266
DONDERDAG 46
OCTOBER 1919.
praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het adres
van de Moderne Bonden van Overheidspersoneel, verzoekende
o.a. een uitkeering in eens aan alle meerderjarige ambtenaren
groot ƒ200 en alle minderjarige en inwonend personeel van
Endegeest enz. groot ƒ100;
dat ondergeteekenden bij schrijven d.d. 1 October 1919 aan
B. en W. en aan den Raad adhaesie aan dit verzoek hebben
betuigd
dat zij tot hun groote teleurstelling in genoemd praeadvies
de beslist ontoereikende voorstellen van Burgemeester en
Wethouders hebben gelezen
dat zij nogmaals onder Uwe aandacht brengen dat de
achterstand onder de ambtenaren zeer groot is, dat deze
achterstand ook door het tijdelijk personeel gedeeld wordt
redenen waarom zij U met den meest mogelijken aandrang
verzoeken de, in het in den aanvang genoemde adres, gevraagde
uitkeering in eens wel te doen, subsidair bij het bepalen van
een loongrens deze niet lager te stellen dan ƒ4000 en geen
ouderscheid te maken tu6schen vast-, tijdelijk- en los personeel.
't Welk doende
Het Bestuur van de Afd. Leiden
van den Bond van Technici
C. J. Nieboer, Voorzitter
C. van der Hoogt, Secretaris
Zal worden behandeld bij punt 16 der agenda.
16°. Adhaesiebetuiging van den Chr. Besturenbond aan het
adres van de Nederl. Vereeniging van Chr. Kantoor- en
Handelsbedienden, in zake wijziging van de Verordening op
de winkelsluiting.
Zal worden gevoegd bij de desbetreffende stukken, welke
ter visie liggen.
17°. Adres van de Gemeentewerkliedenvereeniging »Recht
en Plicht" naar aanleiding van het voorstel betreffende de
uitkeering in eens aan het gemeentepersoneel en tot wijziging
van hun adres van 6 September 1919 inzake loonsherziening.
Dit stuk luidt als volgt
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edel Achtbare Dames en Heeren
Ondergeteekenden, Tjabrink Struik en Abram Zwart, resp.:
Voorzitter en Secretaris der Gem. Werklieden Vereeniging
Recht en Plicht", gevestigd te Leiden ten huize van laatst
ondergeteekende Utr: Jaagpad 70, goedgekeurd bij Kon. Besluit
van 23 Juli 1902, No. 41 (Stbl 191);
geven met verschuldigden eerbied te kennen:
dat zij kennis hebben genomen van het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan Uwen Raad in zake de uitkeering
ineens van ƒ100 aan Werklieden Politie en kleine Ambtenaren,
dat hoewel door dit voorstel de achterstand wel eenigzins
maar niet voldoende wordt ingehaald,
dat zij zich daarom tot U Édel Achtbaren wenden met het
beleefd verzoek om in hun adres van 6 September 1919 te lezen
1 October 1919 in plaats van 1 Juli 1919, en ook van deze
uitkeering te doen genieten het losse personeel, daar toch
voor dezen de toestand even benard is als voor het vaste
en ten slotte de loonsregeling, zoo mogelijk, te behandelen
vóór 1 Januari 1920.
Adressanten doen U deze verzoeken met het volste ver
trouwen op Uwe welwillendheid en verblijven
Met de meeste hoogachting
Van U Edel: Achtb: de dienstw: dien:
P. Struik, Voorzitter
A. Zwart, Secretaris.
Leiden, 14 October 1919. Utr: Jaagpad 70
Zal worden behandeld bij punt 16 der agenda voor zooveel
de uitkeering in eens betreft en verder worden gesteld in
handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies ter
behandeling bij georganiseerd overleg.
18°. Verzoek van de Vereeniging »Schoolkindervoedirig" om
beschikbaarstelling van een lokaal der school 3e klasse No. 1,
voor de verstrekking van maaltijden.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
19°. Begrootingen voor 1920 van het Geref. Minne- of Arme
Oude Mannen- en Vrouwenhuis en van het H. G. of Arme
Wees- en Kinderhuis.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
20°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting.
Worden gesteld in handen der Reclame-commissie.
