldoen aan onze wenschen hoofd voor hoofd, om te zeg
gen wij verwerpen dit voorstel. Wat is toch het geval De
Raad is intermediair tusschen Rijk- en woriingbouwvereeni-
ging. Deze vereeniging krijgt niets van het Rijk, ook niet door
tusschenkomst van de gemeente, wanneer de plannen niet
voldoen aan de eischen van de inspectie van de Volksgezond
heid. Die stelt de eischen. Al heeft de heer Knuttel archi
tectonische wenschen en al zijn deze niet volledig tot haar
recht gekomen in dit bouwplan, dan zou ik hem toch in
overweging willen geven te stemmen voor dit voorstel.
Hij kan dan daarna gaan naar den Inspecteur van de
Volksgezondheid en hem zeggen: wanneer gij weer een bouw
plan moet goedkeuren, doe het dan als het is, zooals ik dat wil.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wil den heer de Lange
even antwoorden, want ik wil, waar het hier eene principiëele
zaak geldt, duidelijk zijn.
De heer de Lange stelt de zaak verkeerd voor.
Ik weet wel, hoe de verhouding is van het ingrijpen van
het Rijk en den Inspecteur van het Bouw- en Woningtoe
zicht. Ik weet echter ook, dat »de Eendracht" ook huizen zet
met toekenning van het Rijkssubsidie en onder goedkeuring
van het Bouw- en Woningtoezicht, die aan veel hoogere
eischen voldoen. Waar ik in het algemeen vind, dat de ge
meente er voor moet waken, dat niet onder voorwendsel van
den grooten woningnood het woningtype wordt verlaagd,
daar vind ik het zeer noodzakelijk, dat ik er van overtuigd
ben, dat dit hier niet het geval is. Ik zeg niet, dat ik in alle
gevallen zou weigeren mij te vereenigen met een voorstel tot
het bouwen van woningen van eene beperkte ruimte, waar
het woningen betreft, die zouden voldoen aan de behoeften
van een klein gezin.
Wat door U gezegd is over het ingrijpen van het Bouw
en Woningtoezicht heelt hier niets mede te maken, omdat de
bestaande huizen, die door Bouw- en Woningtoezicht zijn
goedgekeurd, woningen zijn van een beter type.
De heer van der Pot. M. d. Y. Ik wil niet gaarne eene
beslissing forceeren. De heer Knuttel heeft volkomen gelijk.
De stukken zijn te laat ingekomen. Ik zou den heer Knuttel
evenwel in overweging willen geven mede te gaan met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders. Als men weet,
wat een moeite het kost voor dat een dergelijk voorstel den
Raad kan worden voorgelegd en hoeveel het nog kost voor
dat men met bouwen kan beginnen, dan is iedere week uit
stel een week verlies. Ik kan den heer Knuttel verzekeren,
dat deze woningen, die ontworpen zijn in overleg met de
vereeniging en aan de bewoners er van voldoen, ook voldoen
aan redelijke eischen. Het is van den aanvang af de bedoeling
geweest van »de Eendracht" om, naast de reeds in aanbouw
zrjude woningen, woningen te bouwen van een iets kleiner
type voor menschen, die over een kleiner inkomen beschikken.
De heer Knuttel. M. d. V. Dan zal ik mij voor ditmaal
hier bij neerleggen, aannemend, dat het werkelijk zoo is, dat
de woningen aan redelijke eischen voldoen. Ik houd evenwel
aan mijn standpunt vast tegenover latere voorstellen van
Burgemeester en Wethouders.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het praeadvies besloten.
XXVI. Vaststelling van het kohier der Plaatselijke directe
belasting dienst 1919/1920.
(Zie Ing. Stukken No. 341.)
De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan mededöelen, dat, in
verband met de gemaakte wijzigingen, het eindcijfer van het
belastbaar inkomen is geworden f 18870150.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming be
sloten het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst
1919/1920 tot een totaal-bedrag van f 18870150.— vast te
stellen.
De Voorzitter. Heeft thans nog een der leden iets in het be
lang der gemeente in het midden te brengen?
De heer Kuivenhoven. M. d. V. Ik lees in de Gemeente
verordening, dat wanneer een los werkman 3 jaar als zoodanig
is geweest in dienst van de gemeente als vast wordt aange
steld.
