213
in overweging aan genoemden heer eervol ontslag te verleenen
als lid van het Bestuur dier instelling, onder dankbetuiging
voor de vele en goede diensten gedurende vele jaren aan die
inrichting bewezen.
Wij' bieden IJ hierbij tevens aan het door het Bestuur der
Stedelijke Werkinrichting, overeenkomstig art. 4 van het
Reglement voor die instelling, ingezonden dubbeltal ter be
noeming van een nieuw bestuurslid.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 4 November 1919.
In antwoord op Uwe geeerde missive dd. 24 October j.l.
No. 2/58, onderwerp «Ontslag lid van het bestuur der Stedelijke
Werkinrichting'', hebben Bestuurderen van voornoemde in
richting de eer U mede te deelen, dat zij het aangevraagde
ontslag door den Heer P. J. Mulder, die vele jaren zijn trouwe
diensten aan de inrichting heeft bewezen, eerbiedigen.
Ingevolge daarvan biedt het Bestuur voor benoeming van
een nieuw Lid van het College, het ondergenoemd dubbeltal aan.
1°. de lieer A. L. RE1MER1NGER,
2°. Dr. MURK JANSEN.
J. G. v. d. Sluijt, Voorzitter.
Aan Edelachtb. Heeren Burgemeester en
Wethouders van Leiden.
Leiden, 15 October 1919.
Aan H. H. Burgemeester en Wethouders
Gemeente Leiden.
Edelachtb. Heeren,
Met dezen verzoekt ondergeteekende ontslag als lid van het
Bestuur der Stedelijke-Werkinrichting, alhier.
Hoogachtend,
Uw dienstw. dr.
P. J. Mulder.
N°. 336. Leiden, 14 November 1919.
Wij hebben de eer U de volgende voordrachten aan te
bieden voor de benoeming van eene onderwijzeres aan de
openbare school der 3e klasse, No. 3, ter vervulling van de
vacature, welke is ontstaan door het vertrek van Mej. M.
M. Vrijhoff en van twee onderwijzeressen aan de openbare
school der 3e klasse, No. 5, ter vervanging van de heeren
A. Moene en H. Zuiderbaan, aan wie, resp. met ingang van
24 September en 1 November 1919, eervol ontslag werd
verleend.
School 3e klasse No. 3.
1°. Mej. M. C. MARKS, onderwijzeres te Voorschoten;
2°. Mej. G. C. BROEZE, tijdelijk onderwijzeres aan de O. L.
school der 2e klasse voor jongens en meisjes, No. 2,
te Leiden;
3°. Mej. J. W. KOORENHOF, tijdelijk onderwijzeres aan de
O. L. school der 4e klasse, No. 2, te Leiden.
School 3e klasse No. 5 {vacature-Moene).
1°. Mej. A. J. BINK, tijdelijk onderwijzeres te Alphen a/d. Rijn
2°. Mej. J. G. BE BRUIN, tijdelijk onderwijzeres aan de
O. L. school der 3e klasse, No. 3, te Leiden
3Ö. Mej. P. J. VAN KONIJNENBURG, tijdelijk onderwijzeres
aan de O. L. school der 3e klasse, No. 5, te Leiden.
School 3e klasse No. 5 {vacature-Zuiderbaan).
1°. Mej. L. VAN DEN BRANDER, tijdelijk onderwijzeres aan
de O. L. school der 2e klasse voor jongens en meisjes,
No. 2, te Leiden;
2°. Mej. J. TH. M. SCHOONDERGANG, tijdelijk onderwijzeres
aan de O. L. school der 3e klasse, No. 8, te Leiden;
3°. Mej. C. E. VAN PARREEREN, tijdelijk onderwijzeres
aan de O. L. school der 2e klasse voor jongens en meisjes,
No. 3, te Leiden.
Onder mededeeling, dat de adviezen van den Arrondissements-
Schoolopziener en de berichten van de Hoofden der betrokken
scholen in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in
overweging tot de benoemingen over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 337. -Leiden, 14 November 1919.
