280 DONDERDAG 10 OCTOBER 1919. volk is ontevreden over de regeering, maar de regeering is ook ontevreden over het volk. Het volk heeft de regeering toch door domme stakingen en andere tegenwerking in haar noodzakelijken arbeid gehinderd. Het is waarlijk geen genoegen om in deze revolutietijden in een regeering te zitten, en zich in allerlei grove'termen te laten uitschelden," zegt hij. De verklaring van dezen toestand geeft ons de sociaal democratische Minister Wissell op het Congres te Weimar. Hij oefende scherpe critiek uit over de wijze, waarop de partij in de laatste tien jaren haar propaganda had gevoerd. Hij zeide: «Wanneer het ons niet gelukt den materiahstischen geest in ons volk te beperken, gaan we ernstige tijden tege moet. Er zijn partijgenooten, die in het socialisme niets anders zien dan het streven naar economische verbeteringen; niet ook het zedelijke princiep. Aan deze opvatting hebben ook wij schuld. Wij hebben bij onze agitatie de economische krachten eenzijdig belicht. Alle streven was gericht op gewindaardoor zijn de zedelijke principen op den achtergrond geraakt. Wij kunnen de behoefte der massa aan een innig en levensinhoud niet bevredigen. De sociaal-democratische propaganda treedt niet op voor een nieuwe en betere maatschappij, waarin allen slechts bezield zijn door een groot ideaal: werken voor de gemeenschap, als het moet met terzijde stelling van persoonlijke materieele belangen. Neen, zij speculeert vooral op de zelf zucht, op het groepsegoïsme, op de begeerte naar stoffelijk goed. Het materialisme is troef. De sociaal-democratische propaganda levert politiek succes op." Gelijk daar, zoo is ook hier het optreden der socjaal-demo- craten in Kamer en Raden heel dikwijls door de tactiek van overbieden en overvragen, slechts op kiezersvangst' berekend. Op het genoemde Congres te Weimar werd door den sociaal- democratischen Minister Noske het volgende gezegd: «Wij kunnen de ongelooflijke looneischen niet dulden, ons van alle kanten geëischt. Het zal niet eens mogelijk zijn, aan alle gerechtvaardigde eischen van de oorlogsinvalieden te voldoen. Duitschland is bankroet en binnen enkele weken zullen wij economisch zoo gekneveld zijn, dat alleen een dom kop of een schaamtelooze demagoog de looneischen verder kan ondersteunen. Ik mis bij een groot aantal partijgenooten helaas den moed voldoenden tegenstand te bieden tegen dergelijke exorbitante eischen. Van de regeering is verlangd de hooge salarissen te annu- leeren en geen pensioenen meer te betalen. Toen onlangs een ambtenaar van mijn ressort met een academische opleiding een duurtetoeslag kreeg van 600 'mark, heeft men mij aan gevallen en gevraagd, hoe ik er toe kwam de dragers van het oude régime te ondersteunen. Ik kon den vrager, lid van een arbeidsraad, antwoorden, dat de 53 leden van dezen raad 14.000 mark toelage per jaar kregen, behalve hun vast salaris. Een admiraal kreeg per dag 12 mark reis- en verblijfkosten. Daarover beklaagde zich een lid van een marineraad. Ik zei hem, dat hij zelf meer kreeg, waarop de man antwoordde: dat hem dat niets aanging! Moet het zoover komen, dat chefs van de afdeelingen in de ministeries slechter betaald worden dan de portiers?" In gelijken geest heeft zich kort geleden de socialist Dr. van der Waerden uitgelaten in »Het Volk". Hij begint met uiteen te zetten, »dat de wereldoorlog met zijn verschrikkelijke ge volgen niet alleen de productie uit haar evenwicht hebben geslagen, maar ook de geesten. Het besef dat er geproduceerd dat er gewerkt moet worden, is verzwakt. Men begrijpt niet, dat de wereld verarmd is, en dat de strijd om beter eerst succes kan opleveren, naarmate de reusachtige tekorten door algemeene productie op ongekende schaal zijn aangevuld." Hij zegt verder: »Wij staan voor enorme problemen. Eén ding is vooral klaar: dat wij bij voortgang van loonsver- hooging enz. er niet kunnen komen. Ja, dat wij er ons op die manier steeds dieper inwerken. Het zou struisvogelpolitiek zijn zonder meer door te gaan met het stellen van nieuwe eischen, zonder dat daarnaast werd uiteengezet zonder de zinnen met ijdele ver wachtingen te begoochelen hoe wij den wagen op het hellend vlak tot staan kunnen brengen, om hem dan te richten naar beteren koers." Onder meer geeft Dr. van der Waerden ook het volgende te lezen: «Wanneer al de bezittingen, verminderd met een zeker percentage als schadevergoeding, morgen aan den dag aan de gemeenschap kwamen, en er niets anders gebeurde, dan zou de lang ver wachte hemel op aarde alleen bestaan in de massa smart eener verloren illusie." Ik laat de socialisten spreken, omdat, wanneer ik het zeg, het de taal der kapitalisten zal genoemd worden, al ben ik geen kapitalist. En wat nu de practijk aangaat van het op treden van een socialistisch bestuur. Met groote belangstelling is het oog destijds vooral gericht op Zaandam, om de heerlijke vrucht van het socialistisch regime te aanschouwen. In 1913 kregen de