Nu ken ik iemand, die 472 jaar in dienst der gemeente is
geweest en riu is ontslagen. Hij heeft gewerkt aan het Inva
lidenhuis.
Door den heer Koning is hij ontslagen en nu heeft hij geen
recht op den toeslag vanwege de gdmeente.
De Voorzitter. Wilt U mij het geheele geval schriftelijk
mededeelen, dan kan die zaak onderzocht worden.
De heer Kuivenhoven. Het betreft een zekeren Nieboer, die
41|,2 jaar in dienst van de gemeente is geweest. Mag hij zoo
maar worden ontslagen
De Voorzitter. Ik kan hier heusch niet op antwoorden;
doe Burgemeester en Wethouders Uwe vraag schriftelijk toe
komen.
De heer Knuttel. M. d. V. In het voorloopig verslag wordt
verwezen naar een praeadvies, dat zou zijn uitgebracht op
mijn voorstel betreffende parkaanleg. Ik vind, dat dat praead
vies zeer lang op zich iaat wachten.
De Voorzitter. Er wordt ons ook zooveel gevraagdzoo
spoedig mogelijk zal echter praeadvies worden uitgebracht.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik zou aan Burgemeester en
Wethouders eene vraag willen doen betreffende de toepassing
der belasting op de publieke vermakelijkheden. Het heelt
mijne aandacht getrokken, dat er op het Stadhuis geen vaste
lijn dienaangaande wordt getrokken.
De R. K. Missievereeniging, die gisterenavond weder eene
uitvoering heeft gegeven, werd voorheen vrijgesteld van het
betalen van deze belasting, blijkbaar omdat men vond, dat
zij uitsluitend een godsdienstig ot liefdadig doel beoogde.
Thans evenwel moest zij betalen. Ik pleit niet voor vrijstel
ling, maar ik zou toch wel willen, dat men ten Stad'huize
eene vaste lijn volgde, zoodat men niet den eenen keer vrij
stelling ontvangt en den anderen keer moet betalen, wanneer
het betreft eene uitvoering voor hetzelfde doel als voorheen.
Het kan zijn, dat Burgemeester en Wethouders niet dadelijk
mijne vraag kunnen beantwoorden. Ik houd mij evenwel
aanbevolen voor een antwoord bij gelegenheid.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik wil den heer Oostdam
gaarne even antwoorden. In de verordening staat, dat in
twijfelachtige gevallen men van de beslissing van den Controleur
kan gaan in beroep bij Burgemeester en Wethouders. Wan
neer dus ten onrechte betaling wordt gevorderd, dan kan
men in beroep gaan. Juist hedenmorgen hebben wij zoo'n ge
val nog behandeld, in welk geval tot teruggave is besloten.
Ik weet meestal niets van een geval af, vóórdat men in hoo-
ger beroep gaat, omdat de zaak dan door den Controleur
wordt afgedaan.
De heer Oostdam. M. d. V. Het is er mij alleen om te
doen, dat men eene vaste lijn zal volgen. Waar dit ook de
bedoeling is van Burgemeester en Wethouders zijn wij het
geheel met elkander eens. Ik zal te zijner tijd wel iets meer
van Burgemeester en Wethouders over deze kwestie vernemen.
De heer Bisschop. M. d. V. Totnogtoe zijn de broodkaarten
uitgereikt aan de Gasfabriek. Nu geschiedt dit in de Zwemplaats
op de Heerengracht. De ruimte daar is zeer klein, waardoor
het uitreiken van de broodkaarten heel wat oponthoud ver
oorzaakt. Een ander lokaal zou zeer wenschelijk zijn.
De heer Oostveen. M. d. V. Ik zou willen vragen, of het
Raadhuis niet wat beter zou kunnen worden bewaakt. Gisteren
avond heb ik hier loopen zoeken zonder evenwel iemand aan
te treffen. Ik ben geweest in de Raadszaal, in de Trouwzaal,
in de Leeskamer. Ik ben vertrokken zonder iemand te hebben
gezien. Kan het Raadhuis niet worden bewaakt?
De Voorzitter. Hoe is U binnengekomen