DONDERDAG 16 OCTOBER 1919.
277
Wat het eerste punt betreft moet ik zeggen, dat het op eene
dwaling berust te rneenen, dat, wanneer de gemeente besloot
tot den bouw van 1000 woningen, deze binnen betrekkelijk
korten tijd gereed zouden zijn. Men vergeet, dat de plannen
voor die woningen worden gemaakt door dezelfde takken van
gemeentedienst, die betrokken zijn bij de voorbereiding dei-
plannen van de woningbouwverenigingen. Waar die zelfde
diensten in den zelfden tijd niet tweemaal zooveel werk kunnen
verrichten als nu, daar zal het bouwen van gemeentewege
op zichzelf niet leiden kunnen tot grooter bespoediging. Er
komt nog bovendien bij, dat het uitvoeren van de plannen
van den heer Knuttel het werken van de bouwverenigingen
zelfs zou bemoeilijken. Wij weten hoe weinig grond de gemeente
voor dit doel beschikbaar heeft. De grond, die de gemeente
op het oogenblik bezit, zal zoo goed als geheel benoodigd zijn
voor de uitvoering van de plannen, die op het oogenblik aan
hangig zijn of waaromtrent reeds besprekingen worden gevoerd.
Wanneer deze grond nu zou moeten worden gebruikt voor
den bouw van gemeentewoningen, dan zullen de woningen
van de woningbouwverenigingen niet tot stand kunnen komen.
Wanneer men daarentegen grond voor deze woningen zou
willen aankoopen, dan zou het vermoedelijk zeer moeilijk
blijken dezen te verkrijgen, vooral als men grond wil hebben,
die vrij van huur is, en zoo niet, dan zal men na afloop van
de onderhandelingen toch hebben te wachten tot de huuitijd
is verstreken.
Nu heeft de heef Knuttel gezegd, dat de gemeente in staat
is woningen te bouwen, die aan hoogere eischen voldoen. In
verband daarmede heeft de heer Knuttel eene uitdrukking
gebezigd ten opzichte van de woningen door de bouwver-
eenigingen gesticht, waartegen ik ten zeerste moet opkomen.
Ik protesteer tegen de qualificatie van de woningen aan het
Kooiterrein, waarvan de heer Knuttel zegt, dat dit krotten
zijn. Een gedeelte dier woningen is weliswaar klein, maar
het gaat toch niet aan deze te vergelijken met krotten in de
binnenstad. Wat betreft de ligging, het hebben van een stuk
grond, de indeeling der woningen enz., staan ze daar een
verbazend eind boven, zelfs bij vele matig-goede woningen in
de stad vergeleken, mag men nog van een kolossalen voor
uitgang spreken. Ook mijns inziens zijn die woningen klein,
maar het. is de bedoeling geweest hier te bouwen voor de
kleinste beurzen. En nu weet de heer Knuttel ook wel, dat,
als men bouwen wil voor de kleinste beurzen, dit niet eene
zaak is, die de gemeente geheel in handen heeft maar dat
wegens de financieele medewerking van het Rijk getracht
moet worden den bouw zoo economisch mogelijk te maken.
Men kan natuurlijk van gevoelen verschillen, of men in dit
opzicht hier te ver is gegaan of niet. Ik voor mij geloof echter,
dat hier terecht eene poging is gedaan om voor de kleinste
beurzen eene nog behoorlijke woning te bouwen. En wanneer
men de qualificatie: «krotten", bedoelde uit te strekken tot de
woningen van de andere bouwvereenigingen, dan gaat deze
nog veel minder op. Men moet maar eens gaan bezien de
woningen, die in aanbouw zijn van de woningbouwvereniging
»de Eendracht", waarvan een gedeelte dezen winter nog klaar
had kunnen zijn, ware er dezer dagen niet eene staking uit
gebroken.
