334 DONDERDAG 20 NOVEMBER 1919. XX. Voorstel tot aankoop, ten behoeve van de Volkshuis vesting, van de perceelen Sectie K Nis 7"26 en 705 en 3068, nabij den Zijlsingel en Sectie K Nis 1437, 1438, 1439 en 1444 ged. nabij jde Heerenstraat en tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (Zie lng. St. No. 340.) Dé beraadslaging wordt geopend. De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb met leedwezen van dit voorstel kennis genomen, omdat blijkt hoe verkeerd men de zaak heeft aangepakt, bij den vorigen bouw aan den Zijl singel. Men wist toen reeds, dat er verdere uitbreiding nood zakelijk zou zijn en niettegenstaande dat heeft men toen niet meer aangekocht, dan men op dat oogenblik direct noodig had met het gevolg, dat men thans voor die perceelen meer moet betalen dan anders het geval zou zijn geweest. Ik zie niet in, waarom voor het eene perceel f 2.50 is gevraagd, terwijl er nu voor het andere wordt gevraagd f 3.5Ó. Waar om heeft men vroeger deze perceelen niet aangekocht? Maar men is op het oogenblik bezig in de zelfde fout te vervallen. Men wil nu aankoopen het stuk, dat men op het oogenblik precies noodig heeft, waardoor het aangrenzend stuk grond later weer tegen veel grooter kosten zal moeten worden aangekocht. Wat is de reden, dat men niet een veel grooter stuk grond heeft aangekocht? Het is met den grond aan de ïïeerenstraat precies zoo. Daar kan men niet alleen dit stuk krijgen, maar een geheel complex, waarvoor men later veel meer zal moeten betalen. Waarom gaat men daar niet op in? Wij betalen op het oogenblik al genoeg tengevolge van de slechte grondpolitiek van den vorigen Raad. Hierdoor is Leiden in eene ongunstige conditie gekomen. Ik kan tot mijn spijt in dit voorstel alles behalve eene vooruitziende grond politiek van het College bespeuren. De heer van der Pot. M. d. V. Dat men in vroeger jaren geen vooruitziende grondpolitiek heeft gevoerd, dat kan in het algemeen zeker worden toegegeven, maar wanneer de heer Knuttel vraagt, waarom deze perceelen den vorigen keer niet reeds zijn aangekocht, toen de prijs vermoedelijk aanmer kelijk lager was, dan wil ik hierop antwoorden, dat wij dan feitelijk nooit de zekerheid zouden hebben, dat de prijzen rondom niet hooger zouden worden en wij dus zoo voordeelig mogelijk zouden hebben gekocht, alvorens wij alles in de rondte hadden aangekocht. Kort geleden lag er een plan gereed, dat voor uitvoering vatbaar was en toen hebben wij den grond aangekocht, die daarvoor noodig was. Er zou van dat bouw plan toen niet veel tot uitvoering zijn gekomen, wanneer men had moeten wachten, tot men eerst alle omliggende terreinen in zijn bezit had. Men vergete ook niet dat de grond niet altijd direct voor de uitvoering van bouwplannen te ge bruiken is. Men heeft dikwijls nog jarenlang het recht van huur van zoo'n perceel. In zoo'n geval acht ik het niet in het belang van de gemeente om zulk land tegen een hoogen prijs te koopen en het tegen een lagen prijs te moeten ver huren, met de bedoeling dat lar.d eerst over jaren te doen behouwen. Ik geloof niet, dat er in dit geval sprake is van opdrijving der prijzen. Dat de prijs van het land van den heer van Hoeken hooger is dan het andere, dat wordt, zoo hebben deskundigen mij verzekerd, voldoende gemotiveerd, door de hoogere ligging van het eerstbedoelde terrein. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming het voorstel aangenomen. XXL Verordening, houdende voorschriften, betreffende het register bedoeld in art. 437 van het Wetboek van Strafrecht. (Zie lng. St. No. 321). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Beraadslaging over artikel 1, luidende: »De goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwiel handelaar, uitdrager, opkooper of tagrijn is verplicht: 1°. het register, dat hij krachtens artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht moet houden, in te richten overeen komstig het bij deze verordening behoorende model; 2°. het titelblad van het sub 1°. genoemde register, voordat dit in gebruik genomen wordt, duidelijk leesbaar en vol ledig in te vullen, te onderteekenen en door den Commissaris van Politie te Leiden te doen waarmerken; 3°. het register duidelijk leesbaar en volledig in te vullen en in behoorlijk zindelijken toestand ongeschonden te bewaren; 4°. het register op de oneven bladzijden doorloopend te nummeren." De