DONDERDAG 16 OCTOBER 1919.
273
van dat gemeentebelang twee factoren. In de eerste plaats
moet men opletten, dat er niets onnoodig uit de gemeentekas
gaat, maar in de tweede plaats moet datgene wat de ge
meentekas moet vullen, ook zoo nauwkeurig mogelijk worden
behartigd en daarom heb ik gemeend dat ik in het financieel
belang van de gemeente mijn voorstel niet terug mocht houden.
Het gaat hier over een bagatel. Het is maar 300.maar
ik vind dat een Raadslid zich niet behoeft te geneeren, wan
neer hij ook op de kleintjes past. Daarom beveel ik de aan
neming van mijn voorstel aan. Het gaat niet over mijn zaak,
maar over de zaak van de gemeente en ik acht er alleszins
reden voor dat die laatste 250 varkens niet tegen een lager
tarief worden geslacht, maar ook deelen in eene verhooging
die billijk is en ik geloof ook niet dat wij ons bang behoeven
te maken dat de slachterij wegens deze verhooging van het
slachtloon naar een buitengemeente zal worden verplaatst.
Die vrees is ongemotiveerd.
De heer Pera. M. d. V. Omtrent deze zaak heb ik weinig
te zeggen. Met stukken bewijzen wat hier eigenlijk het voor-
deeligst voor de gemeente zal zijn, kan niemand. Het is alle
maal een quaestie van beoordeeling en gekoesterde ver
wachtingen.
De heer de Lange zegt wel, dat wanneer zijn voorstel wordt
aangenomen, de gemeente een voordeel heeft van ƒ300.
dat is iets, dat door niemand wordt tegengesproken, maar
afgaande op de wegen die de handel eenmaal volgt, de
middelen die men zoekt, en hetgeen ook bij de fabrikanten
het geval is, om zijne kosten te verminderen, is er bij de
Commissie voor het Slachthuis vrees ontstaan, dat het vooruit
zicht van een winst van ƒ300.misschien kan leiden tot
een verlies van ƒ600.of nog meer.
Het is niet onbekend dat de betrokken inrichting groote
beteekenis heeft voor het Slachthuis vanwege de verdiensten,
die zij aan het Slachthuis levert en mocht het gevolg er van
zijn, wanneer men op de voorgestelde wijze de zaak tot een
uiterste opdrijft, dat de firma zegt: welnu, dan zullen wij
eens zien of wij ons te kort op eene andere wijze kunnen
verhalen, dan kan men die vrees afkeuren en zeggen: men
moet daarvoor niet bang zijn, maar de Commissie meende
in elk geval met geen ander voorstel te moeten komen.
Waarlijk, wanneer er iets te verdienen valt dan blijft de
Commissie voor het Slachthuis niet in gebreke. Men vreest
evenwel thans, dat dit betrekkelijk kleine voordeel voor de
gemeente zal uitloopen op een groot verlies. Daarom meent
de Commissie en met haar Burgemeester en Wethouders te
moeten aandringen op de aanneming van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Wij achten het zeer gevaarlijk
om mede te gaan met het voorstel van den heer de Lange.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wensch ook een enkel
woord over deze quaestie te zeggen, omdat onder mijn
voorzitterschap deze zaak in de Commissie voor het Slacht
huis is voorbereid geworden. Ik herinner mij, dat wij ons
bij de behandeling deze vraag gesteld hebben: hoe komt het,
dat de fabrikanten van verduurzaamde levensmiddelen voor
de eerste 750 varkens een hooger tarief moeten betalen dan
voor de varkens boven dat aantal. Toen is ons gebleken, dat
aan deze regeling dit ten grondslag lag, dat men bevreesd
was voor fraude n.l. dat gewone slagers zich zouden opwerpen
als fabrikanten van verduurzaamde levensmiddelen. Wij hebben
toen gevraagd: is die vrees wel gegrond? Het bleek vart niet.
Van fraude kan geen sprake zijn, want er staat uitdrukkelijk
in de verordening, dat de Commissie in deze geheel de be
slissing heeft. Daarmede was dus eigenlijk de reden vervallen
om de fabrikanten voor de eerste 750 varkens een hooger
tarief te laten betalen dan voor de rest. In het belang der
gemeentefinanciën hebben wij toen echter het oude systeem
gehandhaafd. Wij hebben gezegdhet is altijd zoo geweest,
laten wij het nu zoo ook maar houden. De betrokken firma
is nu eenmaal aan deze regeling gewend. Maar wij hebben
er aan toegevoegd dat wij dan ook niet mogen gaan boven
het getal dat in verband met de vrees voor fraude noodig is.
De Directeur meende, dat een aantal van 500 varkens daar
voor ruim voldoende was. Wij hebben dus deze zaak zoo
billijk en voor de gemeente zoo voordeelig mogelijk geregeld.
Wij moeten ook niet vergeten dat wij deze firma de con
currentie niet onmogelijk mogen maken met andere firma's
in plaatsen, waar geen abattoir is. Groningen is, zooals in
het advies van de Commissie te lezen staat, de eenige plaats
waar worstfabrikanten gevestigd zijn en waar een slachthuis
bestaat, en daar heeft men geen hooger tarief voor de eerste
varkens, die geslacht worden. Daar heeft men van meet af
aan het lagere tarief.