21°. Motie van de op 14 October j.l. gehouden vergadering,
uitgaande van het Comité uit de moderne Bonden van Over
heidspersoneel, in zake de toekenning van een uitkeering in
eens aan het gemeentepersoneel.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
22°. Amendement van den heer Sijtsma op het voorstel in
zake de toekenning in eens aan het gemeentepersoneel.
Zal worden behandeld bij punt 16 der agenda.
23°. Wijziging van het voorstel van de heeren de la Rie,
van der Zeeuw en Dubbeldeman, in zake de vaststelling van
den gasprijs.
Zal worden behandeld bij punt 18 der agenda.
24°. Verzoek van de Vereeniging »de Ambachtsschool" om
verhooging der voor 1919 toegestane subsidie.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
25°. Voorstel van den heer Dubbeldeman betreffende de be
noeming van een Commissie van onderzoek inzake het ontslag
van de brugwachters Rietkerken en van Putten.
Dit voorstel luidt als volgt:
De Raad, gehoord de discussie naar aanleiding van het
adres der ontslagen brugwachters Rietkerken en van Putten
en gezien het antwoord van B. en W. op de aangenomen
motie in onze vergadering van den 25sten September j.l.,
besluit uit haar midden een commissie van vijf personen te
benoemen, die met B. en W. een nieuw onderzoek zullen
instellen naar het al of niet gemotiveerd zijn van het ontslag
van genoemde brugwachters.
M. Dubbeldeman.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Met een enkel woord
wensch ik mijn voorstel toe te lichten. Het spreekt vanzelf,
dat ik geen genoegen kan nemen met het antwoord en het
besluit van Burgemeester en Wethouders betreffende de motie
in de laatste vergadering door den Raad aangenomen, om
deze naast zich neder te leggen. In de vorige vergadering heb
ik gezegd ik behoef niet alles te herhalen ik weetniet,
wie van beide partijen gelijk heeft, maar ik wensch, dat eene
Commissie dit zal onderzoeken en daaromtrent mededeeling
zal doen aan den Raad. Ik ben thans zoo gelukkig iets meer
van de zaak te weten en ik dring er dan ook bij den Raad
op aan mijn voorstel, dat zal worden ondersteund, aan te
nemen. Wat ik omtrent deze zaak heb gehoord, doet voor
mij de maat overloopen.
Het onderzoek heeft plaats gehad door 3 Wethouders, de
heeren Bots, vari der Lip en van der Pot. Wanneer ik goed
ben ingelicht, dan is het aldus daarmede gegaan. Men is, zoo
hebben de ontslagen brugwachters mij verzekerd, afgegaan
op het onderzoek door een agent van politie ingesteld. Nu
zal ieder toegeven, dat het toch wel een vreemden indruk
maakt, wanneer men hoort, dat door een agent van politie
verslag wordt uitgebracht en dat de twee ontslagen brug
wachters worden gehoord, maar niet in tegenwoordigheid van
dien politieagent. Éen van de brugwachters is geschorst en
de ander is na het onderzoek direct ontslagen. De een moest
verschijnen in burger, de ander in uniform. Men vraagt zich
af: is dat de methode om eene dergelijke zaak te behandelen?
Wat voor bezwaar hebben Burgemeester en Wethouders tegen
het instellen van eene Commissie? Wij hebben niet gezegd,
dat Burgemeester en Wethouders verkeerd gehandeld hebben
wij hebben gezegd: de menschen beklagen er zich over, dat
zij onheusch zijn behandeld geworden. Stel ons nu in de
gelegenheid deze zaak te onderzoeken. Het zou natuurlijk
mogelijk zijn, dat de Commissie kwam tot de conclusie, dat
Burgemeester en Wethouders verkeerd gehandeld hebben.
Dat zou heel goed mogelijk zijn, want Burgemeester en Wet
houders zijn ook maar menschen. Ik had dan ook liever
gezien, dat Burgemeester en Wethouders de motie niet naast
zich hadden neergelegd. Nu Burgemeester en Wethouders
evenwel den wensch van den Raad aan hun laars hebben
gelapt, nu ben ik wel genoodzaakt dit voorstel te doen.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb het woord niet gevraagd
over het voorstel van den heer Dubbeldeman, maar omdat