Voorzitter. De heer Oostdam heeft voorgesteld aan artikel 2 sub a toe te voegen de woorden: «welke ieder door den Commissaris van Politie te Leiden moeten zijn gewaar merkt". Tot mijn leedwezen heb ik de Commissie voor de Strafverordeningen er niet over kunnen raadplegen, of hier geen bezwaar tegen is. De bedoeling is, dat evenals bij het reeds uit anderen hoofde bestaande register der goudsmeden de eerste pagina wordt geteekend, terwijl de verdere pagina's worden geparapheerd. Mijn eenig bezwaar is, dat deze invoe ging beter op hare plaats zou zijn in artikel 1, omdat in ar tikel 1 de verplichting, om het titelblad te laten teekeneD, reeds rust op de goudsmeden enz.; in artikel 2 wordt eene dergelijke verplichting niet zoozeer opgelegd aan bepaalde personen. Wanneer de heer Oostdam goed zou kunnen vin den zijn amendement in te trekken, dan stel ik voor artikel 1 sub 2°. te lezen»het titelblad van het sub 1°. genoemde register, voordat dit in gebruik genomen wordt, duidelijk lees baar en volledig in te vullen, te onderteekenen en het, even als ook elk blad van het register, door den Commissaris van Politie te Leiden te doen- waarmerken." De heer Oostdam. M. d. V. Waar Uw voorstel hetzelfde beoogt als mijn amendement, trek ik mijn amendement in. Het aldus gewijzigde artikel 1 wordt daarop zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De Voorzitter. In artikel 2 moet het woord »Elk" worden veranderd in het woord «Het". Artt. 2 en 3 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXII. Verordening ter voorkoming van gevaar voor be gunstiging van misdrijven. (Zie lng. St. No. 321.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en daarop de gansche verordening worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming vastgesteld. XXIII. Vaststelling van het model van het register bedoeld in art. 1, sub 1° der verordening, houdende voorschriften betreffende het register, bedoeld in art. 437 van het Wetboek van Strafrecht. (Zie lng. St. No. 321.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt het door de Commissie voor de Strafverordeningen overgelegde model vastgesteld. XXIV. Voorstel tot het instellen van een eisch tot opvor dering en ontruiming van de perceelen Langegracht Nis 166 en 156 resp. tegen J. Simons en J. P. Pegt. (Zie lng. St. No. 343). De beraadslaging wordt geopend. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik geloof, dat het in deze zaak, tenminste wat Pegt betreft, berust op eene vergissing en dat deze zaak best zonder eenige moeite kan worden ge regeld. Het is voor Pegt eene onmogelijkheid om zich te ves tigen in het eerste het beste huis, .dat open komt met het oog op -zijn bedrijf. Deze man gaat beslist niet uit van de ge dachte ik zal maar wat de lijn trekken en trachten van de gemeente een financieel voordeel te verkrijgen. Burgemeester en Wethouders komen er op terug, dat de gemeente deze menschen voldoende schadeloos hebben gesteld. Ik geloof, dat dit gevoegelijk achterwege had kunnen blijven. Deze zaak is voorbij. Ik denk er wat anders over en ben van oordeel, dat deze menschen niets meer hebben ontvangen dan hun wer kelijk toekomt. Indertijd is aan dien man gezegd ge moet er uil. Hij wist geen raad en vroeg of er niet iets op te vin den zou zijn. Hij wist eene oplossing door het aan hem ge ven van een of twee van die kleine huisjes, waar hij dan tijde lijk zijn intrek zou kunnen nemen, totdat hij zijne gekochte woning zou kunnen betrekken. Hij heeft het er niet bij laten zitten, maar is er op uit gegaan. Het is hem gelukt een huis te vinden, al beantwoordt het ook niet aan het huis door hem thans bewoond, maar hij kon er nog niet zijn intrek in nemen voor Mei. Nu weet hij ook wel zeer goed, dat hij niet tot Mei kan blijven zitten in zijne tegenwoordige woning. Maar men kan het elkander toch wel zoo gemakkelijk moge lijk maken. Die man heeft als oplossing om een paar kleine huisjes van de gemeente gevraagd. Dat is goedgevonden en nu wordt beweerd, dat hij zou hebben gezegd: die huisjes zijn voor mij ongeschikt. Tot op den huidigen dag is deze man bereid zijn intrek te nemen in een paar van die leege huisjes, totdat hij in zijne eigene woning terecht kan. Dit zou de gemeente niets hinderen, want het is haar te doen om zijn werkplaats. Hij kan deze ontruimen en zijne zaak overbren-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 12