DONDERDAG 16 OCTOBER 1919.
275
met het door den heer Knuttel gevraagde aantal wordt ver
meerderd.
De heer Elkerbout. M. d. V. Ik sta eenigszins verwonderd
dat er op die wijze omtrent deze quaestie het woord wordt
gevoerd. Ik kan mij werkelijk niet indenken, waar men ziet,
dat zelfs de verschillende woningbouwvereenigingen voort
durend krachtig aan het werk zijn, men er nog op aandringt,
dat er van gemeentewege, ondanks dat, zal worden gebouwd.
Ik voor mij hecht er veel meer waarde aan, wanneer de
mogelijkheid er is, dat die vereenigingen met spoed kunnen
werken, dat zij dat doen. Want dat is juist een van de be
zwaren, die de verschillende vereenigingen ondervinden wanneer
er plannen beraamd worden. Ik noem bijv. het plan dat op
het oogenblik van Eensgezindheid in bewerking is, dat die
zoo'n langen tijd duren, voordat zij haar beslag krijgen. Een
middel daartegen is juist dat Burgemeester en Wethouders
den spoed trachten te bevorderen.
Onzerzijds zouden wij de vereenigingen willen adviseeren:
ga, zoodra uw bouwplan is goedgekeurd en aanbesteed er
oogenblikkelijk toe over een nieuw plan samen te stellen en
deze weder in te dienen.
Wanneer de heer van Stralen het heeft over verschillende
krotwoningen hier ter stede, moet ik zeggenreeds bij de
oprichting van «Eensgezindheid" was onze aandacht reeds
gevestigd op de straten achter de Haarlemmerstraat, Turf
markt en Oude Vest. Daar is eene prachtige gelegenheid,
wanneer de ontsmettingsdienst er niet tusschen in zat, om
een stuk werk te maken voor arbeiderswoningen.
Daarom meen ik dat het wenschelijk is dat Burgemeester
en Wethouders k'rachtig steun verleenen om waar het mogelijk
is grond aan de woningbouwvereenigingen aan te bieden,
zoodat men den bouw van woningen flink aan kan pakken.
Wanneer het zoo wordt aangepakt, geloof ik werkelijk dat
men in 1921 een groot aantal woningen klaar zal hebben.
De heer Oostdam. M. d. V. Toen de heer Knuttel begon
te spreken, meende ik uit den aanvang van zijn betoog op te
kunnen maken, dat hij van plan was zijn voorstel in te trekken.
Dat is een gek idee, roept men, en dat is ook gebleken,
want, hij doet het niet, hoewel wat hij vroeg toMi nog maar
een beetje was. Wat vroeg hij? Slechts duizend woningen.
Wat is nu duizend woningen? Burgemeester en Wethouders
cijferen ons voor, dat er zullen komen 1300 woningen. Wat
lag dus meer voor de hand dan dat men dat kleinere voor
stel introk? Neen, dat doet de heer Knuttel niet.
De heer Knuttel. Kunt U niet optellen?
De heer Oostdam. Ik kan lezen. Ik behoef niet op te tellen.
Wanneer Burgemeester en Wethouders becijferen dat er plus
minus 1300 woningen zullen komen, dan zie ik niet in, wat wij
moeten doen met die duizend woningen er bij, vooral waar Burge
meester en Wethouders betoogen, dat de woningbouwvereeni
gingen krachtig voortgaan in de ingeslagen richting. En dat
vind ik ook veel beter.
Ik zal nooit mijn stem geven aan het bouwen van woningen
van gemeentewege, tenzij de woningbouwvereenigingen het
niet meer deden. Ik ben zeer beducht voor het bouwen van
gemeentewege, want dan zouden aan die woningen allerlei
hooge eischen worden gesteld. Men zal er hier over spreken,
wat voor hout of steen er moet worden gebezigd, hoe diep
de kasten zouden moeten zijn, enz. Dat zou wellicht alles
van Raadswege moeten worden vastgesteld. Die woningen
zouden zeer duur worden, maar wanneer zij moeten worden
verhuurd, dan zal de huur zoo laag mogelijk moeten worden
gesteld.
De heer Knuttel. Volkomen juist.
De heer Oostdam. Wanneer dit volkomen juist is, dan is
dit voor mij te meer reden, er tegen te waarschuwen. De
gemeente zou er een strop aan hebben en ik zie niet in, hoe
de gemeente kan blijven bestaan wanneer men er op uit is,
haar allerlei stroppen te bezorgen. Nu eens dreigt het vair'
de zijde der gasfabriek, dan weer van den kant van den
woningbouw. Het voorstel is op zich zelf heel mooi maar op
deze wijze gaat de gemeente te gronde. Er zijn tal van voor
beelden in ons land, dat gemeenten de hulp van de regeering
hebben moeten inroepen om staande te kunnen blijven.
Stemmen. Zaandam, Velzen.
De heer üostdam. Ik behoef zelfs geen namen te noemen,
want zij worden mij reeds toegeroepen.
Wat het voorstel van den heer Knuttel betreft, ik hoop
niet, dat de Raad zijn goedkeuring daaraan zal geven, omdat
het bouwen van gemeentewege zeer duur is en slechts dan
zal moeten worden ondernomen, wanneer de bouwvereeni-
gingen niet meer zouden bouwen.