Voor de benoeming van een onderwijzer aan de openbare
lagere school der 3e klasse, No. 4, ter vervulling van de vaca
ture, welke is ontstaan door het ontslag verleend aan den
heer B. Kranen en voortdurende door de intrekking, op
3 April 1919, van het raadsbesluit van 30 Juli 1914, waarbij
de heer H. P. Hoestra benoemd werd tot onderwijzer aan
deze school (zie Ingek. Stukken No. 70 van dit jaar), hebben
wij de eer U de volgende voordracht aan te bieden:
1°. P. SNEEUW, tijdelijk onderwijzer aan de O. L. school der
3e klasse, No. 6, te Leiden;
2°. F. HENNEMAN, onderwijzer aan de O. L. school te Voor
hout;
3°. H. VAN LEEUWEN, tijdelijk onderwijzer te 's-Gravenhage.
Onder mededeeling, dat deze voordracht is opgemaakt in
overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na inge
wonnen bericht van het Hoofd der school, en dat de desbe-
trelfende stukken in de Leeskamer ter inzage zijn nedergelegd,
verzoeken wij U thans tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 338. Leiden, 14 November 1919.
Bij nevensgaand schrijven verzoekt Mej. M. J. A. Weijers
eervol ontslag als onderwijzeres aan de O. L. school der 3e
klasse, No. 8, alhier.
Tegen inwilliging van dat verzoek bestaat bij ons College
geen bezwaar en wij geven U derhalve in overweging aan
Mej. M. J. A. Weijers, op haar verzoek, eervol ontslag uit
hare hierboven bedoelde betrekking te verleenen en dat ont
slag te doen ingaan op 1 Januari 1920.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 5 November 1919.
Ondergeteekende Weijers, Maria, Johanna, Agatha, wonende
Jan van Houtkade 16&, alhier, heeft de eer U te verzoeken
om haar eervol ontslag te willen verleenen als onderwijzeres
aan de O. L. S. 3de klasse No. 8 wegens a.s. huwelijk en wel
ingaande met 1 Januari 1920.
Hetwelk doende enz.
M. J. A. Weijers.
Aan heeren Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leiden.
N°. 339. Leiden, 14 November 1919.
In verband met het weldra eindigen van de ondershandsche
opdracht tot invordering van de bruggelden aan de Zijl- of
Spanjaardsbrug, laatstelijk krachtens raadsbesluit van 16
Januari j.l. (Ingek. Stukken No. 12) gedurende het jaar 1919
opgedragen aan J. de Graaf te Leiderdorp tegen eene door
de gemeente te betalen vergoeding van f 1250, met dien ver
stande, dat na de verhooging der bruggelden de helft van de
daardoor verkregen meerdere ontvangsten aan de gemeente
zou worden uitgekeerd, heeft op 27 October eene openbare
verpachting van die invordering gedurende de jaren 1920,
1921 en 1922 plaats gehad.
Ofschoon ons College verwacht had, dat met het oog op
het drukkere scheepvaartverkeer zich ditmaal meer gegadigden
zouden aanmelden en dat deze ook bereid zouden blijken eene
pachtsom aan de gemeente te betalen, was dit niet het geval.
Slechts drie inschrijvers zonden een biljet in, terwijl van die
drie biljetten nog een tweetal ongeldig moest worden verklaard,
aangezien zij niet aan de in de verpachtingsvoorwaarden ge
stelde eischen voldeden.
De derde inschrijver J. A. Vreeburg, landbouwer alhier, ver
klaarde zich bereid op de gestelde voorwaarden voor de
bediening van de brug en de invordering der bruggelden ge
durende 3 jaren zorg te dragen, mits hem bovendien nog een
bedrag van f 975 per jaar door de gemeente werd uitgekeerd.
Ook op deze aanbieding meenden wij niet te moeten ingaan.
Thans is de gemeente verplicht aan den heer de Graaf een
bedrag van f 1250, verminderd met f 400 wegens verhooging
der bruggelden, d. i. dus f 850, toe te betalen. Bij gunning
aan den heer Vreeburg zou de gemeente dus nog een grootere
som dan thans moeten bijpassen. Ons daartoe gedurende 3