Wanneer men die woningen ziet met hun twee mooie
woonkamers, keuken en slaapkamers, geloof ik dat, daarbij
vergeleken de woningen die de arbeiders nu nog bewonen,
van een buitengewoon aanzienlijken vooruitgang kan worden
gesproken.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, nu zegt de heer Knuttel, dat
wanneer van gemeentewege gebouwd wordt men veel hoogere
eischen kan stellen, waarbij men dan geheel vrij is. Nu moet
ik even opmerken, dat ik het voorstel van den heer Knuttel
heb begrepen in dien zin, dat de gemeente zou bouwen op
de wijze als de Woningwet het mogelijk maakt, namelijk
evengoed met voorschot van het Rijk. Is dat niet de bedoeling
geweest, dan had aan ons praeadvies uiteraard nog een
staartje moeten zitten, waarin even gewezen werd op de
financieele gevolgen van zuiver gemeentelijken bouw. Had hij
op het oog, dat wij eenvoudig van gemeentewege geheel en
al die dure woningen bouwen om daarmede los te zijn van
het Rijk, dan is het betrekkelijk eenvoudig om te berekenen
wat dat aan de gemeente zou kosten. De woningen waarover
de heer Knuttel heeft gesproken, aan het Kooiterrein, kosten
per stuk f 5600.Wanneer ik er voor de woningen van
den heer Knuttel f 2400.bovenop leg wegens de hoogere
eischen, die de heer Knuttel voor die huizen meent te moeten
stellen, zal dat komen op f 8000.— per woning of totaal op
een bedrag van f 8.000.000.—
Is het inderdaad de bedoeling geweest van den heer Knuttel
om daarvoor 8.000.000.— te besteden? Ik laat daar, dat het
bedrag waarschijnlijk nog hooger zal zijn, want de zeer hooge
kosten van bestrating en riooleering, zijn niet bij de genoemde
bedragen van f 5600.en f 8000.inbegrepen. Wanneer
men dat in aanmerking neemt, geloof ik toch dat men zich
wel even mag bedenken voordat men voor welk nuttig doel
ook, een dergelijk bedrag voteert. Ik zal dan nog niet eens
nagaan hoe de gemeente op het oogenblik aan een dergelijk
bedrag zou moeten komen. Naar alle waarschijnlijkheid zou
dit niet eens gelukken.
Maar ik heb uit het voorstel begrepen dat de heer Knuttel
wenscht dat gebouwd zal worden, zooals dat ook wel in
enkele gemeenten is geschied, namelijk naar het systeem van
de Woningwet, maar zoo, dat de vereenigingen zijn uitge
schakeld en dat de gemeente het rechtstreeks doet en dan
zit men wel degelijk vast aan de inzichten van de adviseurs
van het Rijk en kan men maar niet, ook niet wanneer van
gemeentewege wordt gebouwd, eischen stellen overeenkomstig
de wenschen van den heer Knuttel. Er wordt ook dan wel
degelijk van het Rijk de noodige pressie uitgeoefend, opdat
vooral in dezen tijd, nu men niet alleen in Leiden, maar
over het geheele land schreeuwt om woningen, de eischen
niet te hoog worden opgevoerd. Er wordt daar de zuinigheid
betracht, in dien zin, dat wat voor de doelmatigheid en de
hygiëne in die woningen niet strikt noodig wordt geacht niet
wordt aangebracht en dan komen de woningen die op die
wijze door de gemeente worden gebouwd ongeveer op het
zelfde neer als de panden die door de gemeente, door middel
van de woningbouwvereenigingen, worden gebouwd. Ik geloof
dus, dat in dit opzicht wat die eischen betreft, wij niet beter
af zouden zijn, wanneer wij volgden het denkbeeld van den
heer Knuttel.
Nu wil ik nog op één ding wijzen. Men heeft gezegd dat
die 1300 woningen niet alleen gebouwd moeten worden voor
de menschen, die nu bij anderen inzitten, maar ook voor
degenen, die thans nog wonen in veel te slechte huisjes.