Nu heeft de heer Knuttel oris een toekomstbeeld voor
oogen gespiegeld van de woningdistributie. De bewoners van
grootere panden zullen dan gedwongen worden hunne huizen
te verlaten, terwijl andere hunne plaats zullen innemen. Er
mag zelfs betwijfeld worden, of de heer Wilmer, die in de
gelukkige omstandigheid verkeert een behoorlijk bovenhuis
te kunnen bewonen, van den heer Knuttel nog wel een huis
zal kunnen krijgen als er thans op het Kooiterrein worden
gebouwd. Ik hoop, dat de heer Knuttel, als 't zoover komt,
genadig over mij zal willen denken.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik heb met veel aandacht
en sympathie geluisterd naar hetgeen de heer Knuttel heeft
gezegd tot toelichting varr zijn voorstel, om n.l. van gemeen
tewege 1000 woningen te doen bouwen. Het is natuurlijk
niet zijne bedoeling geweest, dat dan de woningbouwvereeni
gingen zouden ophouden met bouwen. Hij heeft gedacht aan
het opruimen van die vreeselijke krotten in de gemeente. Ik
vind het een schande, dat men van dien treurigen toestand
een aardigheid gaat maken, zooals de heer üostdam heeft ge
daan. Ik moet daar ten zeerste tegen protesteeren. Ik wil
gaarne gelooven, dat de Heeren niet zoo slecht gehuisvest
zijn, maar wij moeten ook eens denken aan menscherr, die
het minder hebben dan wij. Het zou niet kwaad doen, wan
neer van burgerlijke zijde, daar eens wat meer aan werd ge
dacht. Men moet de huisjes maar eens binnen gaan, die ge
legen zijn tusschen de Oude Vest en de van der Werfstraat.
Van buiten zien zij er nog vrij goed uit, maar als men bin
nen komt, dan komt men onder den indruk van de noodza
kelijkheid van wat zoo schitterend door mijn vriend Knuttel
is betoogd.
Interrupties van verschillende raadsleden.
De heer Dubbeldeman. Wanneer de heer Knuttel met der
gelijke voorstellen komt, dan durf ik hem gerust mijn vriend te
noemen, en ik zou hem daarvoor wel aan mijn hart willen druk
ken. Wij moeten hier geen grapjes van maken, maar wij moeten
een zoo belangrijk voorstel als dat van den heer Knuttel ernstig
onder de oogen zien. Wanneer men van ernstige voorstellen
een grapje gaat maken, dan is dat geen manier van handelen.
De Voorzitter. U zit de Raad steeds te beschuldigen. U
maakt er op het oogenblik een grapje van.
De heer Dubbeldeman. Ik maak er geen grapje van. Dat
kunt U uit mijn toon hooren, maar er zijn heeren, die het
wel doen.
De heer van der Lip. Wie dan?
De heer Dubbeldeman. De heer Oostdam maakt er een
carricatuur van. Ik heb.willen aantoonen, dat de heer üostdam
van het voorstel van den heer Knuttel een carricatuur maakt.
Ik wil er op wijzen, dat het noodzakelijk is dat buiten de
huizen die zullen worden gebouwd door de woningbouw
vereenigingen, er minstens nog duizend huizen gebouwd zullen
moeten worden om de massa krotten, die er op het oogenblik
nog in Leiden zijn, op te ruimen en dan spreekt het vanzelf
dat de heer Knuttel, wanneer hij de huizen op het Kooiterrein
ziet, zegt: het lijkt mij alsof de gemeente die woningen heeft
gebouwd om de stakker s, die op het moment in krotten huizeD,
naar nieuwe krotten over te brengen, heeft de heer Knuttel
gelijk wanneer hij zegt: daar mag men niet stil bij blijven
staan, maar daar moet men op ingaan.
De heer Groeneveld. M. d. V. Bij het beoordeelen van
deze quaestie is het alleen de vraag dat men een einde moet
maken aan den woningnood.
Burgemeester en Wethouders zeggen, dat er in 1921 1300
huizen zullen zijn bijgebouwd. Ik moet dat nog zien. Wan
neer ik in aanmerking neem dat wij van de vereeniging
Tuinstad wijk van de eerste woning nog geen steen hebben
gezien, terwijl toch die vereeniging reeds jaren werkzaam is,
betwijfel ik het ook dat er in 1921 1300 zullen staan. Aan
den woningnood n oet zoo spoedig mogelijk een eind gemaakt
worden. Dat geelt aanleiding tot allerlei onaangename toe
standen, die zoo spoedig mogelijk uit de wereld moeten wor
den geholpen en daarom ben ik voor het voorstel van den
heer Knuttel, dat de gemeente moet helpen om in den wo
ningnood te voorzien.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik kan mij ook volkomen aan
sluiten bij degenen, die hebben betoogd, dat er in den wo
ningnood moet worden voorzien, en bij degenen, die gezegd
hebben dat de krotten moeten worden opgeruimd, en dat er
veel woningen zijn die niet voldoen aan een menschwaardig
bestaan vereischt.
Maar er is niet aangetoond dat dit niet zou kunnen ge
schieden door middel van de woningbouwvereenigingen.