DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1919. 257 industrie zeer worden bevorderd. Waar de gemeente Hilver sum het aan durft aan deze firma den bouw van een gas fabriek op te dragen, daar vraag ikwaarom zouden wij het dan óok niet aandurven De "heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb deze firma ook bij mij gehad en nu lijkt het mij toch vreemd, wanneer deze firma niet in staat is dit werk ten uitvoer te brengen, dat zij er dan op gesteld is een ontwerp in te dienen, dat haar veel geld zal kosten. De firma heeft mij verzekerd, dat wanneer zij het werk krijgt, zij er ook voor zal zorgen, dat het wordt uitgevoerd. Ik geloof, dat wanneer de firma zegt, dat zij het werk wel aandurft, men daarop ook wel mag vertrouwen. Ik heb de teekeningen gezien van de gasfabriek in Dresden door dezen ingenieur gebouwd. Indien hij het daar kan, waarom zou hij het dan ook hier niet kunnen? En wanneer wij dat nu vier weken uitstellen, meent dan werkelijk de heer van der Pot, dat daardoor de zaak duurder wordt? Er is toch ook kans, dat de Marken in plaats van naar boven nog naar beneden gaan, omdat de toestand in Duitschland met den dag gecom pliceerder wordt. Ik zou het dus wel aandurven om van deze firma nog eene offerte te vragen en daarom heb ik dat voorstel gedaan. De Voorzitter. Bij mij zijn ingediend de twee volgrnde moties. De eerste is onderteekend door den heer Sijtsma en de tweede door den heer Huurman. Zij luiden aldus: «Ondergeteekende stelt voor eene beslissing over het voorstel genoemd in punt 31 van de agenda te verdagen tot nadat eene offerte van de firma Emiel Schulze te Leiden is inge komen." De tweede motie luidt: «Ondergeteekende heeft de eer den Raad voor te stellen punt 31 van de agenda betreffende het verstrekken van kapitalen aan de Gasfabriek en de Electriciteitsfabriek aan te houden totdat eerst een of meer binnenlandsche firma's in de gelegenheid zijn gesteld ontwerpen en offerten aan te bieden." De tweede motie is dus van ruimer strekking dan de eerste, want de tweede motie spreekt van een of meer binnenlandsche firma's, terwijl de motie van den heer Sijtsma gewag maakt van de firma Schulze. Nu lijkt het mij het best om die twee moties te combineeren. Daartegen bestaat zeker geen bezwaar? De heer Huurman, Ik heb meer firma's in mijne motie genoemd, al geloof ik niet dat er nog meer in oris land zijn. Maar indien er nog een is, moet die mijns inziens ook in de gelegenheid gesteld worden om mede te dingen. De heer van der Pot. Ik zou willen vragen waarom de beer Huurman nog verder wil gaan dan de heer Schulze in zijn adres zelf vraagt. Hij vraagt niet om het punt aan te houden. Dat is daarvoor ook niet noodig, maar uitgesproken wordt de wensch dat vóórdat het definitieve contract wordt afgesloten, eerst de firma Schulze nog in de gelegenheid zal worden gesteld eene offerte te doen. Maar daarom kan nu het voorstel wel worden aangenomen. Anders zou men tot de uitvoering nog niet over kunnen gaan omdat er gewacht zou moeten worden op een nieuw besluit van den Raad en dat vermeerdert dus onnoodig het bezwaar, dat in uitstel is gelegen. Ik kan echter niet tot aanneming van de motie raden. Wanneer de heeren, die het tegengestelde standpunt innemen, het in deze beter willen weten dan degenen die als deskun digen in dezen hebben geadviseerd en op wier advies en kompas ik meen dat wij het beste kunnen zeilen, moeten zij dat weten. De heer Mulder heeft gevraagd of ik zekerheid kon geven, dat het ook werkelijk zou worden geleverd- Ik meen al geant woord te hebben dat die zekerheid praktisch van deze zijde niet te geven is. Dat is eene zaak waarop eventueele moei lijkheden in het buitenland van invloed kunnen zijn, maar de nadeelige gevolgen daarvan kunnen gedekt worden door middel van bankgaranties en daarvoor zal worden gezorgd. Nu heeft de heer Huurman zich beroepen op de gemeente Hilversum. Ik heb juist, omdat Hilversum genoemd werd, daarnaar laten informeeren, maar daar wordt niet geleverd door de firma Schulze. Er is door haar eene offerte gedaan, maar het werk zal niet aan die firma worden opgedragen. Ik zeg dat omdat men zich daarop ten onrechte beroepen heeft. Ten slotte blijft, over het beroep op de fabrieken in Duitsch land, welke wij niet