socialisten aldaar in het gemeentebestuur de meer derheid, en zij hebben die behouden tot 1919. Toen had men er genoeg van. De Zaanlandsche Courant geeft aangaande dit bestuur onder meer het volgende. „In 1913 hebben de socialisten het bestuur der gemeente overgenomen met een tekort van ƒ87000.De gemeentekas wordt nu door hen achtergelaten met een tekort van 1.065.000. voor den dienst van 1920. In 1913 brachten de belastingen naar het tegenwoordige percentage ƒ245.000.op. Gedurende de zes jaren van het bestuur der socialisten is door de burgerij opgebracht aan belasting ƒ2 893.500, dat is meer dan het dubbele van wat in 1913 naar evenredigheid betaald werd. De Zaanlandsche Courant berekent dan ook het feitelijk tekort over de zes jaar van het socialistisch bestuur verre over de ƒ2.000.000.Met tonnen is daarenboven de schuldenlast toegenomen, zoodat het bankroet der gemeente nabij is. Dat is het gevolg, wanneer men maar uitgeeft, zonder de bronnen te bezitten, die het noodige geld verschaffen. En waar men het thans ook in Leiden die richting tracht uit te sturen, daar moet ik toch ernstig waarschuwen voor de bittere gevolgen die op dien weg ook hier niet zullen kunnen uitblijven. Het is noodzakelijk dat daarmee rekening wordt gehouden ook bij de beslissing aangaande de zaken, die hier thans aanhangig zijn, wanneer wij Leiden niet tot een onbewoonbare plaats willen maken. Zuinigheid met overleg en vlijt zijn alleen in staat om ons door de bestaande ellende heen te helpen. De zinnen daarop te doen lichten in onzen tijd van geestverwarring is de taak ook van Burgemeester en Wethouders van Leiden, tot heil van de samenleving, zoowel voor hen, die wat bezitten als voor de arbeiders. De heer Knuttel. M. d. V. Ik wensch den heer Peraeven te antwoorden. Ik heb den heer Pera met genoegen gehoord en wel hierom omdat thans waarschijnlijk voor het eerst hier in Leiden eene politieke rede is< gehouden, die het be ginsel betreft. Ik wensch dit vast te .leggen als een antece dent, dat wij te zijner tijd zullen kunnen gebruiken, om ons recht op te eischen. Ten onrechte heeft de heer Pera gesproken over het commu nisme in verband met Duitschland. Het communisme heeft daar nooit de macht in handen gehad. Dat de zaak voor de arbeiders in Duitschland is vastgeloopen en dat de Regeering in Duitsch land veel, mijns inziens te weinig, te stellen heeft met de arbeiders, is hierin gelegen, dat de Regeering niets heeft tot stand gebracht, wat maar naar socialisme zweemt, maar het kapitalisme in volle uitgebreidheid heeft gehandhaafd. Dat de arbeiders zich daartegen verzetten, spreekt van zelf. De heer, Groeneveld. M. d. V. Het verwondert mij dat de heer Pera deze rede heeft gehouden bij dit onderwerp. Ik meen dan ook, dat hij daarmede geheel buiten de orde is geweest. Ik zal dan ook niet ingaan op wat de heer Pera heeft gezegd. Wanneer men een feuilleton voorleest, dan is het niet zoo gemakkelijk alles te volgen, vooral niet wanneer men zijn rede heeft opgeschreven en alle gegevens tot zijne beschikking heeft, terwijl de hoorders geheel onvoorbereid waren. Ik wil alleen iets zeggen over hetgeen de heer Pera heeft gezegd over Zaandam. Hij beweert dat het daar een wan beheer is. De partijgenooten van den heer Pera in Zaandam verklaren echter dat het beheer van die gemeente uitnemend is. Zijn wetenschap zal de heer Pera waarschijnlijk hebben gehaald uit de Christelijke plattelandspers, maar in den Raad van Zaandam heeft op een vraag van Wethouder Duys, hetanti- revolutionnaire raadslid de heer Baas,, geantwoord: dat hij wel dagwerk zou hebben indien hij al de leugens van die pers over het beheer van Zaandam, wilde tegenspreken. De heer van der Pot. Om terug te komen op de eerste rede van den heer Knuttel, wil ik beginnen met enkele bij opmerkingen van hem te beantwoorden. Hij is aangevangen met mijn betoog te bestrijden dat het zoo'n groot voordeel zou bieden wanneer de woningen in overleg met de woningbouwvereenigingen werden gebouwd, omdat daarbij rekening wordt gehouden ook met de behoef ten van de aanstaande bewoners. Daarentegen heeft hij aan gevoerd dat door de uniformiteit het streven om met de individueele behoeften rekening te houden niet zou blijken. Maar ik moet in dit verband er op wijzen, dat wij geen plannen hebben gehad, of daarbij waren toch steeds meerdere typesin vertegenwoordigd. Wanneer men voorts de verschil lende plannen naast elkaar legt, ziet men daarin groote ver schillen, waarbij het individueele van de vereeniging blijkt. Dat daarbij ook rekening is gehouden met de fmancieele eischen, gesteld door het Rijk, ligt voor de hand omdat het Rijks voorschot niet verleend worden zou, als bepaalde voorwaarden werden voorbijgezien. In de tweede plaats heeft de heer Knuttel in antwoord op mijn betoog, dat een spoediger woningbouw niet zou worden bevorderd, wanneer naast de vereenigingen ook de gemeente

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 20