Dit alles in aanmerking genomen, bestaat er geen enkele
reden om in het vastgestelde tarief verandering te brengen.
Thans nog een enkel woord over ons formeel bezwaar tegen
het voorstel. De heer de Lange is hier wel wat licht overheen
gestapt. Het voorstel is ook om dat bezwaar niet te aan
vaarden. Wanneer een verordening pas zeer kort geleden is
vastgesteld, dan gaat het niet aan, dat een van de leden, die
om welke reden dan ook die vergadering niet heeft kunnen
bijwonen, met een voorstel komt om in die verordening
wijziging te brengen. Zoo kan men wel aan den gang blijven.
Ik wijs hier op, niet omdat ik den heer de Lange onaange
naam wil zijn, maar in het belang van eene goede behande
ling van zaken. Wanneer eene verordening is aangenomen, dan
moet men niet direct weer komen met een voorstel om in
die verordening wijziging te brengen en mag daarbij zeker
nooit als argument gelden, dat men de vergadering, waarin
de verordening is vastgesteld, niet heeft bijgewoond.
De heer de Lange. M. d. V. De heer Pera heeft aange
raden mijn voorstel niet aan te nemen uit vrees, dat de firma
middelen zou beramen om de gemeente te verlaten, wanneer
zij een hooger slachtgeld zou moeten gaan betalen en de heer
van der Lip heeft betoogd, dat de billijkheid er voor pleit,
dat men mijn voorstel moet verwerpen, omdat die firma al
genoeg zou betalen. Tot mijn spijt kan ik voor het een noch
voor het ander gevoelen.
Omdat de Slachthuiscommissie een tekort vreest van
47000.meende zij dat de tarieven moesten worden ver
hoogd en wel in doorsnee met 50%. Nu is er al eene zeer
groote mate van billijkheid tegenover de genoemde firma be
tracht, want hare tarieven zijn niet verhoogd met 50 maar
met 33 °/0, maar om nu nog verder te gaan en haar slacht-
tarieven, voor 250 stuks nog te verlagen van ƒ1.80 tot ƒ1.20,
dat is eene opvatting van verhooging der tarieven die mij
wat te machtig is.
De heer van der Lip. Ik heb nooit gezegd, dat alle tarieven
verhoogd zouden worden met 50 Ik heb opgemerkt, dat
er een tekort te verwachten was en dat daarom de tarieven
noodzakelijk verhoogd moesten worden en wel in het algemeen
met de helft, maar ik heb zeker niet doen uitkomen dat elk
tarief met 50% moest worden verhoogd. Er zijn trouwens
tarieven bij, die veel minder zijn verhoogd, zooals uit het
advies der Commissie wordt aangetoond.
Ik heb zooeven aangetoond dat het niets onbillijk zou ge
weest zijn wanneer wij voor alle varkens het lagere tarief
hadden ingevoerd. Want dat er voor het onderscheid (in ver
band met de vrees voor fraude) eigenlijk geen afdoende grond
bestaat.
Maar om juist in de kas van de gemeente wat meer geld
te krijgen is besloten voor de eerste 500 varkens het hoogere
tarief te blijven heffen.
De heer de Lange. Nu acht ik het in het belang van de
gemeente om voor die 250 varkens ook dat tarief te heffen.
De Voorzitter. Ik stel voor om de beraadslaging over dit
onderwerp te sluiten, daar de quaestie genoegzaam besproken is.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van den
heer de Lange in stemming gebracht wordt verworpen met
24 tegen 5 stemmen.
Tegen stemmen: Mevr. BaartBraggaar, de heeren Oost
veen, Groeneveld, van der Zeeuw, van Hamel, van Gruting,
van Stralen, van Weeren, Pera, Bots, van der Pot, van der Lip,
Stijnman, Wilmer, de la Rie, Huurman, Bisschop, Sijtsma,
Kuivenhoven, Dubbeldeman, A. Mulder, Mevr. Dubbeldeman
Trago, Huges en Splinter.
Voor stemmen de heerenHeemskerk, Eikerbout, Oostdam,
Knuttel en de Lange.
XV. Praeadvies op het voorstel van den heer Knuttel, in
zake den bouw van gemeentewege van een 1000 tal woningen.
(Zie log. St. No. 306.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb met groote verbazing
van dit praeadvies kennis genomen, niet omdat mijne ver
wachting zoo hoog was gespannen, maar omdat ik en dege
nen met wie ik er over heb gesproken hebben verwacht, dat
Burgemeester en Wethouders zouden komen met een beperkt
voorstel en dat men daarmede de noodige langzaamheid zou
betrachten, waardoor dan tenminste uiterlijk eenig blijk zou
zijn gegeven van bereidwilligheid van de zijde van Burge
meester en Wethouders. Nu komen Burgemeester en Wet
houders evenwel met het voorstel om in het geheel niets te
doen.
Wanneer ik de gegevens door Burgemeester en Wethou
ders medegedeeld naga, dan zie ik, dat zij hun afwijzend
praeadvies gronden op de verwachting, dat er voor den zo
mer van 1921 1300 nieuwe woningen meer beschikbaar zullen
zijn. Ik geloot, dat op die cijfers wel het een en ander valt