kennen en waarbij deze ingenieur be trokken zou zijn geweest. De heer Huurman. Dat is te onderzoeken. De heer van der Pot. Met de firma Schulze heeft over deze zaak een onderhoud plaats gehad. De heer Huurman. De firma had den indruk gekregen door den Directeur te worden uitgenoodigd een opgave te doen. Daarom is er niet verder werk van gemaakt. Ook ik kan alles niet in eene openbare vergadering mededeelen. Ik acht het evenwel niet goed zoo door te drijven. De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan er niet over oor- deelen, of de firma Schulze terecht gemeend heeft eene uit- noodiging te zullen ontvangen om mede te dingen. U zegt, dat wij hadden kunnen informeeren. Dat hadden wij niet eerder kunnen doen. Het gaat hier niet om den ingenieur maar om het verdere vakkundige personeel en het is de vraag, of de firma werkelijk zulke menschen in haar dienst heeft. Het zou te betreuren zijn, als ter wille van het belang van deze fabriek dit voorstel werd aangehouden, waardoor de gemeente de kans loopt op een groot financieel verlies. Ik dring dan ook nogmaals aan op de aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Ik zal thans de motie van den heer Huur man in stemming brengen. De heer van der Pot. Wijzigt de heer Huurman zijn motie niet? Ik vestig er de aandacht op, dat ik ook dan gekant blijf tegen de motie van den heer Huurman, omdat het gevolg er van zal zijn een wellicht zeer noodlottig uitstel. De Voorzitter. Door mij is de volgende motie ontvangen, onderteekend door den heer Huurman «Ondergeteekende heeft de eer den Raad voor te stellen vóór een contract met eene buitenlandsche firma wordt afge sloten, eerst een of meerdere binnenlandsche firma's in de gelegenheid te stellen een ontwerp en offerte aan te bieden." De beraadslaging wordt daarop gesloten en de motie van den heer Huurman in stemming gebracht wordt met 20 tegen 8 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de Heeren van Gruting, Sijtsma, Dubbelde- man, Huurman, Bisschop, Heemskerk, J. P. Mulder, Kuiven- hoven, Stijnman, Groeneveld, van Weeren, van Tol, A. Mul der, Eikerbout, Oostveen, van der Zeeuw, de La Rie, Oost- dam, van Stralen en Mevrouw BaartBraggaar. Tegen stemmen de Heeren Knuttel, van Hamel, Splinter, de Lange, Pera, Bots, van der Pot en van der Lip. De motie van den heer Sijtsma wordt geacht te zijn inge trokken. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXXII. Voorstel: a. tot afstand aan de Stedelijke Gasfabriek van het perceel Oostdwarsgracht Nis 29 en 29a; b. om te verklaren dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd zullen zijn eenige straten en grachten gelegen nabij de Stedelijke Gasfabriek. (Zie Ing. St. No. 275.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XXXIII. Verordening, houdende wijziging der Verordening van 14 November 1918 (Gemeenteblad No. 43), regelende de samenstelling van de bureaux van Gemeentewerken, van den Gemeentelijken Reinigingsdienst en van het Bouw- en Woning toezicht. (Zie lng. St. No. 288.) De beraadslaging wordt geopend. De heer de Lange. M. d. V. Ik mag wel beginnen mijne verontschuldiging te maken dat ik na elven nog de aandacht van den Raad vraag, maar ik kan het niet helpen. Ik kan mij niet vereenigen met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het voorstel is mij voor de gemeentekas te duur, omdat het naar mijn meening overbodig is. Ik heb thans niet naast mij den Directeur van Gemeentewerken, maar verleden jaar wel. Het spijt mij, dat hij is overgeloopen naar den kant van Burgemeester en Wethouders, maar ik kan blijven staan op het standpunt van verleden jaar omdat de toestand sedert dien tijd niet veranderd is. Verleden jaar had de Directeur genoeg aan den heer Margadant en nu noopt het feit, dat die heer weg gaat, den Directeur om twee hoofdambtenaren te vragen. Dat is eene logica, die mij abso luut ontgaat. De Commissie van Fabricage heeft nog lang durige besprekingen over deze zaak met den heer Driessen gehad om tot eene soort transactie te geraken, om zooveel mogelijk tegemoet te komen aan de bezwaren van den Direc teur, die culmineerden in de woorden: ik weet niet of ik, nu de heer Margadant weggaat, wel weder een andere Margadant

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 27