DONDERDAG 16 OCTOBER 1919. 291 van den desbetreffenden begrootingsstaat wordt aangehouden tot een volgende vergadering. De behandeling der punten 17, 18 en 19 der agenda worden aangehouden tot een volgende vergadering. De Voorzitter. Ik verzoek den heeren erop te willen re kenen, dat vandaag over een week weer vergaderd zal worden. Dan komt het eerst aan de orde punt C van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Verlangt thans nog iemand het woord in het belang der gemeente? De heer van Weeren. M. d. V. Naar aanleiding van het feit, dat door verschillende Gemeentebesturen een regeling is getroffen waardoor het mogelijk is dat voor de ingezetene Amerikaarische schoenen tegen een matigen prijs beschikbaar kunnen worden gesteld, zou ik gaarne vernemen of door Burgemeester en Wet houders ook een zoodanige regeling ge troffen zal worden? De Voorzitter. Ik geloof te mogen zeggen, dat met de gemeente Amsterdam wij hier het eerst bij zijn geweest. Ik meen, dat de schoenen reeds zijn gearriveerd te Rotterdam. Het is een proefbestelling van 2000 paar. Wanneer die in den smaak vallen, dan zullen wellicht meerdere paren worden besteld. De heer Kuivenhoven. M. d. V. Ik zou U willen ver zoeken maatregelen te treffen ten behoeve van eene doeltref fende suikerdistributie. De Voorzitter. De gemeente treft in deze zaak in het geheel geen schuld. Ik wil Uwe vraag evenwel beantwoorden, omdat ik er op gesteld ben, zooveel mogelijk inlichtingen te geven. De schuld ligt hier mijns inziens voor een groot deel aan Centraal-Suiker. Toen de nood dreigde heb ik direct bij een grossier een 40 balen in beslag laten nemen. Daarmede kon den wij echter nog weinig doenhet was slechts een druppel op een gloeiende plaat. Maar ik heb werkelijk niet stilge zeten. Ik heb dagelijks getelegrafeerd en getelefoneerd, en nu heb ik pas antwoord gekregen. Op het oogenblik zijn er een massa balen suiker in de gemeente aangekomen. Ik kan dus zeggen dat ik op dat punt werkelijk diligent ben geweest. De heer Kuivenhoven. De regeling van het bonnenstelsel is mijns inziens ook zeer ongewenscht. Er zijn grossiers ge weest, die vier weken moesten wachten op de bonnen en dat is naar mijne meening onbillijk, want er zijn veel krui deniers, die niet zooveel geld in hun bezit hebben om zoo veel voor te kunnen schieten. Voor elke baal moeten zij meen ik f 60.betalen. Zouden er van gemeentewege nu niet maatregelen kunnen worden getroffen, om daarin te voorzien? De Voorzitter. Op dat punt ben ik ook diligent geweest. Ik heb om mijn eigen houtje maar den maatregel genomen, dat de grossiers in afwachting van de Rijksregeling op de bonnen geld krijgen. Dat kost de gemeente misschien wel wat aan renteverlies, maar ik meende dat het toch wel wenschelijk was om daarin te voorzien. De kwestie is aldus. Een baal suiker kost f 90.en nu wordt er f 30.in den vorm van een bon gegeven. Wanneer de grossiers voor hun geld direct weder andere suiker willen koopen, dan kunnen zij dat slechts voor 2A doen, want de f 30.krijgen zij in den vorm van een bon. Duurt dat voort, dan kunnen zij achtereenvolgens maar koopen 2/3 van 2/3 van die hoeveelheid enz. En om nu de zaak op te laten schieten, heb ik een maatregel getroffen, dat de grossiers direct geld op die bonnen krijgen. Het was een quaestie die voortgang moest hebben. Tegelijkertijd kunnen wij natuurlijk bij de Regeering aandringen op verbetering in den toestand, want dit is een zaak, die eigenlijk niet op den weg van de gemeente ligt; de gemeente treedt hier nu als het ware op als bankier van het Rijk, wat op den duur ongewenscht is. Mevrouw BaartBraggaar. M. d. V. Ik heb gisteren eene vraag tot Burgemeester en Wethouders gericht inzake den prijs van de groenten. Ik zou gaarne in het openbaar een antwoord van U daarop ontvangen. De Voorzitter. Ik kan U daarop nog geen antwoord geven. Ik heb die vraag direct opgestuurd aan Dr. van Eek, en heb dus Uw vraag niet naast mij neergelegd. Het is mogelijk, dat het niet altijd in den smaak valt, hetgeen ik in zake distributie, volksvoeding, enz. verricht, maar niemand zal mij ten laste leggen, dat ik niet direct werk maak van zaken, die men onderzocht wenscht te hebben, en die de bevolking kunnen helpen. Maar ik kan Mevrouw Baart—Braggaar op het oogenblik op die vraag nog geen antwoord geven. Mevrouw BaartBraggaar. Het is een feit, dat men kan zien, dat de particuliere handelaren wel rekening houden met de prijzen, die van gemeentewege worden vastgesteld, maar dat tracht men te verhalen door een wat hoogeren toeslag op de andere groenten, die niet van gemeentewege worden verstrekt. De Voorzitter. Met allerlei belangen moet ik rekening houden, maar woekerwinsten vinden zeker wel den grootsten vijand in den Voorzitter van Uwen Raad. Niemand meer het woord verlangende wordt de vergade ring gesloten. Te Beiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOOM.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 31