Ik onderschrijf die meening volkomen, maar ik wil er even
op wijzen, dat er volstrekt geen 1300 woningen noodig zullen
zijn om een eind te maken aan de zoogenaamde dubbele
bewoning.
De heer van Stralen heeft de opmerking gemaakt dat
Burgemeester en Wethouders verstandig hadden gedaan om
met hun praeadvies nog te wachten totdat het resultaat van
de woningtelling bekend was.
Mijnheer de Voorzitter. Wanneer ik mij herinner dat de
heer Knuttel zich in de vorige vergadering onder protest heeft
neergelegd bij het feit, dat zijn voorstel ter fine van praead
vies naar Burgemeester en Wethouders is gezonden, is daar
mede duidelijk gemaakt, dat Burgemeester en Wethouders
geen aanleiding hebben gevonden om met hun praeadvies
zoo lang te wachten. Wanneer aan dien wensch van den
heer van Stralen was voldaan, had het praeadvies waarschijnlijk
pas in het voorjaar kunnen komen en wij meenden dat niet
te moeten doen. Maar ik heb toch wel den voorloopigen indruk
gekregen van het resultaat der woningtelling in de eerste
6 wijken, dat die 1300 woningen lang niet alle noodig zullen
zijn voor degenen die nu inwonend zijn bij anderen, maar
dat wij wel mogen zeggen, dat de voorziening aanmerkelijk
verder zal reiken. W'ij kunnen die 40 gezinnen, waarvan de
heer van Stralen sprak,'van de fabriek van Hoos desnoods
daarin ook wel onderbrengen, altijd nog daargelaten, of dat
wel op den weg van de gemeente ligt, vooral waar noch de
fabrikant hier woont, noch de fabriek hier staat.
Wij kunnen die 40 woningen er nog bij nemen. En dan
zal er nog plaats zijn voor vele gezinnen, die wonen in oude
woningen in de stad, die gedeeltelijk nog zeer goed bewoon
baar zijn, maar die er de voorkeur aan geven om nieuwe wo
ningen te betrekken. Wat zal er dan gebeuren? Precies het
zelfde als voor den oorlog. Dan zal weer in werking treden
hetzelfde opschuifsysteem, waardoor in de stad tal van wo
ningen vrij komen, omdat de bewoners prefereeren een nieuwe
woning, die beter is gelegen. Die verlaten woningen zijn min
der mooi, maar als regel ook minder hoog in huur, zij over
schrijden volstrekt niet de grens van ontoelaatbaarheid, zijn
nog zeer goede arbeiderswoningen. Wanneer de woningbouw
vereenigingen voortgaan te bouwen als de laatste jaren, ook
dan zullen er op den duur heel wat krotten worden verlaten
en zal de gemeente weer kunnen doen> wat zij in de laatste
jaren door den noodgedwongen niet heeft kunnen doen n.l.
het onbewoonbaar verklaren en opruimen van krotten.
Op deze wijze denk ik mij de ontwikkeling van deze zaak
in de toekomst.
Ik kom tenslotte ten zeerste op tegen het verwijt, dat de
heer Knuttel aan Burgemeester en Wethouders heeft gedaan,
dat zij den ernst van de zaak niet genoeg zouden inzien en
deze aangelegenheid daarom met de noodige langzaamheid
behandelen.
Het is voor zeker een lange weg, die gelegen is tusschen
het oogenblik dat het Bestuur van eerie woningbouwvereeni-
ging komt spreken met Burgemeester en Wethouders en het
oogenblik, dat de woningen gereed zijn. Het is evenwel niet
waar, dat de schuld daarvan gelegen zou zijn bij het gemeen
tebestuur. Er wordt maar al te veel over het hoofd gezien,
wat al niet noodzakelijk moet gebeuren. Er moet allerlei aan
de plannen worden veranderd en verbeterd om ze te maken